Besluit van 15 juni 2021 tot wijziging van het Reïntegratiebesluit in verband met het verruimen van de maatwerkmogelijkheden voor intermediaire voorzieningen in het werkdomein

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 maart 2021, nr. 2020-0000135342;

Gelet op artikel 10g, derde lid, van de Participatiewet, artikel 35, vijfde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en artikel 2:22, vierde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies 28 april 2021, nr. No.W12.21.0104/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 juni 2021, nr.2021-0000091171;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reïntegratiebesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «in in dienstbetrekking» vervangen door «in dienstbetrekking», en wordt «een auditieve, motorische of visuele handicap» vervangen door «een auditieve, visuele of motorische handicap».

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan het UWV voor een hoger percentage toekennen indien:

    • a. de persoon met een auditieve, visuele of motorische handicap daartoe een onderbouwd verzoek doet; en

    • b. het aangevraagde aantal aanvullende uren naar het oordeel van het UWV in redelijke verhouding staat tot de verrichte werkzaamheden.

B

Artikel 7a, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het UWV voor een hoger percentage toekennen indien:

    • a. de persoon met auditieve beperking daartoe een onderbouwd verzoek doet; en

    • b. het aangevraagde aantal aanvullende uren naar het oordeel van het UWV in redelijke verhouding staat tot de verrichte werkzaamheden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2021.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 juni 2021

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Uitgegeven de negenentwintigste juni 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De omvang van de kostenvergoeding voor intermediaire voorzieningen in het werkdomein kan op grond van artikel 7, tweede lid, en artikel 7a, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit ten hoogste verleend worden tot 15% van het aantal uren dat deze persoon in een dienstbetrekking werkzaam is of deelneemt aan een re-integratietraject. Hetzelfde geldt op grond van artikel 14, tweede lid, voor het aantal gewerkte uren als zelfstandige. UWV kan op basis van het huidige artikel 7, derde lid meer uren toekennen dan het in het tweede lid vastgestelde maximum, indien toepassing van het tweede lid, gelet op het doel van de voorziening, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. UWV heeft hiervoor beleidsregels opgesteld. Ook op basis van artikel 7a, dat ziet op de tolkvoorziening in de Participatiewet, kan UWV meer uren toekennen. Daarbij is niet de voorwaarde opgenomen dat sprake moet zijn van een onbillijkheid van overwegende aard.

Doordat de mogelijkheid in artikel 7, derde lid, om af te wijken van het maximum aantal uren ziet op situaties waarin sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard, heeft UWV echter beperkt de mogelijkheid om af te wijken van de norm van 15%. UWV doet dit alleen in incidentele situaties, bijvoorbeeld in de inwerkperiode en tijdens scholing. De bepaling is vooral als noodventiel bedoeld en biedt geen handvat om in andere ongewenste situaties meer uren toe te kennen. De bepaling biedt daarom geen ruimte om in (meer) structurele situaties meer uren toe te kennen dan 15% van de arbeidstijd, bijvoorbeeld als iemand een meer communicatief beroep heeft. UWV heeft tot nu toe op dit punt eenzelfde uitvoering aan artikel 7 en 7a gegeven.

Vanwege het belang dat het kabinet hecht aan participatie, wordt met dit besluit de hulp of begeleiding in de vorm van een intermediaire voorziening als tolk, voorleeshulp of schrijfassistent aan personen met een auditieve, visuele of motorische handicap, verruimd. De verruiming bestaat erin dat UWV in meer structurelere situaties meer uren kan toekennen dan het in artikel 7, tweede lid, vastgestelde maximum.1 Hiermee wordt aangesloten bij de formulering van artikel 7a, tweede lid, van het Reïntegratiebesluit. UWV hoeft derhalve niet langer te toetsen of sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard, waardoor het vaker mogelijk is om ook in structurele(re) situaties af te wijken van het maximum van 15%. De overige voorwaarden voor toekenning van de intermediaire voorzieningen door UWV blijven gehandhaafd.

In artikel 7 is tevens opgenomen dat UWV aanvullende uren kan toekennen als dit in een redelijke verhouding tot de verrichte werkzaamheden staat. Deze aanvulling is ook opgenomen in artikel 7a, tweede lid. Door de beide artikelen ook op dit punt te uniformeren ontstaat voor beide artikelen dezelfde ruimte om meer uren toe te kennen. UWV kan daarvoor aan beide artikelen eenzelfde uitvoering blijven geven. Omdat de uitvoering die UWV tot nu toe aan artikel 7a gaf, overeenkwam met de beperktere ruimte die artikel 7 tot nu toe bood, leidt deze aanscherping van artikel 7a in de praktijk niet tot een aanscherping van het door UWV gevoerde beleid.

Voorts wordt de drieslag «auditieve, motorische en visuele handicap» in artikel 7, tweede lid, in overeenstemming gebracht met het opschrift van artikel 7 en wordt in datzelfde lid een verschrijving hersteld.

Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

UWV heeft een uitvoeringstoets uitgebracht met het oordeel uitvoerbaar vanaf moment van beoogde inwerkingtreding per 1 juli 2021.

UWV heeft opgemerkt dat in het besluit niet nader was geregeld hoe UWV dient om te gaan met de verhouding tussen de toekenning van de hoeveelheid uren en de werkzaamheden die de aanvrager verricht. In dit besluit is hieraan tegemoet gekomen door aan artikel 7 en 7a toe te voegen dat UWV de aangevraagde uren alleen kan toekennen als deze in een redelijke verhouding tot de werkzaamheden die de aanvrager verricht staan.

UWV zal de redelijkheid van de verhouding, op eenzelfde manier als bij de huidige aanvraag voor aanvullende uren in het leefdomein, toetsen aan de hand van het Protocol Voorzieningen UWV. Over de uitwerking van het beoordelingskader door UWV zal afstemming plaatsvinden met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De uitvoeringspraktijk van intermediaire voorzieningen is onderdeel van de periodieke monitor voorzieningen.

Administratieve lasten

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft. De meeste gebruikers van intermediaire voorzieningen komen uit met het gestelde maximum van 15%. Slechts een beperkte groep gebruikers doet een verzoek tot meer uren. Het wijzigingsbesluit regelt dat in meerdere gevallen een verzoek tot meer uren kan worden toegekend. Het aanvraagproces zelf verandert niet.

Internetconsultatie

Het besluit heeft van 20 januari tot 17 februari 2021 open gestaan voor internetconsultatie. De consultatie heeft zes reacties opgeleverd, te weten van gezamenlijke belangen- en beroepsvertegenwoordigingen (Dovenschap, NBTG, NSV) en vijf burgerreacties waarvan twee niet-openbaar en één anoniem.

De wijziging van het Reïntegratiebesluit ten behoeve van verruiming van de intermediaire voorzieningen wordt breed gewaardeerd als een welkome stap om te komen tot een meer inclusieve arbeidsmarkt gelet op de toenemende eisen die gesteld worden aan communicatie in de werksituatie.

Bij de internetconsulatie is aandacht gevraagd voor de uitwerking van beleidsregels UWV voor maatwerk bij de beoordeling van aanvragen. Deze uitwerking is met dit besluit belegd in het Protocol Voorzieningen UWV. De afstemming hierover met de doelgroep is onderdeel van periodiek overleg van betrokken ministeries (VWS, OCW en SZW) met vertegenwoordigers van tolken en tolkgebruikers.

In twee burgerreacties is aandacht gevraagd voor de weging van het kostenaspect bij de beoordeling door UWV. De financieringsparagraaf in de toelichting op dit besluit is in reactie hierop verduidelijkt.

Financiering

De gebruikers van intermediaire voorzieningen komen als gevolg van verruiming door dit besluit in aanmerking voor werk met hogere eisen voor communicatie. Tegelijkertijd wordt opgemerkt dat de mogelijkheden voor communicatie in de werksituatie sterk in ontwikkeling zijn. De budgettaire gevolgen van de uitbreiding van de

maatwerkmogelijkheden kent onzekerheid vanwege een moeilijk in te schatten beoogd gedragseffect bij gebruikers en werkgevers.

Toegespitst op de tolkuren, leidt dit tot het volgende beeld. Op dit moment zitten ongeveer 200 personen met een tolkvoorziening tegen de huidige maximumgrens van 15% aan. Er wordt aangenomen dat uitbreiding van de maatwerkmogelijkheden leidt tot 20% meer verbruik van tolkuren onder de bovengenoemde groep van 200 personen. Dit leidt tot structureel €0,27 miljoen euro aan extra kosten en wordt gedekt uit het re‑integratiebudget.

De verwachte gevolgen voor overige intermediaire voorzieningen zijn op basis van huidige gebruik zeer beperkt. Het geraamde budgettaire effect is nihil. UWV zal het gebruik van alle intermediaire voorzieningen en de kosten ten laste van het re‑integratiebudget periodiek monitoren. Mocht uit de tussentijdse monitoring blijken dat het gebruik hoger uitvalt dan geraamd dan wordt nader bezien of aanpassing noodzakelijk is.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstukken II 2018/19, 35 070, nr. 14.

Naar boven