Besluit van 4 november 2021 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het evenwichtiger maken van de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen in het bestuur en de raad van commissarissen van grote naamloze en besloten vennootschappen. (Stb. 2021, 495)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 28 oktober 2021, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3575567;

Gelet op artikel III van de Wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het evenwichtiger maken van de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen in het bestuur en de raad van commissarissen van grote naamloze en besloten vennootschappen (Stb. 2021, 495);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

  • 1. De Wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het evenwichtiger maken van de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen in het bestuur en de raad van commissarissen van grote naamloze en besloten vennootschappen treedt in werking met ingang van 1 januari 2022, met uitzondering van artikel IIa.

  • 2. Artikel IIa treedt in werking met ingang van 1 januari 2030.

Onze Minister voor Rechtsbescherming is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 4 november 2021

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de achtste november 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

De in dit besluit genoemde Wet tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het evenwichtiger maken van de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen in het bestuur en de raad van commissarissen van grote naamloze en besloten vennootschappen treedt in werking op 1 januari 2022.

Artikel IIa van de wet treedt echter nog niet in werking. Artikel IIa regelt dat de nieuwe artikelen 142b, 166 en 276 komen te vervallen en dat in artikel 187, eerste en laatste volzin, «142b», vervalt. Deze artikelen dienen acht jaar na inwerkingtreding van de wet te vervallen, conform de in de wet opgenomen horizonbepaling. Artikel IIa treedt daarom in werking acht jaar na inwerkingtreding van de overige bepalingen, namelijk op 1 januari 2030.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven