Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2021, 206 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2021, 206 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van 4 februari 2021, nr. WJZ/27291702(11731), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op artikel 29, tweede en vierde lid, van de Wet op het voorgezet onderwijs, de artikelen 7.3.4, tweede lid, 7.4.5a, tweede lid, 7.4.11, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 72, vierde lid, 117, tweede lid, onder b, van de Wet voortgezet onderwijs BES en de artikelen 7.3.3, tweede lid, 7.4.13, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 24 februari 2021, nr. W05.21.0030/I);
Gezien het nader rapport van Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 23 maart 2021, nr. WJZ/27235764(11731), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Eindexamenbesluit VO wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de alfabetische volgorde van de begripsbepalingen het volgende ingevoegd:
de examencommissie bedoeld in artikel 35d;
het examenprogramma bedoeld in artikel 7;
het examenreglement en het programma van toetsing en afsluiting gezamenlijk;
de examensecretaris bedoeld in artikel 3a;
2. In het tweede lid wordt directeur en de secretaris» vervangen door: directeur en de examensecretaris.
B
Artikel 3 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:
De directeur en de examinatoren van een school voor voortgezet onderwijs nemen onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag het eindexamen of deeleindexamen af.
1. De directeur van een school voor voortgezet onderwijs wijst een of meer van de personeelsleden van de school aan tot examensecretaris van het eindexamen. Een examensecretaris is tevens examensecretaris van de deeleindexamens.
2. De directeur en de examensecretaris van een school voor voortgezet onderwijs verrichten gezamenlijk de taken bedoeld in de artikelen 33, tweede lid, 48, eerste en derde lid, 52, zesde lid, en 59, vierde lid.
3. De examensecretaris heeft de taak om de directeur te ondersteunen bij:
a. het organiseren en afnemen van het eindexamen of het deeleindexamen bedoeld in het eerste lid;
b. de uitvoering van het examenreglement bedoeld in artikel 31, eerste lid;
c. de uitvoering van het programma van toetsing en afsluiting bedoeld in artikel 31a, eerste lid; en
d. de verstrekking van een overzicht van de onderdelen en beoordeling van de schoolexamens bedoeld in artikel 33.
4. De directeur stelt een taakomschrijving voor de examensecretaris vast waarin in ieder geval de taken bedoeld in het tweede en derde lid worden opgenomen.
5. De directeur verstrekt de taakomschrijving aan het bevoegd gezag, aan de examensecretaris en aan de examencommissie.
6. De directeur draagt er zorg voor dat het deskundig functioneren van de examensecretaris is gewaarborgd.
C
Het opschrift van Hoofdstuk III, afdeling 1, komt als volgt te luiden: Afdeling 1. De examenregeling.
D
Artikel 31 wordt vervangen door vier artikelen luidende:
1. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs respectievelijk de examencommissie vavo stelt een examenreglement vast, dat in elk geval bevat:
a. regels over de organisatie van het eindexamen en de gang van zaken tijdens het eindexamen;
b. informatie over de toepassing van de maatregelen bedoeld in artikel 5;
c. inhaal- en herkansingsmogelijkheden van het schoolexamen, waarbij in ieder geval wordt voorzien in een inhaalmogelijkheid voor de kandidaat die door ziekte of ten gevolge van een bijzondere van zijn wil onafhankelijke omstandigheid niet in staat is geweest aan een of meer toetsen van het schoolexamen deel te nemen; en
d. in het geval van een school voor voortgezet onderwijs, de samenstelling en het adres van de in artikel 5, vierde en vijfde lid, bedoelde commissie van beroep.
2. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs wijkt bij de vaststelling van het examenreglement slechts af van het voorstel, bedoeld in artikel 35e, eerste lid, onderdeel a, nadat het bevoegd gezag:
a. overleg heeft gepleegd met de examencommissie; en
b. de afwijking schriftelijk heeft gemotiveerd.
3. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs zendt de schriftelijke motivering, bedoeld in het tweede lid, zo spoedig mogelijk aan de examencommissie en de medezeggenschapsraad.
4. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs behoeft voor het vaststellen van het examenreglement de instemming van de medezeggenschapsraad van de school voor voortgezet onderwijs bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b, van de Wet medezeggenschap op scholen.
5. De examencommissie vavo behoeft voor het vaststellen van het examenreglement de instemming van de studentenraad van de instelling voor educatie en beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 8a.2.2, derde lid, onder e, van de Wet op het beroepsonderwijs.
6. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs respectievelijk de examencommissie vavo zendt jaarlijks voor 1 oktober het vastgestelde examenreglement aan de kandidaten en de inspectie.
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op deeleindexamens.
1. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs respectievelijk de examencommissie vavo stelt jaarlijks voor 1 oktober een programma van toetsing en afsluiting vast voor het desbetreffende schooljaar.
2. Het programma van toetsing en afsluiting vermeldt in ieder geval:
a. welke examenstof van het examenprogramma in het schoolexamen wordt getoetst;
b. welke door het bevoegd gezag vast te stellen examenstof in het schoolexamen wordt getoetst;
c. de inhoud van de toetsen die onderdeel uitmaken van het schoolexamen;
d. de wijze waarop en tijdvakken waarbinnen de toetsen en herkansingen van het schoolexamen plaatsvinden;
e. de regels voor de wijze waarop het cijfer voor het schoolexamen voor een kandidaat tot stand komt.
3. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs respectievelijk de examencommissie vavo draagt er zorg voor dat ten aanzien van de toetsen die deel uitmaken van het schoolexamen, in het programma van toetsing en afsluiting duidelijk en herleidbaar wordt aangegeven welke toetsen bijdragen aan de afsluiting van:
a. de verplichte examenstof van het examenprogramma die behoort bij het schoolexamen;
b. de examenstof van het examenprogramma die behoort tot de verplichte examenstof van het centraal examen, maar die ook in het schoolexamen zal worden getoetst; en
c. examenstof die is gekozen door het bevoegd gezag.
4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op deeleindexamens.
1. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs wijkt bij de vaststelling van het programma van toetsing en afsluiting als bedoeld in artikel 31a, eerste lid, slechts af van het voorstel van de examencommissie, bedoeld in artikel 35e, eerste lid, onderdeel b, nadat het bevoegd gezag:
a. overleg heeft gepleegd met de examencommissie; en
b. de afwijking schriftelijk heeft gemotiveerd.
2. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs zendt de schriftelijke motivering bedoeld in het tweede lid, zo spoedig mogelijk aan de examencommissie en de medezeggenschapsraad.
3. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs behoeft voor het vaststellen van het programma van toetsing en afsluiting de instemming van de medezeggenschapsraad van de school, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b, van de Wet medezeggenschap op scholen.
4. De examencommissie vavo behoeft voor het vaststellen van het programma van toetsing en afsluiting de instemming van de studentenraad van de instelling voor educatie en beroepsonderwijs bedoeld in artikel 8a.2.2, derde lid, onder e, van de Wet op het beroepsonderwijs.
5. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs respectievelijk de examencommissie vavo zendt jaarlijks voor 1 oktober het vastgestelde programma van toetsing en afsluiting voor het desbetreffende schooljaar aan de kandidaten en de inspectie.
6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op deeleindexamens.
1. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs respectievelijk de examencommissie vavo kan het programma van toetsing en afsluiting na 1 oktober slechts wijzigen:
a. in het geval van een bijzonder onvoorziene omstandigheid die leidt tot praktische onuitvoerbaarheid van het programma van toetsing en afsluiting; of
b. ter verbetering van een kennelijke onjuistheid of kennelijke onvolledigheid in het programma van toetsing en afsluiting.
2. De examencommissie van de school voor voortgezet onderwijs wordt vooraf in de gelegenheid gesteld om te adviseren over een wijziging als bedoeld in het eerste lid.
3. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs wijkt bij de vaststelling van een wijziging van het programma van toetsing en afsluiting slechts af van het advies van de examencommissie nadat het bevoegd gezag:
a. overleg heeft gepleegd met de examencommissie; en
b. de afwijking schriftelijk heeft gemotiveerd.
4. Het derde, vierde en vijfde lid van artikel 31b zijn van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van de wijziging van het programma van toetsing en afsluiting na 1 oktober.
5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op deeleindexamens.
E
Artikel 33 komt als volgt te luiden:
1. Voor de aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen verstrekt de directeur respectievelijk de examencommissie vavo aan de kandidaat, voor zover van toepassing, het volgende:
a. een overzicht van behaalde resultaten van alle onderdelen in het examendossier bedoeld in artikel 35c;
b. een overzicht van de cijfers die de kandidaat heeft behaald voor het schoolexamen;
c. de beoordeling voor de vakken waarvoor geen cijfer wordt vastgesteld; en
d. de beoordeling van het profielwerkstuk in het vmbo.
2. De directeur, de examensecretaris dan wel de examencommissie vavo tekenen voor verstrekking van de in het eerste lid genoemde overzichten en beoordelingen aan de kandidaat.
3. De kandidaat tekent voor ontvangst van de in het eerste lid genoemde overzichten en beoordelingen.
F
Aan Hoofdstuk III. Regeling van het eindexamen wordt een afdeling toegevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs:
a. stelt een of meer examencommissies in ten behoeve van de borging van de kwaliteit van de schoolexaminering;
b. benoemt de leden van de examencommissie; en
c. draagt zorg voor het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie.
2. De examencommissie heeft een oneven aantal leden en ten minste drie leden.
3. De volgende personen kunnen niet worden benoemd tot lid van de examencommissie:
a. leden van het bevoegd gezag;
b. de directeur van de school;
c. leden van de medezeggenschapsraad of de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van de school als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Wet medezeggenschap op scholen;
d. leerlingen van de school en hun wettelijk vertegenwoordigers.
4. Bij de benoeming van de leden van de examencommissie draagt het bevoegd gezag er zorg voor dat de examencommissie deskundig is op het gebied van:
a. de desbetreffende schoolsoort;
b. de regelgeving over examinering in het voortgezet onderwijs; en
c. de kwaliteit van examinering.
5. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, hoort het bevoegd gezag de overige leden van de examencommissie.
1. De examencommissie heeft voor de borging van de kwaliteit van de schoolexaminering de volgende taken en bevoegdheden:
a. het opstellen van een voorstel voor een examenreglement als bedoeld in artikel 31 voor het bevoegd gezag;
b. het jaarlijks opstellen van een voorstel voor een programma van toetsing en afsluiting als bedoeld in artikel 31a voor het bevoegd gezag;
c. het borgen van het afsluitend karakter en de kwaliteit van het schoolexamen;
d. het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen om te komen tot een beoordeling van het schoolexamen; en
e. overige door het bevoegd gezag aan de commissie opgedragen taken en bevoegdheden.
2. De examencommissie stelt regels vast over haar werkwijze.
3. De examencommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden.
4. De examencommissie evalueert jaarlijks de kwaliteit van de schoolexaminering en stelt een advies op aan het bevoegd gezag en de directeur over noodzakelijke en wenselijke verbeteringen.
5. De examencommissie verstrekt de regels over haar werkwijze, het verslag, de evaluatie en het advies bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid, aan het bevoegd gezag, aan de directeur en aan de examensecretaris van een school voor voortgezet onderwijs.
G
In artikel 48, eerste en derde lid, artikel 52, zesde lid, en in artikel 59, vierde lid, wordt «de directeur en de secretaris» vervangen door: de directeur en de examensecretaris.
H
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2a. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen vmbo aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs vrijgesteld van het schoolexamen rekenen, indien hij reeds eerder een schoolexamen rekenen vmbo of een schoolexamen rekenen havo heeft gemaakt. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op de kandidaat die het eindexamen havo aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs en reeds eerder een schoolexamen rekenen havo heeft gemaakt.
2. In het vijfde lid wordt «op grond van het derde lid» vervangen door «op grond van het tweede lid of lid 2a».
I
Na artikel 61 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Voor de kandidaat die het eindexamen of deeleindexamen voor 1 oktober 2021 afsluit aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, gelden de bij of krachtens het Eindexamenbesluit VO gegeven voorschriften zoals deze luidden op 31 juli 2021.
2. De kandidaat bedoeld in het eerste lid die het eindexamen vmbo aflegt is vrijgesteld van het schoolexamen rekenen, indien hij reeds eerder een schoolexamen rekenen vmbo of een schoolexamen rekenen havo heeft afgelegd. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op de kandidaat die het eindexamen havo aflegt en reeds eerder een schoolexamen rekenen havo heeft afgelegd.
3. Dit artikel vervalt op bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Het Eindexamenbesluit VO BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de alfabetische volgorde van de begripsbepalingen het volgende ingevoegd:
de examencommissie bedoeld in artikel 23a;
het examenprogramma bedoeld in artikel 6;
het examenreglement en het programma van toetsing en afsluiting gezamenlijk;
de examensecretaris bedoeld in artikel 3a;
2. In het tweede lid wordt «directeur en de secretaris» vervangen door: directeur en de examensecretaris.
B
Artikel 3 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:
De directeur en de examinatoren van een school voor voortgezet onderwijs nemen onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag het eindexamen of deeleindexamen af.
1. De directeur van een school voor voortgezet onderwijs wijst een of meer van de personeelsleden van de school aan tot examensecretaris van het eindexamen. Een examensecretaris is tevens examensecretaris van de deeleindexamens.
2. De directeur en de examensecretaris van een school voor voortgezet onderwijs verrichten gezamenlijk de taken bedoeld in de artikelen 20, tweede lid, 36, eerste en derde lid, 39, zesde lid, en 47, vijfde lid.
3. De examensecretaris heeft de taak om de directeur te ondersteunen bij:
a. het organiseren en afnemen van het eindexamen of het deeleindexamen bedoeld in het eerste lid;
b. de uitvoering van het examenreglement bedoeld in artikel 18, eerste lid;
c. de uitvoering van het programma van toetsing en afsluiting bedoeld in artikel 18a, eerste lid; en
d. de verstrekking van een overzicht van de onderdelen en beoordeling van de schoolexamens bedoeld in artikel 20 .
4. De directeur stelt een taakomschrijving voor de examensecretaris vast waarin in ieder geval de taken bedoeld in het tweede en derde lid worden opgenomen.
5. De directeur verstrekt de taakomschrijving aan het bevoegd gezag, aan de examensecretaris en aan de examencommissie.
6. De directeur draagt er zorg voor dat het deskundig functioneren van de examensecretaris is gewaarborgd.
C
Het opschrift van Hoofdstuk III, afdeling 1, komt als volgt te luiden: Afdeling 1. De examenregeling.
D
Artikel 18 wordt vervangen door vier artikelen luidende:
1. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs respectievelijk de examencommissie vavo stelt een examenreglement vast, dat in elk geval bevat:
a. regels over de organisatie van het eindexamen en de gang van zaken tijdens het eindexamen;
b. informatie over de toepassing van de maatregelen bedoeld in artikel 5;
c. inhaal- en herkansingsmogelijkheden van het schoolexamen, waarbij in ieder geval wordt voorzien in een inhaalmogelijkheid voor de kandidaat die door ziekte of ten gevolge van een bijzondere van zijn wil onafhankelijke omstandigheid niet in staat is geweest aan een of meer toetsen van het schoolexamen deel te nemen; en
d. in het geval van een school voor voortgezet onderwijs, de samenstelling en het adres van de in artikel 5, vierde en vijfde lid, bedoelde commissie van beroep.
2. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs wijkt bij de vaststelling van het examenreglement slechts af van het voorstel, bedoeld in artikel 23b, eerste lid, onderdeel a, nadat het bevoegd gezag:
a. overleg heeft gepleegd met de examencommissie; en
b. de afwijking schriftelijk heeft gemotiveerd.
3. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs zendt de schriftelijke motivering, bedoeld in het tweede lid, zo spoedig mogelijk aan de examencommissie
5. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs respectievelijk de examencommissie vavo zendt jaarlijks voor 1 oktober het vastgestelde examenreglement aan de kandidaten en de inspectie.
6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op deeleindexamens.
1. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs respectievelijk de examencommissie vavo stelt jaarlijks voor 1 oktober een programma van toetsing en afsluiting vast voor het desbetreffende schooljaar.
2. Het programma van toetsing en afsluiting vermeldt in ieder geval:
a. welke examenstof van het examenprogramma in het schoolexamen wordt getoetst;
b. welke door het bevoegd gezag vast te stellen examenstof in het schoolexamen wordt getoetst;
c. de inhoud van de toetsen die onderdeel uitmaken van het schoolexamen;
d. de wijze waarop en tijdvakken waarbinnen de toetsen en herkansingen van het schoolexamen plaatsvinden;
e. de regels voor de wijze waarop het cijfer voor het schoolexamen voor een kandidaat tot stand komt.
3. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs respectievelijk de examencommissie vavo draagt er zorg voor dat ten aanzien van de toetsen die deel uitmaken van het schoolexamen, in het programma van toetsing en afsluiting duidelijk en herleidbaar wordt aangegeven welke toetsen bijdragen aan de afsluiting van:
a. de verplichte examenstof van het examenprogramma die behoort bij het schoolexamen;
b. de examenstof van het examenprogramma die behoort tot de verplichte examenstof van het centraal examen, maar die ook in het schoolexamen zal worden getoetst; en
c. examenstof die is gekozen door het bevoegd gezag.
4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op deeleindexamens.
1. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs wijkt bij de vaststelling van het programma van toetsing en afsluiting als bedoeld in artikel 18a, eerste lid, slechts af van het voorstel van de examencommissie, bedoeld in artikel 23b , eerste lid, onderdeel b, nadat het bevoegd gezag:
a. overleg heeft gepleegd met de examencommissie; en
b. de afwijking schriftelijk heeft gemotiveerd.
2. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs zendt de schriftelijke motivering bedoeld in het tweede lid, zo spoedig mogelijk aan de examencommissie
3. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs respectievelijk de examencommissie vavo zendt jaarlijks voor 1 oktober het vastgestelde programma van toetsing en afsluiting voor het desbetreffende schooljaar aan de kandidaten en de inspectie.
4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op deeleindexamens.
1. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs respectievelijk de examencommissie vavo kan het programma van toetsing en afsluiting na 1 oktober slechts wijzigen:
a. in het geval van een bijzonder onvoorziene omstandigheid die leidt tot praktische onuitvoerbaarheid van het programma van toetsing en afsluiting; of
b. ter verbetering van een kennelijke onjuistheid of kennelijke onvolledigheid in het programma van toetsing en afsluiting.
2. De examencommissie van de school voor voortgezet onderwijst wordt vooraf in de gelegenheid gesteld om te adviseren over een wijziging als bedoeld in het eerste lid.
3. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs wijkt bij de vaststelling van een wijziging van het programma van toetsing en afsluiting slechts af van het advies van de examencommissie nadat het bevoegd gezag:
a. overleg heeft gepleegd met de examencommissie; en
b. de afwijking schriftelijk heeft gemotiveerd.
4. Artikel 18b, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van de wijziging van het programma van toetsing en afsluiting na 1 oktober.
5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op deeleindexamens.
E
Artikel 20 komt als volgt te luiden:
1. Voor de aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen verstrekt de directeur respectievelijk de examencommissie vavo aan de kandidaat, voor zover van toepassing, het volgende:
a. een overzicht van behaalde resultaten van alle onderdelen in het examendossier bedoeld in artikel 23;
b. een overzicht van de cijfers die de kandidaat heeft behaald voor het schoolexamen;
c. de beoordeling voor de vakken waarvoor geen cijfer wordt vastgesteld; en
d. de beoordeling van het profielwerkstuk in het vmbo.
2. De directeur, de examensecretaris dan wel de examencommissie vavo tekenen voor verstrekking van de in het eerste lid genoemde overzichten en beoordelingen aan de kandidaat.
3. De kandidaat tekent voor ontvangst van de in het eerste lid genoemde overzichten en beoordelingen.
F
Aan Hoofdstuk III. Regeling van het eindexamen wordt een afdeling toegevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs:
a. stelt een of meer examencommissies in ten behoeve van de borging van de kwaliteit van de schoolexaminering;
b. benoemt de leden van de examencommissie; en
c. draagt zorg voor het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie.
2. De examencommissie heeft een oneven aantal leden en ten minste drie leden.
3. De volgende personen kunnen niet worden benoemd tot lid van de examencommissie:
a. leden van het bevoegd gezag;
b. de directeur van de school;
c. leden van de medezeggenschapsraad of de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van de school als bedoeld in artikel 57 WVO BES;
d. leerlingen van de school en hun wettelijk vertegenwoordigers.
4. Bij de benoeming van de leden van de examencommissie draagt het bevoegd gezag er zorg voor dat de examencommissie deskundig is op het gebied van:
a. de desbetreffende schoolsoort;
b. de regelgeving over examinering in het voortgezet onderwijs; en
c. de kwaliteit van examinering.
5. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, hoort het bevoegd gezag de overige leden van de examencommissie .
1. De examencommissie heeft voor de borging van de kwaliteit van de schoolexaminering de volgende taken en bevoegdheden:
a. het opstellen van een voorstel voor een examenreglement als bedoeld in artikel 31 voor het bevoegd gezag;
b. het jaarlijks opstellen van een voorstel voor een programma van toetsing en afsluiting als bedoeld in artikel 18a voor het bevoegd gezag;
c. het borgen van het afsluitend karakter en de kwaliteit van het schoolexamen;
d. het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen om te komen tot een beoordeling van het schoolexamen; en
e. overige door het bevoegd gezag aan de commissie opgedragen taken en bevoegdheden.
2. De examencommissie stelt regels vast over haar werkwijze.
3. De examencommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden.
4. De examencommissie evalueert jaarlijks de kwaliteit van de schoolexaminering en stelt een advies op aan het bevoegd gezag en de directeur over noodzakelijke en wenselijke verbeteringen.
5. De examencommissie verstrekt de regels over haar werkwijze, het verslag, de evaluatie en het advies bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid, aan het bevoegd gezag, aan de directeur en aan de examensecretaris van een school voor voortgezet onderwijs.
G
In artikel 36, eerste en derde lid, artikel 39, zesde lid, en in artikel 47, vijfde lid, wordt «de directeur en de secretaris» vervangen door: de directeur en de examensecretaris.
H
In Hoofdstuk VII wordt voor artikel 48 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Voor de kandidaat die het eindexamen of deeleindexamen voor 1 oktober 2021 afsluit aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, gelden de bij of krachtens het Eindexamenbesluit VO BES gegeven voorschriften zoals deze luidden op 31 juli 2021.
2. Dit artikel vervalt op bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Indien artikel 70 van het Besluit register onderwijsdeelnemers eerder in werking treedt dan artikel II, onderdeel H, van dit besluit, komt artikel II, onderdeel H, als volgt te luiden:
H
In de artikelen 36, eerste en derde lid, 39, zesde lid, en in artikel 47, vierde lid, wordt «de directeur en de secretaris» vervangen door: de directeur en de examensecretaris.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2021. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 augustus 2021, treedt het in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 25 maart 2021
Willem-Alexander
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Uitgegeven de achtentwintigste april 2021
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Dit besluit ziet op de invoering van een viertal maatregelen ter versterking van de schoolexaminering op scholen in het voortgezet onderwijs (vo), namelijk:
a. het verduidelijken van de taken van de examensecretaris en het versterken van zijn positie,
b. het aanvullen van de procedure van totstandkoming en van het examenreglement en het aanscherpen en aanvullen van de procedure van totstandkoming en van de vereisten van de inhoud van het programma van toetsing en afsluiting (pta),
c. het aanscherpen van de eisen rondom het uitreiken van de schoolexamenresultaten door de school aan leerlingen ter afsluiting van het schoolexamen, en
d. het verplichten van een examencommissie voor vo-scholen voor de borging van de kwaliteit van de schoolexaminering.
Deze maatregelen worden gerealiseerd in het Eindexamenbesluit VO (hierna ook: EBVO) en het Eindexamenbesluit VO BES (hierna ook: EBVO BES). De maatregelen in het EBVO zien op vo-scholen, het volwassenenonderwijs (vavo), op scholen voor voortgezet speciaal onderwijs met een examenlicentie en op onbekostigde instellingen met een examenlicentie. De maatregelen in het EBVO BES zien op de vo-scholen in Caribisch Nederland.1
In het vavo zijn overigens slechts de voorgestelde maatregelen (b) en (c) van toepassing. Omdat in het vavo er al sprake is van een examencommissie, en de examenorganisatie anders is ingericht dan in het reguliere vo zijn de maatregelen (a) en (d) niet van toepassing in het vavo.
Waar in het hiernavolgende wordt gesproken over een vo-school wordt ook gedoeld op een vso-school met een examenlicentie of een onbekostigde instelling met een examenlicentie.
Naar aanleiding van de situatie rondom het VMBO Maastricht, het Calvijn college en diverse onderzoeken heeft de Minister van Basis- en Voortgezet en Onderwijs en Media bovengenoemde maatregelen aangekondigd voor de versterking van de schoolexaminering.2
In juni 2018 kwamen grote onregelmatigheden in schoolexamens van VMBO Maastricht aan het licht met verstrekkende gevolgen voor de eindexamenkandidaten. Het pta van de school zelf werd niet door de school nageleefd en bij alle 353 leerlingen zaten er tekortkomingen in de schoolexamens. Daardoor was niet voldaan aan het vereiste dat het schoolexamen voorafgaand aan het centraal examen moet zijn afgerond. Omdat er daarnaast zoveel tekortkomingen in het schoolexamen waren, rezen er ernstige twijfels over de waarde van het diploma. Op basis van artikel 60 van het Eindexamenbesluit VO heeft de Minister voor Basis- en Voortgezet en Onderwijs en Media besloten dat de cijfers van het centraal examen tot 1 januari 2019 bleven gelden, zodat de leerlingen van het VMBO Maastricht alsnog hun schoolexamen konden afronden.
Een vergelijkbare casus als VMBO Maastricht deed zich in de examenperiode 2019 voor bij het Calvijn College in Amsterdam. Op 13 juni 2019 heeft de Inspectie voor het Onderwijs onvolkomenheden geconstateerd in de afronding van het pta en in de registratie daarvan bij het Calvijn College. Hierdoor kon er geen uitslag van het schoolexamen, en daarmee het eindexamen, bepaald worden. Na een melding hierover van de school stelde de Inspectie van het Onderwijs direct een onderzoek in naar de oorzaak van deze onvolledigheid. Uit een eerste analyse bleek dat er sprake was van meerdere tekortkomingen in de administratie. Dat gaf aanleiding voor nader onderzoek naar de schoolexamens. Daaruit bleek dat er voor het schoolexamen wettelijk verplichte onderdelen niet waren afgesloten en dat er herstel hiervan nodig was. Om te bezien of het civiel effect van de diploma’s geborgd is, omvatte het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs ook een steekproef naar uitvoering van de correctie van de centraal examens.
Om te realiseren dat de leerlingen alsnog in de gelegenheid werden gesteld om hun schoolexamens opnieuw af te leggen, heeft Minister voor Basis- en Voortgezet en Onderwijs en Media wederom gebruik gemaakt van de hardheidsclausule van artikel 60 van het Eindexamenbesluit VO.
De Inspectie van het onderwijs constateert in haar rapport over het schoolexamen op het Calvijn College dat de school op een aantal punten in strijd heeft gehandeld met de wettelijke voorschriften. Naast een onvolledig pta was ook het examenreglement niet met instemming van de medezeggenschapsraad vastgesteld en werd bij onregelmatigheden niet de procedure van artikel 5 van het Eindexamenbesluit VO gevolgd.
De in de inleiding genoemde maatregelen, die overigens tevens door Minister voor Basis- en Voortgezet en Onderwijs en Media zijn toegezegd in een tweetal Kamerbrieven, sluiten aan bij aanbevelingen uit de onderzoeken naar de kwaliteit van (school)examinering die onder andere naar aanleiding van de situatie rondom het VMBO Maastricht en het Calvijn College Amsterdam hebben plaatsgevonden.3
Zoals daar zijn het onderzoek Ten Dam4, het rapport van de Inspectie van het onderwijs (hierna: inspectie), het onderzoek van LAKS5 naar aanleiding van de examenproblematiek bij het Calvijn College Amsterdam en het themaonderzoek van de inspectie naar de kwaliteit van toetsing en afsluiting in het voortgezet onderwijs.6 Deze onderzoeken laten zien dat de kwaliteitsborging van met name de schoolexaminering breed in het vo om meer aandacht vraagt.
De commissie Ten Dam formuleert in de samenvatting van haar rapport bijvoorbeeld:
«Wel constateert ze [de commissie] kwetsbaarheden in de kwaliteitsborging (waarvoor docenten, examensecretarissen, directeuren, bestuurders en inspectie gezamenlijk zorg dragen). In het huidige systeem is de deugdelijkheid van de schoolexamens onvoldoende gegarandeerd.»7
Een van de adviezen van de commissie Ten Dam is om een examencommissie in te voeren. In haar rapport zegt de commissie daarover het volgende:
«Onderzoek naar het functioneren van examencommissies in het mbo en het hbo maakt duidelijk dat, bezien over een aantal jaren, deze commissies belangrijk kunnen zijn voor een betere kwaliteitsborging van examens. Daarvoor moet wel aan een aantal randvoorwaarden zijn voldaan. Niet alleen ervaringen in het mbo en het hbo, maar ook in het wetenschappelijk onderwijs leren dat het gaat om: goede positionering, onafhankelijkheid, voldoende deskundigheid en voldoende tijd, middelen en ondersteuning. De commissie «Kwaliteit Schoolexaminering» adviseert ook voor het voortgezet onderwijs examencommissies in te stellen en ze een wettelijke basis te geven. Ze adviseert daarom om, in navolging van het mbo en het hoger onderwijs, de kwaliteitsborging van de schoolexamens formeel in handen te leggen van een examencommissie. De commissie vindt dat een omschrijving van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de examencommissie moet worden opgenomen in het Eindexamenbesluit VO. De examencommissie zorgt niet zelf voor de examens en toetsen, maar is verantwoordelijk voor het waarborgen van de kwaliteit van de schoolexaminering.»8
In het voorwoord van het rapport van de Inspectie van het Onderwijs met betrekking tot schoolexaminering in het voortgezet onderwijs van december 2019 meldt de inspectie het volgende:
«Onze bevindingen zijn samen te vatten in drie hoofdlijnen. Ten eerste: de gebeurtenissen van de zomer van 2018 hebben het onderwijsveld onmiskenbaar wakker geschud. De schoolexaminering staat inmiddels hoog op de agenda van besturen en scholen, de inspectie en de politiek. We zien overal veel inspanningen om de kwaliteit van de schoolexaminering te verbeteren. Daarvan zijn inmiddels resultaten zichtbaar. ..... Ten tweede moeten we in dit onderzoek constateren dat bij veel besturen en scholen er aanleiding is voor verbetering....... Tot slot stellen we vast dat structurele verbetering nodig is en blijft. Niet alleen om de kwaliteit van de schoolexaminering duurzaam te verhogen. Besturen en scholen moeten die kwaliteit ook structureel goed bewaken, hetgeen verder gaat dan besturen die vertrouwen op de scholen en schoolleiders die vertrouwen op de vaksecties.»9
Enkele aanbevelingen naar aanleiding van haar onderzoek geeft de inspectie in de samenvatting als volgt weer:
«Op grond van onze conclusies doen we hiervoor vier aanbevelingen. Ten eerste moet er binnen scholen sprake zijn van een scheiding van taken en verantwoordelijkheden, zodat deze niet langer meer eerst en vooral bij de vaksecties liggen. ........Ten tweede is het nodig dat de kwaliteitsbewaking niet alleen gaat over de organisatie en gang van zaken, maar ook over de inhoudelijke kwaliteit van de schoolexamens. Daarnaast bevelen we aan dat scholen het afsluitend karakter van het schoolexamen beter bewaken. Dit vraagt van scholen dat zij hun ruimte voor de eigen invulling van het schoolexamen beter benutten, .......»10
«Het eindexamen, en het daarbij horende diploma, vervult een belangrijke rol in het Nederlandse onderwijsstelsel. In tegenstelling tot veel andere landen kan een Nederlandse leerling met een diploma drempelloos doorstromen naar het vervolgonderwijs, en kan ook de maatschappij, de arbeidsmarkt, en de overheid vertrouwen op het niveau wat bij het diploma hoort. Daarnaast speelt het eindexamen een belangrijke rol als ijkpunt binnen het voortgezet onderwijs. Het draagt bij aan de borging en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs, als het door scholen en overheid bewust en gebalanceerd wordt ingezet.»11
Dit stond in de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet en Onderwijs en Media die op 18 april 2019 aan de Tweede Kamer is gestuurd. En een paar maanden later schreef de minister het volgende in een brief aan de Tweede Kamer:
«Het belang van een goede organisatie van het eindexamen, en in het bijzonder het schoolexamen, is nu een aantal keer pijnlijk duidelijk geworden, onder meer in de casussen VMBO Maastricht en Calvijn College. Beide voorvallen onderstreepten dat de organisatie van het eindexamen geen vrijblijvende opgave is, maar een noodzakelijke randvoorwaarde voor een examenperiode die rustig verloopt en die na succesvolle afronding een waardevol diploma oplevert. Alle examenkandidaten moeten met een gerust gevoel aan het centraal examen kunnen beginnen, wetende dat alle onderdelen van het schoolexamen conform het programma van toetsing en afsluiting (pta) zijn afgerond. Ik neem maatregelen omdat ik het belangrijk vind om het civiel effect van het diploma te waarborgen.»12
Het schoolexamen vormt samen met het centraal examen de basis voor het vo diploma. Wanneer de kwaliteit van de schoolexaminering in het geding is heeft dit direct effect op de waarde van het diploma als geheel.
Dit besluit heeft tot doel om de kwaliteit van de schoolexaminering te versterken en om de waarde van het diploma in het geheel te waarborgen.
Ten eerste door de verdeling van taken en bevoegdheden van de diverse betrokkenen bij de schoolexaminering te verhelderen door het invoeren van een examencommissie voor vo-scholen en door de taken van de examensecretaris te verduidelijken en zijn positie te versterken. Voor alle betrokkenen bij het schoolexamen moet duidelijk zijn wie welke rol en verantwoordelijkheid heeft.
Ten tweede door de artikelen over de inhoud, de totstandkoming en de wijziging van het examenreglement en het programma van toetsing en afsluiting (pta) te verduidelijken en aan te scherpen. Het moet voor het bevoegd gezag, scholen en de examencommissie vavo duidelijk zijn wat er in het examenreglement en het pta moet worden opgenomen en hoe deze stukken moeten worden vastgesteld dan wel kunnen worden gewijzigd.
Of het examenreglement en het pta voldoen aan de wettelijke vereisten, is voor veel ouders en leerlingen lastig te bepalen. Dit is natuurlijk in eerste instantie een taak van de directeur, de examencommissie en de eindexamensecretaris. Daarnaast heeft de MR instemmingsrecht en houdt de inspectie toezicht.
Met dit besluit moet het voor leerlingen eenvoudiger worden om na te gaan zijn of het examenreglement en het pta voldoen aan de wettelijke vereisten en of de school zich aan de voorgeschreven eisen en procedures houdt. Zo kunnen zij tijdig onverhoopte onvolkomenheden signaleren en kan daarop worden geacteerd door de school. Hiertoe zijn de regels ten aanzien van het verstrekken van de beoordeling van het schoolexamen aan de leerling ter afsluiting van het schoolexamen verscherpt.
Deze maatregelen zijn er op gericht schade aan de diplomawaarde te voorkomen, leerlingen te laten weten waar zij aan toe zijn (rechtszekerheid) en – doordat de kwaliteit van het schoolexamenproces per school door de nieuwe maatregelen minder zal verschillen – de kansengelijkheid van leerlingen te versterken.
Uit voorgaande blijkt dat de kwaliteit van de (school)examinering in het vo onvoldoende op orde is, doordat de verdeling van taken en bevoegdheden van de diverse betrokkenen bij de (school)examinering onvoldoende duidelijk is.
Ook bestaat er onduidelijkheid over de vereiste inhoud, wijze van totstandkoming en mogelijkheid tot wijziging van het examenreglement en het pta. Zo constateerde de inspectie in haar themaonderzoek naar toetsing en examinering bijvoorbeeld dat in sommige pta’s niet alle voor het schoolexamen verplichte examenonderdelen waren opgenomen.13
Onvoldoende kwaliteit van de schoolexaminering doet afbreuk aan de waarde van het diploma. Leerlingen, het vervolgonderwijs, de maatschappij, de overheid moeten ervan uit kunnen gaan dat ook het schoolexamen en de afname daarvan van voldoende kwaliteit is. Daarnaast leren ervaringen uit de praktijk en onderzoeken dat een onzorgvuldig examenproces onzekerheid bij leerlingen veroorzaakt. Tot slot neemt, doordat de invulling van de (kwaliteit van) het examenproces sterk verschilt per school, de kansengelijkheid van leerlingen af, omdat hierdoor een ongelijke uitgangspositie voor leerlingen ontstaat.
Op 17 oktober 2019 ontving de Tweede Kamer een brief van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, waarin onder meer het volgende stond:
«In de Kamerbrief «Visie toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs» die ik u op 18 april 2019 toestuurde gaf ik aan dat ik de aanscherping van de wettelijke kaders ter versterking van de kwaliteitsborging van de schoolexamenorganisatie zou onderzoeken. Zoals ik hiervoor aangaf, is gebleken dat er voor veel scholen op dit gebied nog het nodige te verbeteren valt, maar ook dat de verschillen tussen scholen op het gebied van de examenorganisatie groot kunnen zijn. In het belang van gelijke kansen voor leerlingen wil ik deze verschillen verkleinen en de ontwikkeling van examenorganisaties stimuleren. Daarom heb ik besloten de verbeterpunten die in de afgelopen tijd naar voren zijn gekomen te verankeren in wet- en regelgeving. Daarmee worden het deugdelijkheidseisen waarop de inspectie kan toezien, en desgewenst kan handhaven. Met het aanscherpen en verduidelijken van deze wettelijke kaders verstevig ik de randvoorwaarden voor een degelijke (school)examenorganisatie op alle scholen en onderschrijf ik de beweging die in het afgelopen jaar is ingezet met de actielijnen van de VO-raad.»14
De scholen in de vo-sector zijn in samenwerking met de VO-raad reeds aan de slag gegaan om de situatie te verbeteren. Hiervoor heeft de VO-raad diverse checklists en handreikingen ontwikkeld en negen actielijnen geformuleerd.15 Een van deze actielijnen betreft het inrichten van een examencommissie met als belangrijkste opdracht het borgen van de kwaliteit van examinering.
Deze aanpassingen van het EBVO en het EBVO BES zijn bedoeld om deze verbeterslag te ondersteunen en te versterken.
Dit besluit behelst een aantal inhoudelijke wijzigingen van het EBVO en het EBVO BES. Deze worden nader toegelicht in de volgende paragrafen.
De artikelen in het Eindexamenbesluit VO BES zijn overeenkomstig de artikelen in het Eindexamenbesluit VO gewijzigd. De toelichting geldt dan ook voor het Eindexamenbesluit VO BES. Alleen ten aanzien van de medezeggenschapsraad is een en ander anders geregeld. Hiervoor wordt verwezen naar het artikelsgewijs deel van de toelichting.
Alhoewel de examensecretaris in de praktijk cruciale taken verricht in de schoolexaminering, zijn deze taken zeer miniem verwoord in het huidige Eindexamenbesluit VO. Momenteel wordt in artikel 3 slechts benoemd dat de directeur van een vo-school één van de personeelsleden van de school aanwijst tot secretaris van het eindexamen. In de artikelen 48, 52 en 59 zijn dan nog een aantal taken van de examensecretaris geregeld. Dit betreft de volgende taken:
• Het gezamenlijk met de directeur vaststellen van de uitslag van een eindexamen (artikel 48).
• Het gezamenlijk met de directeur tekenen van de diploma’s en de cijferlijsten (artikel 52).
• Het gezamenlijk met de directeur op verzoek van de kandidaat vaststellen van de uitslag van het eindexamen aan het einde van het eerste schooljaar van een gespreid centraal examen of een gespreid schoolexamen (artikel 59).
Naast de in het Eindexamenbesluit VO beschreven taken, verricht de examensecretaris in de praktijk echter meer taken. Op veel scholen regelt de examensecretaris dat het examenreglement en het pta correct worden uitgevoerd. Daarnaast onderhoudt de examensecretaris bijvoorbeeld de contacten met het College voor Toetsen en Examens en verzorgt hij de verzending van de centrale examens voor de tweede correctie.
Kortom, de examensecretaris is – zoals het Platform examensecretarissen in zijn Meerjarenbeleidsplan PLEXS februari 2020-juli 2024 schrijft – een belangrijke spil in de organisatie van het examen:
«Hij [de eindexamensecretaris] is essentieel voor het bevorderen en borgen van de kwaliteit van het examenproces en draagt zo bij aan het optimaal functioneren van de school. Hij moet daarom goed toegerust zijn om deze rol te kunnen vervullen. Hiervoor is nodig dat schooldirecties examensecretarissen in staat stellen hun taken goed uit te voeren bijvoorbeeld door een stevige positionering en een goede facilitering. Daarnaast moet hen – door deze directies – ook mogelijkheden worden aangeboden om bekwaamheid en expertise te vergroten.»
Het is belangrijk de taken van de examensecretaris in het Eindexamenbesluit VO te verduidelijken en zijn positie versterken, zodat de taken van de examensecretaris helder zijn ten opzichte van de directeur, van de in artikel 35d nieuw voorgestelde examencommissie en ten opzichte van de kandidaten. Er is dan ook voor gekozen de examensecretaris met dit besluit een eigen artikel te geven, zodat duidelijk is dat hier sprake is van een belangrijke actor in het eindexamenproces.
In dit besluit wordt naast de taken die al opgenomen waren in het Eindexamenbesluit VO ook de klassieke ondersteunende taken geëxpliciteerd die de examensecretaris heeft ten opzichte van de directeur. Het artikel bepaalt daartoe dat de eindexamensecretaris de directeur ondersteunt bij het organiseren en afnemen van het eindexamen en bij de correcte uitvoering van het examenreglement en het pta. Voor de taken die specifiek zijn toebedeeld aan de examensecretaris en de directeur draagt de examensecretaris een eigen verantwoordelijkheid. Dat betreft dus de uitslagbepaling en het tekenen van de diploma’s en de cijferlijsten en de nieuwe taak die is toegevoegd; de directeur en de examensecretaris verstrekken gezamenlijk een overzicht van onderdelen en de beoordeling van het schoolexamen aan de examenkandidaat. De overige taken die worden toebedeeld aan de examensecretaris voert deze uit ter ondersteuning van de directeur.
Daarnaast wordt bepaald dat de directeur een duidelijk taakomschrijving voor de examensecretaris moet vaststellen die past bij de wijze waarop de taken van de examensecretaris op die school worden ingevuld. Om te borgen dat de examensecretaris zijn taken naar behoeven kan uitoefenen dient de directeur het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examensecretaris te faciliteren. Dat wil zeggen dat de examensecretaris in ieder geval voldoende kan (bij)scholen zodat hij over de benodigde deskundigheid beschikt, en de passende bevoegdheden en faciliteiten heeft om zijn taken goed uit te voeren.
