Besluit van 17 december 2021 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de rijkswet van 17 november 2021 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap om te voorzien in een grondslag voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in gevallen waarin het Nederlanderschap van rechtswege verloren is gegaan en in verlenging van de termijn voor van rechtswege verlies (Stb. 2021, 572)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 13 december 2021, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3674563;

Gelet op artikel III van de rijkswet van 17 november 2021 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap om te voorzien in een grondslag voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in gevallen waarin het Nederlanderschap van rechtswege verloren is gegaan en in verlenging van de termijn voor van rechtswege verlies (Stb. 2021, 572);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De rijkswet van 17 november 2021 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap om te voorzien in een grondslag voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in gevallen waarin het Nederlanderschap van rechtswege verloren is gegaan en in verlenging van de termijn voor van rechtswege verlies (Stb. 2021, 572) treedt in werking met ingang van 1 april 2022.

Onze Minister van Justitie en Veiligheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 december 2021

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

De in dit besluit genoemde rijkswet van 17 november 2021 (Stb. 2021, 572) treedt in werking met ingang van 1 april 2022. Bij het vaststellen van dit tijdstip is acht geslagen op de benodigde voorbereiding van met name de Immigratie- en Naturalisatiedienst en het ministerie van Buitenlandse Zaken, die meer dan andere betrokken instanties zijn belast met de uitvoering van het nieuwe optierecht. Met dit tijdstip van inwerkingtreding wordt afgeweken van de vaste verandermomenten (zie Ar. 4.17, vijfde lid, aanhef en onder d). Deze afwijking is gerechtvaardigd, omdat de onderhavige rijkswet mede strekt tot uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:189.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

Naar boven