Besluit van 13 juli 2021 tot wijziging van het Besluit Wfsv om in verband met de bijzondere omstandigheden als gevolg van covid-19 tijdelijk de AWf-premie in 2021 niet te herzien bij overwerk

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 juni 2021, nr. 2021-0000086345;

Gelet op artikel 27, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 16 juni 2021, nr. W12.21.0149/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 juli 2021, nr. 2021-0000110396;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING BESLUIT WFSV

Na artikel 2.3 van het Besluit Wfsv wordt een artikel ingevoegd, luidende;

Artikel 2.3a Tijdelijke opschorting 30% herzieningssituatie

  • 1. Artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing met betrekking tot de kalenderjaren 2020 en 2021.

  • 2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2027.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 juli 2021

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Uitgegeven de tweeëntwintigste juli 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Sinds 1 januari 2020 betalen werkgevers, als gevolg van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab), een lage WW-premie voor vaste contracten en een hoge WW-premie voor flexibele contracten. In het verlengde daarvan is in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit Wfsv opgenomen dat werkgevers met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie moeten afdragen voor vaste werknemers die in een kalenderjaar meer dan 30% hebben overgewerkt. Vanwege het Coronavirus leidt deze bepaling nu tot onbedoelde en ongewenste effecten in sectoren waar veel extra overwerk nodig is, zoals de zorg. Om deze onbedoelde effecten weg te nemen, is de zogenaamde 30% herzieningssituatie voor het kalenderjaar 2020 opgeschort. Ook in 2021 zal in bepaalde sectoren nog veel overwerk nodig zijn als gevolg van Corona. Het kabinet heeft derhalve toegezegd deze regeling ook voor het kalenderjaar 2021 te zullen opschorten.1

Om deze onbedoelde en ongewenste effecten weg te nemen regelt dit besluit een tijdelijke afwijking van artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit Wfsv. Hierdoor zal met betrekking tot de kalenderjaren 2020 en 2021 op basis van de 30% herzieningssituatie de lage WW-premie niet worden herzien. Omdat een gerichte sectorale maatregel zeer bewerkelijk voor de uitvoering is en ook andere sectoren dan de zorg te maken hebben met uitval van ziek personeel en personeel dat wacht op een testuitslag, is ervoor gekozen een generieke uitzondering te maken voor de toepassing van de 30% herzieningssituatie. Een generieke oplossing geldend voor alle werkgevers, voorkomt daarnaast discussie over wie er wel of niet onder de uitzondering moet vallen.

Een generieke uitzondering voor de 30% herzieningssituaties zorgt ervoor dat er minder WW-premies afgedragen worden. De kosten van de maatregel zijn lastig in te schatten, omdat er bij invoering van de Wab geen informatie was over het aantal herzieningen. Op basis van cijfers van UWV over 2017–2018 zou het gaan om maximaal € 90 mln. per jaar.

Het besluit is door UWV en de Belastingdienst beoordeeld met een uitvoeringstoets en uitvoerbaar geacht per de data van inwerkingtreding. De uitvoeringskosten van UWV zijn nihil. Voor de Belastingdienst zijn er geen incidentele of structurele kosten door het uitstel van deze maatregel.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft naar het besluit gekeken en kan zich vinden in de beschrijving van de gevolgen voor de regeldruk. ATR heeft de adviesaanvraag ambtelijk afgehandeld omdat de gevolgen voor de regeldruk overeenkomen komen met die van het besluit over het kalenderjaar 2020.

De internetconsultatie heeft opengestaan van vrijdag 18 december tot en met vrijdag 29 januari. Er zijn geen reacties ontvangen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de tekst van het artikel te verduidelijken door in de tekst van het artikel niet langer te spreken over de toepassing van artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, «in» het kalenderjaar 2020 (en 2021), maar over de toepassing van dat onderdeel «met betrekking tot de kalenderjaren 2020 en 2021». De herziening van de premie geschiedt immers pas na afloop van de betreffende kalenderjaren, en heeft betrekking op de premie met betrekking tot die jaren. Om die reden en omdat herziening plaatsvindt binnen 5 jaar2, is tevens gekozen het artikel niet te laten vervallen met ingang van 1 januari 2022, maar per 1 januari 2027. Aangezien het oude artikel 2.3a, dat alleen betrekking had op het jaar 2020, reeds is vervallen, treedt het nieuwe artikel 2.3a voor wat betreft het kalenderjaar 2020 tevens in de plaats van het oude artikel door terug te werken tot en met 1 januari 2020.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 35 420, nr. 193.

X Noot
2

Artikel 59, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen in combinatie met artikel 28a, tweede lid sub c en d en het zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

Naar boven