Ook wordt met dit besluit expliciet de bestaande praktijk van meer dan één examensecretaris gecodificeerd.
Afhankelijk van de taken die de examensecretaris op de school heeft, kan hij ook deel uitmaken van de examencommissie. Door de grote verscheidenheid in de manier waarop de taken van de examensecretaris en ook de ruimte die de school heeft om de examencommissie passend bij de school in te richten, is het aan het bevoegd gezag (eventueel in overleg met de directeur, examencommissie en de examensecretaris en andere relevante actoren) om al dan niet te bepalen of de examensecretaris deel uitmaakt van de examencommissie.
In de huidige wet- en regelgeving neemt in het vavo de examencommissie de taken van de examensecretaris en de directeur op zich, en zijn deze taken niet geëxpliciteerd. Het verduidelijken van de taken van de examensecretaris en van zijn positie is daarom niet van toepassing in het vavo.
In het Eindexamenbesluit VO wordt bepaald dat het examenreglement regels bevat met betrekking tot de organisatie van het eindexamen en de gang van zaken tijdens het eindexamen. Dit is als volgt geformuleerd in artikel 31, eerste lid, van het EBVO
«Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs, respectievelijk de examencommissie vavo, stelt een examenreglement vast. Het examenreglement bevat in elk geval informatie over de maatregelen, bedoeld in artikel 5, en de toepassing daarvan, alsmede regels met betrekking tot de organisatie van het eindexamen en de gang van zaken tijdens het eindexamen, de herkansingsmogelijkheden van het schoolexamen, en wat scholen voor voortgezet onderwijs betreft, de samenstelling en het adres van de in artikel 5 bedoelde commissie van beroep. Ten aanzien van de herkansing wordt in elk geval bepaald, in welke gevallen een herkansing mogelijk is. Ook kan worden bepaald dat tot die gevallen kunnen behoren gevallen dat de kandidaat door ziekte of ten gevolge van een bijzondere van zijn wil onafhankelijke omstandigheid, niet in staat is geweest, aan de desbetreffende toets deel te nemen.»
Voor kandidaten moet eenvoudiger na te gaan zijn of het examenreglement voldoet aan de wettelijke vereisten en of de school zich aan de voorgeschreven eisen en procedures houdt, zodat zij tijdig onvolkomenheden kunnen signaleren en daarop kan worden geacteerd door de school. Of het examenreglement voldoet aan de wettelijke vereisten, is voor veel kandidaten nu lastig te bepalen. Deze wijziging strekt ertoe dit te vereenvoudigen.
Met dit besluit wordt – evenals in het huidige artikel 31 van het Eindexamenbesluit VO – geregeld dat het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs en de examencommissie vavo een examenreglement moeten vaststellen. Dat reglement kan voor een aantal examenjaren gelden.
De onderwerpen die volgens dit besluit in het examenreglement moeten worden opgenomen zijn vrijwel identiek aan de vereisten in het huidige Eindexamenbesluit VO. Zij zijn alleen eenvoudiger opgeschreven.
Ten eerste dienen regels over de organisatie van het eindexamen en de gang van zaken tijdens het eindexamen in het examenreglement te worden opgenomen. Ten aanzien van regels over de organisatie van het eindexamen en de gang van zaken tijdens het eindexamen wordt bedoeld alle zowel procedurele als organisatorische regelingen die het bevoegd gezag moet treffen ter uitvoering van het eindexamen. Behalve de voorgeschreven regels kunnen ook andere regels worden voorgeschreven in het examenreglement. Denk hierbij bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, aan regels over:
• De instelling van een commissie van beroep;
• Toegestane hulpmiddelen en faciliteiten;
• De inzage en bewaartermijn van gemaakte werk en/of examendossier;
• Generieke inhaal- en herkansingsmogelijkheden;
• Zaken die te maken hebben met de afname van een (school)examenonderdeel – zoals te laat komen, toezicht op de afname e.d.;
• Zaken die te maken hebben met de beoordeling van het schoolexamen, of schoolexamenonderdelen, inclusief wanneer de beoordeling uiterlijk bekend wordt gemaakt aan de kandidaat; en,
• De mogelijkheid van een leerling om aanspraak te doen op een vrijstelling met betrekking tot het examen.
Ten tweede dient informatie over de toepassing van de maatregelen bedoeld in artikel 5 (over onregelmatigheden) in het examenreglement te worden opgenomen. In het examenreglement neemt het bevoegd gezag verder op wat zij verstaat onder enige onregelmatigheid. Het is niet mogelijk om andere maatregelen in het examenreglement op te nemen en toe te passen dan de maatregelen die genoemd staan in artikel 5.
Ten derde dienen de inhaal- en herkansingsmogelijkheden van het schoolexamen te worden opgenomen. Hierin wordt aangegeven dat er een verschil is tussen herkansen en inhalen. Er moet hierbij voortaan in ieder geval worden voorzien in een inhaalmogelijkheid voor gevallen waarin de kandidaat door ziekte of ten gevolge van een bijzondere van zijn wil onafhankelijke omstandigheid, niet in staat is geweest aan toetsen van het schoolexamen deel te nemen. Een inhaalmogelijkheid mag een andere toetsvorm hebben dan de oorspronkelijke toets.
Onder toetsen van het schoolexamen worden overigens de verschillende toetsmomenten verstaan die samen het schoolexamen vormen. De inrichting van deze toetsmomenten kan per school verschillen. Er wordt hiermee niet gedoeld op de examenonderdelen, zoals beschreven in de regeling examenprogramma’s VO.
Tot slot moet er voor scholen voor voortgezet onderwijs de samenstelling en het adres van de in artikel 5 van het Eindexamenbesluit VO bedoelde commissie van beroep in het examenreglement worden opgenomen.
Ter versterking van de kwaliteit van de schoolexaminering zal bij de vaststelling door het bevoegd gezag van het examenreglement voor het voortgezet onderwijs voortaan ook een rol weggelegd zijn voor een examencommissie. Voorheen volstond de vaststelling van examenreglementen voor vo-scholen door het bevoegd gezag. Dit besluit verandert dat.
Voortaan is de procedure als volgt;
– Eerst zal de examencommissie een voorstel voor een examenreglement opstellen.
– Het bevoegd gezag mag van dit voorstel afwijken, maar moet dan wel eerst hierover overleggen met de examencommissie en de afwijking schriftelijk motiveren.
– Deze schriftelijke motivering moet zowel aan de examencommissie als de medezeggenschapsraad worden gezonden.
– Vervolgens dient de medezeggenschapsraad nog in te stemmen met het voorgestelde examenreglement. De medezeggenschapsraad kan op grond van de schriftelijke motivering een weloverwogen beslissing nemen of zij wel of niet instemt met de vaststelling van het examenreglement.
– Tot slot kan het bevoegd gezag het examenreglement vaststellen.
In het vavo wordt het examenreglement reeds opgesteld door de examencommissie vavo en moet de studentenraad hiermee vervolgens instemmen (artikel 8a.2.2, derde lid, onder e, WEB). Deze procedure wordt voor het vavo niet aangepast.
De WMS sterkt zich niet uit tot het niet-bekostigd onderwijs. Daarom zijn de bepalingen over de medezeggenschapsraad niet van toepassing zijn op het niet- bekostigd onderwijs met een examenlicentie. Dit is gelijk aan de huidige situatie.
Verder dient het bevoegd gezag respectievelijk de examencommissie vavo jaarlijks voor 1 oktober het vastgestelde examenreglement aan de kandidaten en de inspectie te zenden. Dit mag ook via de digitale weg. Zo wordt in de praktijk het examenreglement toegevoegd aan het internetschooldossier van de inspectie, en kan het examenreglement via de e-mail aan kandidaten verstrekt worden. Het examenreglement alleen publiceren op de website van de school is niet voldoende. Een link in een e-mail mag wel.
Voorheen lag de verplichting van het verstrekken bij de directeur. Deze wordt teruggelegd bij het bevoegd gezag, omdat het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid heeft het examenreglement vast te stellen. Het ligt dan voor de hand dat het bevoegd gezag ook verantwoordelijk is voor de verzending aan de kandidaten en aan de inspectie. In de praktijk kan dit wel aan de directeur van de school gemandateerd worden. Dit lid geldt zowel voor scholen voor voortgezet onderwijs als voor het vavo.
In het Eindexamenbesluit VO is bepaald dat het bevoegd gezag van een vo-school respectievelijk de examencommissie vavo voor het schoolexamen een pta vaststelt. Scholen moeten vanwege de ruimte die zij hebben ten aanzien van het schoolexamen en gezien het belang van het schoolexamen als onderdeel van het eindexamen, duidelijk vastleggen hoe toetsing en afsluiting er uit ziet.
Uit de casuïstiek en het themaonderzoek van de inspectie naar schoolexaminering blijkt dat op een deel van de scholen het pta niet altijd alle voor het schoolexamen verplichte eindtermen dekt.16 Daarbij is de koppeling tussen de in het pta opgenomen examenstof en de eindtermen in de praktijk niet altijd goed navolgbaar. Ook blijkt uit verschillende onderzoeken dat scholen vaak weinig ruimte ervaren voor schooleigen onderdelen die passen binnen het beoogde karakter van het schoolexamen-onderdeel van het eindexamen.17 In het schoolexamen hebben scholen de ruimte om hun eigen onderwijs en toetsvisie een plek te geven en andere typen vaardigheden te toetsen. Daarnaast is hier ook ruimte voor maatwerk, zowel op leerjaar als of individueel niveau. Deze ruimte wordt echter in de praktijk weinig benut.
Tijdens het Algemeen overleg met de Tweede Kamer in de zomer van 2018 deed de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de volgende toezegging:
«Ik wil daar zelf nog iets aan toevoegen. Eigenlijk wil je dat ouders en leerlingen beter worden meegenomen, ook in het proces van schoolexamen en centraal examen. En eigenlijk zou elke school na het vaststellen van het pta in oktober leerlingen en ouders heel goed moeten informeren over hoe het pta eruit ziet; wat gaat de leerling het komende jaar aan schoolexamens doen?»18
Het is voor de kwaliteit van de examinering en voor de rechtszekerheid van de examenkandidaat van groot belang dat het programma van toetsing en afsluiting helder en overzichtelijk is. Het moet duidelijk zijn welke zaken in het schoolexamen zullen worden getoetst, op welke wijze (mondeling, schriftelijk, praktijk examen etc.), wanneer, hoe het schoolexamencijfer wordt berekend en of herkansing mogelijk is en, zo ja, op welke wijze.
Daarvoor is het tevens van belang dat de examenkandidaat eenvoudig kan nagaan of het schoolexamen voldoet aan de verplicht voorgeschreven examenstof. Dat is nu niet altijd het geval. Zo kan worden voorkomen dat afronding van het eindexamen voor leerlingen in gevaar komt, doordat zij bijvoorbeeld een niet dekkend schoolexamen hebben afgerond.
