Tijdelijk besluit van 4 juni 2021, houdende regels met betrekking tot een voorziening op het gebied van rechtshandhaving en justitiële samenwerking in strafzaken met het oog op een goed verloop van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister voor Rechtsbescherming van 11 maart 2021, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3249507;

Gelet op artikel X, eerste lid, van de Verzamelwet Brexit;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 april 2021, nr. W16.21.0083/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister voor Rechtsbescherming van 1 juni 2021, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3334162;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In deze regeling wordt verstaan onder:

centrale autoriteit:

centrale autoriteit, bedoeld in artikel 645 van de overeenkomst;

de overeenkomst:

de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (PbEU 2020, L 444 en PbEU 2021, L 149);

justitiële gegevens:

justitiële gegevens, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

Artikel 2 (doorgifte justitiële gegevens)

  • 1. De centrale autoriteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland wordt verzocht om doorgifte van justitiële gegevens ten behoeve van het veiligheidsonderzoek in verband met werving of vrijwillige activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen, nadat betrokkene een aanvraag heeft gedaan om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

  • 2. Op verzoek van de centrale autoriteit van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland worden justitiële gegevens doorgegeven indien die gegevens worden verzocht ten behoeve van een veiligheidsonderzoek in verband met werving of vrijwillige activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen.

Artikel 3 (werkingsduur)

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.

  • 2. Dit besluit vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 juni 2021

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de vijftiende juni 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

Dit tijdelijk besluit geeft regels met betrekking tot een voorziening op het gebied van rechtshandhaving en justitiële samenwerking in strafzaken met het oog op een goed verloop van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna: het VK) uit de Europese Unie. De voorziening betreft de doorgifte van justitiële gegevens ten behoeve van het veiligheidsonderzoek – in Nederland: het onderzoek met betrekking tot de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag – in verband met werving of vrijwillige activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen

De handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (PbEU 2020, L 444 en PbEU 2021, L 149; hierna: de overeenkomst) wordt op het gebied van rechtshandhaving en justitiële samenwerking in strafzaken geïmplementeerd door middel van een de voorgestelde Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU – VK Justitie en Veiligheid.1 Vooruitlopend op de inwerkingtreding van die uitvoeringswet geeft dit tijdelijk besluit regels met betrekking tot bovengenoemde tijdelijke voorziening.

Noodzaak van het tijdelijk besluit

De met dit tijdelijk besluit getroffen voorziening is te karakteriseren als een maatregel die noodzakelijk is om uitvoering te geven aan de overeenkomst, en heeft materieel de strekking om de doorgifte van justitiële gegevens voor bovengenoemde doel te kunnen voortzetten zoals die plaatsvond tijdens het lidmaatschap van het VK van de Europese Unie. Om onaanvaardbare gevolgen te voorkomen in het tijdvak tussen 1 januari 2021 en de inwerkingtreding van voornoemde uitvoeringswet is het noodzakelijk voor bovengenoemd onderwerp een tijdelijke voorziening te treffen. Hieronder wordt dit nader toegelicht.

Doorgifte van justitiële gegevens

Lidstaten van de Europese Unie werken samen bij het voorkomen van het risico op herhaling van zedenmisdrijven gericht tegen kinderen. De regels daarover zijn vastgelegd in Richtlijn 2011/93/EU.2 Een belangrijk onderdeel van die samenwerking is de doorgifte van justitiële gegevens overeenkomstig Kaderbesluit 2009/316/JBZ ten behoeve van het onderzoek met betrekking tot de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag in verband met werving of vrijwillige activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen.3 Op grond van sectorale wetgeving dienen personen die genoemde activiteiten wensen uit te voeren een verklaring omtrent het gedrag te overleggen aan hun werkgever. Een verklaring omtrent het gedrag wordt niet afgegeven indien bezwaren in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, een risico oplevert voor, in dit geval, het werken met kinderen. De samenwerking met andere lidstaten maakt het mogelijk om bij het onderzoek met betrekking tot de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag zo nodig ook justitiële gegevens uit andere lidstaten te betrekken. Zodoende wordt voorkomen dat een persoon die recent is veroordeeld voor een zedenmisdrijf in een andere lidstaat in Nederland kan werken met kinderen.

Conform de Nederlandse inzet in de onderhandelingen over de toekomstige relatie met het VK wordt de samenwerking tussen lidstaten en het VK voortgezet bij het voorkomen van het risico op herhaling van zedenmisdrijven tegen kinderen. Artikel 648 van de overeenkomst geeft lidstaten en het VK de ruimte om justitiële gegevens door te geven voor andere doelen dan de strafrechtspleging. Daarbij wordt, gelet op artikel 649, derde lid, van de overeenkomst, specifiek beoogd dat justitiële gegevens worden doorgegeven ten behoeve van het veiligheidsonderzoek – in Nederland: het onderzoek met betrekking tot de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag – in verband met werving of vrijwillige activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen. Dit strekt tot voorzetting van de samenwerking zoals die bestond voorafgaand aan de terugtrekking van het VK uit de Europese Unie. Om het risico op herhaling van zedenmisdrijven gericht tegen kinderen te voorkomen hechten wij er veel waarde aan dat de doorgifte van justitiële gegevens voor genoemd doel van en aan het VK zonder onderbreking wordt voortgezet.

