Besluit van 15 september 2021, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 7, tweede tot en met vierde lid, van de Warmtewet

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat & Energie van 13 september 2021, nr. WJZ/21219281;

Gelet op artikel 45, eerste lid, van de Warmtewet;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel 7, tweede tot en met vierde lid, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 september 2021

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie, D. Yeşilgöz-Zegerius

Uitgegeven de achtste oktober 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Doel en aanleiding

Met dit besluit treedt artikel 7, tweede tot en met vierde lid, van de Warmtewet in werking. In de Kamerbrief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 10 februari 2020 (Kamerstukken II 2019/20, 30 196, nr. 704) is deze inwerkingtreding aangekondigd. Inwerkingtreding van het tweede tot en met het vierde lid van artikel 7 maakt het voor de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) mogelijk om overwinsten van een individuele leverancier te verdisconteren in toekomstige tarieven indien uit een onderzoek van de ACM blijkt dat het rendement van een leverancier op al zijn netten gezamenlijk hoger is dan een door de ACM vast te stellen redelijk rendement.

Aanleiding om artikel 7, tweede tot en met vierde lid, van de Warmtewet in werking te laten treden is de constatering dat behaalde gemiddelde rendementen in de warmteleveringsmarkt structureel een opwaartse trend laten zien en dat de spreiding tussen leveranciers daarin groot is (zie Rendementsmonitor warmteleveranciers 2017 en 2018). Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Warmtewet presenteert ACM tweejaarlijks een rendementsmonitor waarin de behaalde rendementen op het niveau van de markt als geheel worden weergegeven. Daarbij wordt gekeken naar het gemiddelde totale rendement dat leveranciers hebben behaald. Het gaat hier niet enkel om het rendement behaald bij levering van warmte aan verbruikers, maar om het beeld van de warmteleveringsmarkt als geheel. De ACM is op dit moment niet bevoegd te onderzoeken in hoeverre de behaalde rendementen van individuele leveranciers een vast te stellen redelijk rendement ontstijgen. Ook kan de ACM het gereguleerde tarief voor een betreffende leverancier op dit moment niet corrigeren.

Inwerkingtreding van artikel 7, tweede tot en met vierde lid, van de Warmtewet draagt ook bij aan de beleidsdoelen van het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel Wet collectieve warmtevoorziening die de huidige Warmtewet zal vervangen. Onderdeel van het wetsvoorstel Wet collectieve warmtevoorziening is een nieuwe tariefsystematiek. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd de onderliggende kosten van warmtevoorzieningen transparanter en meer kostengebaseerd te maken. Momenteel worden warmtetarieven namelijk bepaald op basis van een aardgasreferentie, waardoor het onduidelijk is hoe die tarieven zich verhouden tot de onderliggende kosten voor de leverancier. De gehanteerde uitgangspunten van de nieuwe tariefsystematiek zijn toegelicht in voornoemde Kamerbrief. Met dit besluit wordt een stap gezet richting deze nieuwe tariefsystematiek. De ACM kan bij de vormgeving van deze nieuwe bevoegdheden al zoveel als mogelijk rekening houden met de voorgenomen systematiek van tariefregulering. De inwerkingtreding van artikel 7, tweede tot en met vierde lid, is een opmaat naar een meer transparante warmtemarkt en heeft daarmee een disciplinerende werking in die zin dat een volgende stap gezet wordt richting een warmtemarkt met meer kostengebaseerde tarieven.

Rendementstoets individuele leverancier door de ACM

Door inwerkingtreding van artikel 7, tweede lid, van de Warmtewet krijgt de ACM de bevoegdheid onderzoek te doen naar de rendementen van een individuele leverancier. Inwerkingtreding van het derde lid zorgt ervoor dat de ACM ook de bevoegdheid krijgt het gereguleerde tarief voor een individuele leverancier te corrigeren indien uit de rendementstoets blijkt dat een individuele leverancier (over meerdere jaren zoals vast te stellen door de ACM) rendement behaalde dat hoger is dan het door de ACM vast te stellen redelijke rendement. Zo kan het teveel behaalde rendement worden verdisconteerd in de toekomstige tarieven die verbruikers betalen voor warmte. Deze rendementstoets zal vanzelfsprekend zorgvuldig worden toegepast omdat een hoger rendement ook het gevolg kan zijn van een efficiëntere bedrijfsvoering dan een andere leverancier in de markt. Efficiëntie wordt gestimuleerd, waarbij efficiëntiewinst ook ten goede moet komen aan de verbruikers.

Om dit onderzoek goed uit te kunnen voeren heeft de ACM voorbereidingstijd nodig. Het vierde lid schrijft voor dat de ACM een beleidsregel vaststelt over onder andere de wijze waarop de ACM rendementen zal berekenen en het redelijk rendement zal vaststellen. Vervolgens zal de ACM aangeven welke informatie zij ten behoeve daarvan van de leveranciers nodig heeft. Deze informatie zal aangeleverd worden conform de door de ACM vast te stellen regulatorische accountingsregels. Leveranciers weten hierdoor welke informatie zij op een uniforme wijze periodiek aan de ACM moeten leveren en kunnen hun interne boekhouding hierop aanpassen. De regulatorische accountingsregels geven de ACM de mogelijkheid om data uit de markt te verzamelen en te analyseren en op basis daarvan de rendementen te onderzoeken. Bij het opstellen van deze accountingsregels kan de ACM zo goed als mogelijk aansluiting zoeken bij de toekomstige tariefregulering, zoals die wordt voorgesteld in het wetsvoorstel Wet collectieve warmtevoorziening. Mede gelet op de motie Sienot – Beckerman (Kamerstukken II 2019/20, 35 300-XIII, nr. 53) zal dit van toepassing zijn op alle technieken waarmee een warmtenet gevoed wordt, waaronder ook Warmte Koude Opslag systemen.

Naar verwachting zal het na inwerkingtreding van artikel 7, tweede tot en met vierde lid, van de Warmtewet enige jaren duren voordat de ACM ten aanzien van een individuele leverancier kan besluiten het gereguleerde tarief te corrigeren. Het vergt immers tijd om voor individuele bedrijven de benodigde data te verzamelen om vast te stellen dat het rendement van een leverancier hoger is dan een door de ACM vast te stellen redelijk rendement.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie, D. Yeşilgöz-Zegerius

Naar boven