Dit besluit regelt – net als het huidige artikel 31, tweede lid, Eindexamenbesluit VO – dat het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs en de examencommissie vavo jaarlijks voor 1 oktober een programma voor toetsing en afsluiting moeten vaststellen. Dit pta zendt het bevoegd gezag vervolgens aan de kandidaten en de inspectie.
Veel scholen maken een cohort pta; voor leerlingen die in 4 VWO zitten is bijvoorbeeld vaak al het hele pta beschikbaar t/m 6 VWO. Het is uiteraard mogelijk om een pta voor drie jaar te maken, waarbij vermeld moet worden dat het pta wel ieder jaar aan de kandidaten en inspectie verzonden dient te worden.
Verder worden met dit besluit de minimumvereisten aangescherpt en aangevuld voor het pta. De volgende zaken moeten voortaan tenminste in het pta worden opgenomen;
a. welke examenstof van het examenprogramma in het schoolexamen wordt getoetst;
b. welke door het bevoegd gezag vast te stellen examenstof in het schoolexamen wordt getoetst;
c. de inhoud van de toetsen die onderdeel uitmaken van het schoolexamen;
d. de wijze waarop en tijdvakken waarbinnen de toetsen en herkansingen van het schoolexamen plaatsvinden;
e. de regels voor de wijze waarop het cijfer voor het schoolexamen voor een kandidaat tot stand komt.
Dit besluit bepaalt dat in het pta expliciet vermeld dient te worden welke examenstof van het examenprogramma in het schoolexamen worden getoetst. Onder verplichte examenstof van het examenprogramma wordt verstaan de examenstof zoals deze wordt beschreven in de Regeling Examenprogramma’s Voortgezet Onderwijs.
Ten aanzien van de in bovenstaande opsomming genoemde «toetsen» is het volgende van belang:
– Het schoolexamen bestaat praktisch gezien uit een aantal toetsen van verschillende vormen. Met «toetsen» worden niet de examenonderdelen van het schoolexamen bedoeld. Examenonderdelen staan in de Regeling examenprogramma’s voortgezet onderwijs.
– Ook dient – net als in het huidige artikel 31, tweede lid, onder c, van het Eindexamenbesluit VO – in het pta de wijze waarop en tijdvakken waarbinnen de toetsen en herkansingen van het schoolexamen plaatsvinden te worden opgenomen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat in het pta geen specifieke data en tijden voor toetsen hoeven worden opgenomen.
Wat betreft «de regels voor de wijze waarop het cijfer voor het schoolexamen voor een kandidaat tot stand komt» wordt opgemerkt dat hierbij gaat om de wijze waarop de vorm van toetsing, weging en het eindresultaat tot stand komt. In artikel 35 van het Eindexamenbesluit VO is bepaald hoe het schoolexamen uiteindelijk beoordeeld moet worden. In het geval in het pta toetsen worden opgenomen die geen deel uitmaken van het SE en het SE-cijfer, moet dat in het pta tot uitdrukking komen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat er in het pta meer bepalingen kunnen worden opgenomen dan aangegeven in bovenstaande opsomming. Dit is aan de school. Zo zou een school kunnen beslissen om ook de toetsen die niet tot het schoolexamen behoren in het pta op te nemen, zodat leerlingen een goed overzicht hebben van alle toetsen die zij moeten maken.
Ten aanzien van de inhoud van het pta bepaalt dit besluit ook dat het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs respectievelijk de examencommissie vavo er voor zorg moeten dragen dat ten aanzien van de toetsen die deel uitmaken van het schoolexamen, in het programma van toetsing en afsluiting duidelijk en herleidbaar wordt aangegeven welke toetsen bijdragen aan de afsluiting van:
a. de verplichte examenstof van het examenprogramma die behoort bij het schoolexamen;
b. de examenstof van het examenprogramma die behoort tot de verplichte examenstof van het centraal examen, maar die ook in het schoolexamen zal worden getoetst; en
c. examenstof die is gekozen door het bevoegd gezag.
Kandidaten, de medezeggenschapsraad en de inspectie van het onderwijs moeten met een minimale inspanning kunnen zien of het pta dekkend is voor het examenprogramma. De school kan een eigen manier kiezen om dit mee te nemen in het pta en aansluiten bij wat voor de school het beste past.
Hierbij kan bij havo en vwo bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden de domeincode en wanneer de verschillende inhouden van een domein worden verdeeld over meerdere toetsen, het niveau van het subdomein en de subdomeincode. Bijvoorbeeld is in het examenprogramma vwo voor natuurkunde van het domein E, straling en materie, het subdomein E1, Eigenschappen van stoffen en materialen, verplicht onderdeel van het schoolexamen, maar onderdeel E2, Elektromagnetische straling en materie , verplicht onderdeel van het centraal examen. Voor de avo-vakken in het vmbo kunnen hier bijvoorbeeld de exameneenheden met bijbehorende code worden gebruikt. Voor de beroepsgerichte vakken kan gedacht worden aan taken met bijbehorende code en wanneer de verschillende inhouden van een taak worden verdeeld over meerdere toetsen aan deeltaak en de deeltaakcode. Daar waar er van wordt uitgegaan dat onderwijsdoelen in het gehele spectrum van onderwijs en toetsing aan bod komen, zoals bij de algemene onderwijsdoelen in de preambule van het vmbo, kan daar in het pta een duidelijk toelichting over worden gegeven die herleidbaar is naar deze preambule zonder dat bij alle vakken afzonderlijk te beschrijven.
Ten aanzien van de examenstof die verplicht is voor het centraal examen valt nog het volgende op te merken. Aangezien het niet verplicht is de examenstof van het centraal examen toe te voegen aan het schoolexamen, vraagt het opnemen van examenstof uit het programma van het centraal examen om een zorgvuldige afweging. Het is niet de bedoeling dat het schoolexamen overladen raakt, of dat er geen ruimte meer is voor schooleigen doelen. Het schoolexamen en het centraal examen hebben immers elk hun eigen functie en inhoud en zijn zoveel mogelijk complementair aan elkaar. Tegelijkertijd is bekend dat verschillende vakken zijn die bepaalde eindtermen alleen in het CE afnemen, zoals bijvoorbeeld de profielmodules van de beroepsgerichte vakken. Het is begrijpelijk dat een school inzicht wil hebben in de vaardigheden van leerlingen voordat zij het CSPE ingaan, en onderdelen ook willen toetsen in een SE.
Ten aanzien van de examenstof die is gekozen door het bevoegd gezag valt nog het volgende op te merken. Hiermee wordt bedoeld de examenstof bedoeld die scholen zelf toe kunnen voegen aan het schoolexamen, omdat ze die belangrijk vinden. Het schooleigen deel van het schoolexamenprogramma is een belangrijk onderdeel van het schoolexamen waar scholen op basis van hun eigen visie invulling aan kunnen geven. Het schoolexamen en vooral ook dit deel kan een rol spelen bij het vormgeven van maatwerk. Door te verplichten dat scholen via de voorgestelde maatregel meer aandacht geven aan de inrichting van hun schoolexamens door middel van het expliciteren hiervan in het pta, zullen scholen bewuste keuzes moeten maken over de invulling en inzet van het schoolexamen als onderdeel van het eindexamen. Een belangrijke kwaliteitsimpuls vormt met name het gesprek binnen de schoolteams over de te maken keuzes. Dit komt de kwaliteit van de schoolexaminering ten goede.
Dit besluit bepaalt dat ook voor het vaststellen van het pta het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs het ontwerpvoorstel van de examencommissie in overweging neemt. Dat wil niet zeggen dat de examencommissie de pta’s zelf moet opstellen, hierin spelen vaksecties en docenten vaak een rol. De examencommissie heeft wel een rol in de kwaliteitsbewaking en heeft regie over de totstandkoming van de versie van het pta die aan het bevoegd gezag wordt voorgelegd. Het bevoegd gezag mag slechts afwijken van het voorstel van de examencommissie na overleg met deze commissie en schriftelijke motivering van de reden van afwijking van het voorstel. De motivering zendt het bevoegd gezag vervolgens, zo spoedig mogelijk aan de examencommissie en de medezeggenschapsraad. Tot slot zal het bevoegd gezag voor het vaststellen van het pta de medezeggenschapsraad om instemming moeten vragen (artikel 10, eerste lid, onder b, WMS).
Voor het vavo is de totstandkoming van het pta anders geregeld. De examencommissie vavo stelt als onderdeel van de examenregeling jaarlijks voor 1 oktober het pta vast voor het lopende schooljaar. Vergelijkbaar met het regulier vo, waar instemming wordt gevraagd aan de medezeggenschapsraad, wordt instemming met de vaststelling van het examenreglement gevraagd aan de studentenraad van de instelling (artikel 8a.2.2, derde lid, onder e, WEB).
Voor alle pta’s die een bevoegd gezag van een vo-school of de examencommissie vavo opstelt is dus instemming van de medezeggenschapsraad/studentenraad vereist. Scholen moeten hiervoor een goede procedure maken. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld gegeneraliseerde routes ten behoeve van maatwerk. Denk hier bijvoorbeeld aan een route voor leerlingen die het examen in een eerder leerjaar afronden. Het opnemen van dergelijk gegeneraliseerde routes maakt het pta overzichtelijker voor de school, examencommissie, MR en leerlingen. Daarnaast scheelt één pta met meerdere routes in administratieve lasten en werkdruk.
Verder dient het bevoegd gezag respectievelijk de examencommissie vavo jaarlijks voor 1 oktober het vastgestelde pta aan de kandidaten en de inspectie te zenden. Dit mag ook via de digitale weg. Zo wordt in de praktijk het pta toegevoegd aan het internetschooldossier van de inspectie, en kan het pta via de e-mail aan kandidaten verstrekt worden. Het pta alleen publiceren op de website van de school is niet voldoende. Een link in een e-mail kan wel.
Er moet vanuit worden gegaan dat na 1 oktober wijziging van het pta voor het lopende schooljaar in beginsel níet mogelijk is. Het opstellen van een pta blijft echter mensenwerk en het komt voor dat er onjuistheden in zijn opgenomen. Het is momenteel in de wet- en regelgeving onduidelijk of, en zo ja hoe, een pta aangepast kan worden nadat het is vastgesteld en op 1 oktober is gedeeld is met de kandidaten en de inspectie.
Het is voor de rechtszekerheid van examenkandidaten van groot belang dat helder is wanneer nog wijzigingen mogen worden aangebracht en welke procedure hiervoor geldt.
Met dit besluit wordt geregeld dat het bevoegd gezag of de examencommissie vavo het pta na 1 oktober alleen mag wijzigen onder de volgende stringente voorwaarden.
