Besluit van 26 mei 2021, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 26 mei 2021 tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen) (Stb. 2021, 240)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 26 mei 2021, kenmerk 2362661-1009179-WJZ;

Gelet op artikel III, eerste lid, van de Wet van 26 mei 2021 tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen) (Stb. 2021, 240);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet van 26 mei 2021 tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen) (Stb. 2021, 240) treedt in werking met ingang van 1 juni 2021.

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is belast met de uitvoering van dit besluit, dat het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 mei 2021

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Uitgegeven de eenendertigste mei 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt de inwerkingtreding van de Wet van 26 mei 2021 tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen) (Stb. 2021, 240).

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 juni 2021. Omdat het hier spoedregelgeving betreft wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn (aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel b, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Naar boven