Om uitvoering te kunnen geven aan desbetreffende bepalingen uit de overeenkomst dient nationale wetgeving te worden aangevuld. Daarvoor is het volgende van belang. Artikel 648, eerste lid, van de overeenkomst bepaalt dat een verzoek om justitiële gegevens wordt gedaan overeenkomstig het nationaal recht. Datzelfde geldt voor het beantwoorden van een verzoek om justitiële gegevens. Artikel 649, tweede lid, van de overeenkomst bepaalt namelijk dat een verzoek om justitiële gegevens voor een ander doel dan de strafrechtspleging eveneens wordt beantwoord overeenkomstig het nationaal recht. De verwijzingen in de overeenkomst naar het nationaal recht maken dat de nationale wetgever dient te voorzien in een grondslag ten behoeve van de desbetreffende verwerkingen alvorens uitvoering kan worden gegeven aan de desbetreffende bepalingen uit de overeenkomst. Artikel 2 van dit tijdelijk besluit voorziet in de vereiste verwerkingsgrondslag en maakt dat de doorgifte van justitiële gegevens voor genoemd doel van en aan het VK zonder onderbreking wordt voortgezet. Bij inwerkingtreding van de voorgestelde Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU – VK Justitie en Veiligheid vervalt deze tijdelijke verwerkingsgrondslag. Het implementatiewetsvoorstel strekt op dit onderdeel tot een aanvulling op de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens waardoor die uitvoeringswet in een verwerkingsgrondslag voor dit onderdeel zal voorzien.

Uitvoeringsgevolgen

Dit tijdelijk besluit strekt op bovengenoemd onderdeel tot een voorzetting van de situatie zoals die bestond voorafgaand aan de terugtrekking van het VK uit de Europese Unie. Slechts de rechtsgrondslag voor bovengenoemde voorzieningen verandert door deze regeling. Om die reden zijn aan dit tijdelijk besluit geen noemenswaardige uitvoeringsgevolgen verbonden.

Met de uitvoering van de voorziening over de doorgifte van justitiële gegevens is belast de Justitiële informatiedienst. Daartoe is de Justitiële informatiedienst op grond van artikel 645 aangewezen als centrale autoriteit van Nederland. De aanwijzing is geschied met een notificatie aan de Europese Commissie. Met de uitvoering van het onderzoek met betrekking tot de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag is belast de dienst Justis. Die taak voert de dienst Justis reeds uit op grond van bestaand recht. Een uitvoeringstoets wordt niet nodig geacht omdat met dit tijdelijk besluit slechts een rechtsgrondslag wordt geregeld ten behoeve van de voortzetting van bestaande werkzaamheden.

Financiële gevolgen

Aan dit tijdelijk besluit zijn geen financiële gevolgen verbonden.

Advies en consultatie

Een concept van dit tijdelijk besluit is ter consultatie voorgelegd aan de Autoriteit persoonsgegevens. De Autoriteit persoonsgegevens heeft geen opmerkingen gemaakt bij het concept.

Het concept van dit tijdelijk besluit dat ter consultatie aan de Autoriteit persoonsgegevens is voorgelegd zag tevens op een regel over doorgifte van PNR-gegevens aan de bevoegde autoriteit in het VK. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is die regel uit dit tijdelijk besluit geschrapt. In de voorgestelde Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU – VK Justitie en Veiligheid zijn daartoe wel regels opgenomen.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Dit artikel voorziet in twee verwerkingsgrondslagen. Het eerste lid voorziet in een verwerkingsgrondslag voor de Justitiële informatiedienst als centrale autoriteit van Nederland om een verzoek om de doorgifte van justitiële gegevens te doen aan de centrale autoriteit van het VK ten behoeve van het veiligheidsonderzoek in verband met werving of vrijwillige activiteiten waarbij er sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen, nadat betrokkene een aanvraag heeft gedaan om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Deze verwerking geschiedt in lijn met artikel 648, eerste lid, van de overeenkomst. Het tweede lid voorziet in een grondslag voor de Justitiële informatiedienst als centrale autoriteit van Nederland om justitiële gegevens door te geven aan de centrale autoriteit van het VK indien deze worden verzocht ten behoeve van het veiligheidsonderzoek in verband met werving of vrijwillige activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen. Deze verwerking geschiedt in lijn met artikel 649, tweede en derde lid, van de overeenkomst.

Beide artikelen zijn verplichtend geformuleerd. Gelijk aan de situatie zoals die bestond voor 1 januari 2021 en thans geldt in de samenwerking met de lidstaten heeft de Justitiële informatiedienst geen beleidsruimte. Het verwerken van justitiële gegevens door de Justitiële informatiedienst ter uitvoering van artikel 2 van dit tijdelijk besluit valt onder de reikwijdte van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Het gevolg daarvan is dat het bij en krachtens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens bepaalde integraal van toepassing is op het verwerken van justitiële gegevens op grond van dit tijdelijk besluit. Daarbij geldt dat de specifieke bepalingen in de dit tijdelijk besluit derogeren aan de algemene bepalingen in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Daarmee staat het gesloten karakter van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens niet in de weg aan de verwerkingsgrondslagen van dit tijdelijk besluit.

Artikel 3

Dit tijdelijk besluit strekt op bovengenoemd onderdeel tot een voorzetting van de situatie zoals die bestond voorafgaand aan de terugtrekking van het VK uit de Europese Unie. Wij hechten er veel waarde aan dat de samenwerking op dit onderdeel met het VK zonder onderbreking wordt voortgezet omwille van het voorkomen van het risico op herhaling van zedenmisdrijven gericht tegen kinderen en omwille van de veiligheid van ons land. Daarom treedt dit tijdelijk besluit de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst in werking en werkt zij terug tot en met 1 januari 2021. Dit besluit vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip is gelijk aan het tijdstip waarop de voorgestelde Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU – VK Justitie en Veiligheid in werking treedt.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21, 35 393, 32.

X Noot
2

Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PbEU 2011, L 335).

X Noot
3

Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 6 april 2009 betreffende de oprichting van het Europees strafregister informatiesysteem (Ecris) overeenkomstig artikel 11 van Kaderbesluit 2009/315/JBZ (PbEU 2009, L 93).

Naar boven