Het pta mag in de eerste plaats gewijzigd worden in het geval zich een bijzonder onvoorziene omstandigheid voordoet die leidt tot praktische onuitvoerbaarheid van het pta. Er kan hierbij gedacht worden aan omstandigheden als een natuurramp of een pandemie. Het pta mag in de tweede plaats gewijzigd worden ter verbetering van een kennelijke onjuistheid of onvolledigheid. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een evidente planningsfout of verkeerd benoemde toetsen.
De procedure die het bevoegd gezag van een vo-school moet volgen bij het wijzigen van een pta is als volgt:
1. Na constatering van een door een bijzondere onvoorziene omstandigheid veroorzaakte praktische onuitvoerbaarheid, een kennelijke onjuistheid of een kennelijke onvolledigheid van het pta stelt het bevoegd gezag van de school een voorstel tot wijziging van het pta op om de praktische onuitvoerbaarheid, onjuistheid of onvolledigheid te verhelpen.
2. Vervolgens wordt de examencommissie in de gelegenheid gesteld om over de wijziging te adviseren.
3. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs wijkt bij de vaststelling van een wijziging van het programma van toetsing en afsluiting slechts af van het advies van de examencommissie nadat het bevoegd gezag:
a. overleg heeft gepleegd met de examencommissie; en
b. de afwijking schriftelijk heeft gemotiveerd.
4. Vervolgens dient de medezeggenschapsraad in te stemmen met de voorgestelde wijziging (zie artikel 10, eerste lid, onder b, WMS)
5. Tot slot dient het gewijzigde pta zo spoedig mogelijk door het bevoegd gezag van de school voor voortgezet onderwijs aan de kandidaten en de inspectie te worden gezonden. In de praktijk kan het bevoegd gezag deze taak bij de directeur of examensecretaris neerleggen.
De wijzigingsprocedure is voor het vavo als volgt:
1. Na constatering van een praktische onuitvoerbaarheid, een onjuistheid of een onvolledigheid van het pta stelt de examencommissie vavo een voorstel tot wijziging van het pta op om de praktische onuitvoerbaarheid, onjuistheid of onvolledigheid te verhelpen.
2. Vervolgens dient instemming met de vaststelling te worden gevraagd aan de studentenraad van de instelling (artikel 8a.2.2, derde lid, onder e, WEB).
3. Tot slot dient het gewijzigde pta zo spoedig mogelijk door de examencommissie vavo aan de kandidaten en de inspectie te worden gezonden. In de praktijk kan de examencommissie vavo deze taak bij de directeur of examensecretaris neerleggen.
In het huidige EBVO is in artikel 33 bepaald dat directeur aan de kandidaat voor aanvang van het centraal examen het volgende aan de kandidaat bekend maakt:
a. welk cijfer of welke cijfers hij heeft behaald voor het schoolexamen,
b. de beoordeling van de vakken waarvoor geen cijfer wordt vastgesteld, en
c. de beoordeling van het profielwerkstuk in het vmbo.19
Er wordt met dit besluit geregeld dat de directeur voortaan tevens een overzicht aan de kandidaat moeten verstrekken van alle behaalde resultaten van alle onderdelen in het examendossier. De examensecretaris ondersteunt de directeur bij deze taak. Voor de kandidaat moet uit dit overzicht duidelijk blijken welk onderdeel uit het pta met welk resultaat is afgerond.
Het verstrekken van de schoolexamenresultaten moet een duidelijke afsluiting van het schoolexamen zijn. De directeur en de examensecretaris, of de examencommissie in het vavo, tekenen voor verstrekking van de overzichten en beoordelingen aan de examenkandidaat. De kandidaat tekent voor ontvangst van de overzichten en beoordelingen.
Het belang van het schoolexamen als onderdeel van het eindexamen wordt niet altijd voldoende onderkend. De voorgestelde aanvullingen op artikel 33 EBVO hebben tot doel om de afsluiting van het schoolexamen en het belang ervan (zijnde immers de helft van het eindexamen) kracht bij te zetten. Verder hebben deze wijzigingen tot doel helder te markeren dat het schoolexamen naar behoren is afgerond
De afronding van het schoolexamen moet worden gezien als een officieel moment en niet enkel een administratieve handeling. Deze maatregel introduceert een extra controle ten behoeve van de praktische organisatie en uitvoering van het examenproces. Daarnaast ziet het er op dat scholen bewust het schoolexamen afsluiten en erkennen als volledig en gelijkwaardig onderdeel van het eindexamen. Het schoolexamen is immers de helft van het eindexamen. Scholen en instellingen kunnen uiteraard zelf een invulling van dit moment inrichten, waarbij gedacht kan worden aan een feestelijk uitreiking met bijvoorbeeld de mentor van de examenkandidaten.
Het verdient de voorkeur dat de directeur voor alle vakken tegelijk een overzicht verstrekt aan de kandidaat van alle onderdelen in het examendossier en de behaalde resultaten.
In het vmbo, in het bijzonder bij de basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg, wordt vaak gebruik gemaakt van de flexibel digitale examens waardoor het kan voorkomen dat het niet mogelijk is om alle schoolexamenresultaten voor alle vakken tegelijk te verstrekken. De schoolexamenresultaten hoeven daarom niet verplicht allemaal tegelijk gecommuniceerd te worden aan de kandidaat, maar dit kan ook apart. Het is wel verplicht dat alle schoolexamen resultaten voor het begin van de centrale examens, zoals bedoeld in de artikelen 32 en 37 van het EBVO, aan de kandidaat verstrekt worden.20
Dit geldt ook voor leerlingen die gespreid examen doen of één of meerdere vakken in het (voor)laatste leerjaar afronden. In deze gevallen moeten in elk geval de schoolexamenresultaten aan de kandidaat worden verstrekt van de vakken waarin dát examenjaar het centraal examen wordt afgesloten. De schoolexamenresultaten van de overige vakken of onderdelen moeten aan de kandidaat worden verstrekt het opvolgend jaar of de opvolgende jaren wanneer deze vakken worden afgesloten, al dan niet met een centraal examen.
Er is gekozen om de bekendmaking door de directeur te vervangen door: «verstrekking door de directeur». Door de keuze voor het woord «verstrekking» wordt versterkt dat het moet gaan om meer dan een bekendmaking (per mail) van de uitkomsten van het schoolexamen. De stukken moeten persoonlijk en schriftelijk aan de kandidaat ter beschikking worden gesteld (waarbij uitreiking via de schoolmail wordt niet gezien als een persoonlijke uitreiking). Zo verbetert het zicht van betrokkenen op de volledigheid van het schoolexamen. En wordt de afronding van het schoolexamen het officiële moment dat het zou moeten zijn.
De directeur en de examensecretaris, of de examencommissie in het vavo, tekenen voor verstrekking en de juistheid van de overzichten en beoordelingen aan de examenkandidaat. De kandidaat tekent voor ontvangst van de overzichten en beoordelingen.
Het tekenen voor de verstrekking en ontvangst van de overzichten en beoordelingen heeft geen extern rechtsgevolg. Het is een bevestiging van de bestaande rechtsverhouding tussen de directeur, de examensecretaris en de kandidaat. Ondertekening dient plaats te vinden op een fysiek document waarop alle drie de handtekeningen staan. De inzage in de gegevens voorafgaand aan de ondertekening door de examensecretaris en de directeur kan uiteraard wel digitaal geschieden.
De directeur en de examensecretaris zijn verantwoordelijk voor de juistheid van de overzichten en beoordelingen. Met het zetten van hun handtekening geven de directeur en de examensecretaris aan dat hetgeen zij ondertekenen juist is. Deze verantwoordelijkheid ligt niet bij de kandidaat en daarom tekent de kandidaat niet voor de juistheid, maar alleen voor ontvangst. Dit is in lijn met de huidige werkwijze rondom het verstrekken en tekenen van de diploma’s in het voortgezet onderwijs (zie ook artikel 52 lid 6 Eindexamenbesluit VO). Het tekenen voor de verstrekking en ontvangst raakt zodoende de rechtspositie van de kandidaat niet en heeft geen invloed heeft op de toegang tot deelname aan het centraal eindexamen voor de kandidaat.
In de onverhoopte situatie dat de directeur en/of de examensecretaris de overzichten en beoordelingen niet verstrekken, niet tijdig verstrekken of niet tekenen kan de kandidaat zich wenden tot de klachtencommissie als bedoeld in artikel 24b, tweede lid, onder a, WVO en artikel 7.2.8.a, derde lid, WEB. Het niet verstrekken dan wel niet tekenen voor de verstrekking van de overzichten en de beoordelingen heeft geen invloed op de studievoortgang van de kandidaat. De kandidaat mag ook zonder dat er getekend is voor de overzichten en beoordelingen deelnemen aan het centraal eindexamen. Artikel 32 Eindexamenbesluit VO vormt geen zelfstandige rechtsgrond voor uitsluiting van examens.
Het kan voorkomen dat bij de verstrekking van de schoolexamenresultaten blijkt dat het schoolexamen niet volledig is afgerond of dat een deel van de schoolexamenresultaten niet correct is.
Wanneer het schoolexamen voor één of meerdere vakken niet volledig is afgerond door een onregelmatigheid aan de kant van de kandidaat kan de directeur maatregelen nemen zoals genoemd in artikel 5. Wanneer een kandidaat het schoolexamen voor één of meerder vakken niet volledig heeft kunnen afronden ten gevolge van ziekte of een andere van zijn wil onafhankelijke omstandigheid, kan het bevoegd gezag toestaan dat de kandidaat het ontbrekende onderdeel toch afsluit voor het centraal examen in dat vak of die vakken, maar na de aanvang van het eerste tijdvak zoals aangegeven in artikel 32, derde lid, EBVO. Dit laatste is ook van toepassing wanneer een kandidaat het schoolexamen in één of meer vakken niet heeft kunnen afronden door fouten of nalatigheid van de school. Wanneer het door omstandigheden niet mogelijk is dat de kandidaat het schoolexamen voor een vak afrond voor de afname van het centraal examen van dat vak, kan de directeur eventueel toestaan om dit centraal examen door de kandidaat in het tweede tijdvak af te laten leggen (artikel 45, eerste lid, EBVO).
Het is in deze gevallen van groot belang dat de bovengenoemde maatregelen worden genomen voor aanvang van het centraal examen van het betreffend vak of de betreffende vakken. Indien het schoolexamen niet voor het centraal examen is afgerond kan er immers geen uitslag worden bepaald voor het desbetreffende vak of de vakken. Daarom wordt er op aangedrongen om het overzicht van het cijfer of de cijfers die zijn behaald voor het schoolexamen, de beoordeling van de vakken waarvoor geen cijfer wordt vastgesteld, en de beoordeling van het profielwerkstuk tijdig aan te leveren zodat er zo snel mogelijk zicht is voor alle betrokkenen op de volledigheid van het schoolexamen en dat er nog, voordat de examenkandidaat start aan het centraal examen, indien nodig maatregelen kunnen worden getroffen.
Het verstrekken van de schoolexamenresultaten heeft geen rechtsgevolg. Het is derhalve geen besluit van de directeur en examensecretaris waartegen bezwaar en beroep open staat. De leerling kan zich wel tot de klachtencommissie bedoeld in artikel 24b, tweede lid, onder a, WVO en artikel 7.2.8.a. derde lid WEB wenden. Kandidaten kunnen immers bij deze klachtencommissie een klacht indienen over gedragingen en beslissingen van het bevoegd gezag of het personeel, waaronder discriminatie, dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen door het bevoegd gezag of het personeel. De kandidaat kan zich desgewenst ook tot de burgerlijk rechter wenden, ook in het openbaar onderwijs. Daarbij kan een kandidaat die het schoolexamenoverzicht niet (tijdig) heeft ondertekend voor ontvangst niet de deelname aan het centraal examen worden ontzegd.
Volgens de monitor van de VO-raad werkt driekwart van de scholen met een examencommissie.21 Deze commissie vervult vooral een rol bij onregelmatigheden, waarbij de beslissingsbevoegdheid bij de directeur ligt. Onderzoek van de inspectie naar het functioneren van examencommissies in het mbo en het hoger onderwijs laat zien dat examencommissies belangrijk zijn voor een betere kwaliteitsborging van examens. De commissie ten Dam adviseert ook voor het voortgezet onderwijs examencommissies in te stellen, deze examencommissies een wettelijke basis te geven en daarbij – in navolging van het mbo en het hoger onderwijs – de kwaliteitsborging van de schoolexamens formeel in handen te leggen van die examencommissies.
Ten behoeve van de borging van de kwaliteit van de schoolexaminering is derhalve bepaald dat het bevoegd gezag van een vo-school een examencommissie instelt. Bevoegd gezagen behouden hierbij de vrijheid om te bepalen op welk niveau (zoals op het niveau van het bestuur, een school, een vestiging of schoolsoort/leerweg) zij de examencommissie inrichten. Dit in verband met de grote variëteit van scholen in omvang en organisatie. Wel is de bedoeling dat de examencommissie, ondanks het niveau, zicht moet kunnen blijven houden op de kwaliteit van de schoolexaminering.
De examencommissie heeft als doel het borgen van de kwaliteit van de schoolexaminering.
De examencommissie heeft hiertoe ten eerste de taak om een voorstel voor een examenreglement en voor een pta op te stellen voor het bevoegd gezag.
Daarnaast heeft zij de taak om het afsluitend karakter en de kwaliteit van de onderdelen van het schoolexamen te waarborgen. In artikel 2 van het Examenbesluit VO staat dat het bevoegd gezag de leerlingen van een school in de gelegenheid stelt ter afsluiting van de opleiding een eindexamen af te leggen. Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen en een centraal examen, beiden zijn onderdeel van het eindexamen en beiden dienen ter afsluiting van de opleiding en hebben daarom een afsluitend karakter. Ook het schoolexamen toetst onderdelen van de examenprogramma’s op «eindniveau». Het afsluitende karakter kenmerkt zich door: summatieve toetsen, dus geen voortgangs- en diagnostische toetsen, huiswerkopdrachten en beoordeling van aanwezigheid, te laat komen etc. en een beperkt aantal toetsen per vak, dus geen stapeling van kleine tussentoetsen.
Verder krijgt de examencommissie de taak om richtlijnen en aanwijzingen om te komen tot een beoordeling van het schoolexamen vast te stellen. Onder richtlijnen en aanwijzingen wordt verstaan dat dat er vooraf wordt vastgelegd welke kaders gelden met betrekking tot het komen tot een beoordeling. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen een voorgeschreven handelswijze of een voorkeurs handelswijze waarvoor zou kunnen gelden: «pas toe of leg uit». Deze aanwijzingen en richtlijnen worden vastgesteld vanuit het perspectief van de kwaliteitsborging van het geheel van de schoolexamenorganisatie.
En tot slot heeft de examencommissie alle overige door het bevoegd gezag bepaalde taken en bevoegdheden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het adviseren van het bevoegd gezag en de directeur ten aanzien van de benodigde deskundigheid van examinatoren, het adviseren over het opleggen van maatregelen als bedoeld in artikel 5 van het Examenbesluit VO of het adviseren over de schoolvisie op examinering. Het staat de school vrij om meer taken bij de commissie te beleggen.
Daarnaast dient de examencommissie ten minste regels vast te stellen over haar werkwijze en jaarlijks een verslag op te stellen van haar werkzaamheden om transparantie over de uitvoering van de aan haar toebedeelde taken en bevoegdheden te garanderen.
Tevens evalueert de examencommissie ieder jaar de kwaliteit van de schoolexaminering, om op basis daarvan het bevoegd gezag en de directeur vanuit een onafhankelijke positie te adviseren over wat beter kan en moet ten aanzien van de kwaliteit van de schoolexaminering. De examencommissie evalueert het geheel van de kwaliteit van schoolexaminering binnen de school. Deze evaluatie is breder dan alleen de uitvoering van haar eigen werkzaamheden en ook breder dan alleen de organisatie van de schoolexaminering. Zij kijkt hierbij bijvoorbeeld naar de duidelijkheid en transparantie van de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling binnen de examenorganisatie, het verloop van de examens, de kwaliteit van het pta en het examenreglement, de kwaliteit van de totstandkoming van de schoolexamentoetsen, het aantal en type maatregelen dat getroffen is etc. Naast het voldoen aan de wettelijke eisen is het aan het bevoegd gezag duidelijk te maken en verantwoorden welke kwaliteitseisen er daarnaast nog gesteld worden aan de kwaliteit van het examenproces.
Aan de hand van de evaluatie adviseert de examencommissie het bevoegd gezag en de directeur ieder jaar over hetgeen beter kan en moet in het licht van de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de examinering.
De examencommissie verstrekt de regels over haar werkwijze, het verslag, de evaluatie en het advies aan het bevoegd gezag, aan de directeur en aan de examensecretaris van een school voor voortgezet onderwijs. Het bevoegd gezag kan in het schoolplan opnemen wat er vervolgens met dit advies wordt gedaan. In het kader van horizontale verantwoording en transparantie zal het bevoegd gezag tevens al deze informatie (verslag, evaluatie en advies) moeten delen met de medezeggenschapsraad Immers, aan de medezeggenschapsraad dienen tijdig alle inlichtingen te worden verstrekt die nodig zijn voor een goede taakinvulling van deze raad (art. 8 van de WMS).
De leden van de examencommissie worden benoemd door het bevoegd gezag. De leden van de examencommissie dienen gezamenlijk deskundig te zijn op het gebied van de schoolsoort waar de examencommissie voor wordt ingesteld, de regelgeving over examinering in het voortgezet onderwijs en over de kwaliteit van examinering, zodat zij hun taken naar behoren kunnen uitvoeren. Het bevoegd gezag draag verantwoordelijkheid voor voldoende deskundig personeel en zal ook hiervoor criteria moeten (laten) formuleren en hierop toezien. Het bevoegd gezag hoort de overige leden van de examencommissie voorafgaand aan de benoeming.
Omwille van de onafhankelijkheid van de examencommissie kunnen leden van het bevoegd gezag en de directeur van een school niet worden benoemd tot lid van de examencommissie. Daarnaast kunnen ook leden van de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad, leerlingen van de school en hun wettelijk vertegenwoordigers geen deel uit maken van de examencommissie.
Wel kan, afhankelijk van de keuzes die de school maakt voor de invulling van de examencommissie, de examensecretaris deel uit maken van de examencommissie. In verband met de variëteit aan de wijze waarop scholen de examencommissie kunnen inrichten, blijft de examencommissie zelf verantwoordelijk voor het vaststellen van werkafspraken over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden.
Het bevoegd gezag dient ervoor zorg te dragen dat het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie voldoende is gewaarborgd. Dit kan het bevoegd gezag doen door het ondersteunen van deskundigheidsbevordering voor de leden van de examencommissie, en daarnaast ook de nodige faciliteiten en tijd te gunnen. Daarnaast kan het bevoegd gezag het deskundig functioneren van de examencommissie ondersteunen door de commissie ook mee te nemen in het beleid rondom examinering op de school. Om haar werk goed uit te kunnen voeren is het van belang dat de examencommissie onafhankelijk van het bevoegd gezag en de directeur kan functioneren zodat zij de kwaliteit van de schoolexaminering kan borgen zonder dwang of invloed, en hierover gevraagd en ongevraagd haar advies kan uitbrengen. Hierom is het niet toegestaan dat het bevoegd gezag dan wel de directeur plaats neemt in de examencommissie.
In de huidige wet- en regelgeving bestaat in het vavo al een examencommissie. Deze examencommissie vavo neemt de taken van de directeur en de examensecretaris op zich. Zij zijn daardoor automatisch verantwoordelijk voor de kwaliteitsborging van de schoolexaminering op hun instelling. Voorgaande is dan ook niet van toepassing op het vavo, omdat dit rolvermenging zou kunnen veroorzaken.
In deze aanpassing van het EBVO wordt ook nog een tweetal technische aanpassingen meegenomen ten behoeve van de afschaffing van de rekentoets.
In artikel 61 is abusievelijk een verkeerde verwijzing opgenomen. Waar in het vijfde lid wordt terugverwezen naar het derde lid, had dit het tweede lid moeten zijn. Dit wordt daarom in dit wijzigingsvoorstel aangepast.
Daarnaast ontbreekt in artikel 61 van het EBVO een grond om op basis van een reeds gemaakt schoolexamen rekenen vrijstelling te krijgen als een leerling naar het vavo gaat. Leerlingen zijn voor alle andere reeds behaalde vakken en onderdelen vrijgesteld van het examen op het vavo. Omdat het schoolexamen rekenen geen vak is valt deze derhalve niet onder deze vrijstellingsgrond. Een expliciete vrijstellingsgrond is daarom nodig, vergelijkbaar met die voor het profielwerkstuk. Hier wordt in dit wijzigingsvoorstel in voorzien.
De aanpassingen in het Eindexamenbesluit VO worden ook meegenomen in het Eindexamenbesluit VO BES. De vorengenoemde maatregelen zullen ook in Caribisch Nederland gelden voor die scholen waarvoor het Eindexamenbesluit VO BES van kracht is.
Caribisch Nederland is geconsulteerd met betrekking tot het wijzigingsbesluit. Er zijn vanuit Caribisch Nederland geen vragen gesteld of aanvullingen danwel aanpassingswensen geformuleerd.
Ter versterking van de kwaliteit van de examinering in scholen heeft de VO-raad negen actielijnen opgesteld.22 De VO-raad zal de voortgang op alle actielijnen monitoren en hier jaarlijks over rapporteren.
Om de voortgang van de sector te monitoren zal de inspectie het themaonderzoek met betrekking tot toetsing en afsluiting in het voortgezet onderwijs herhalen nadat de voorgestelde maatregelen voor de versterking van de kwaliteit van de schoolexaminering in werking zijn getreden.23 Daarnaast neemt de inspectie sinds vorig jaar toetsing en afsluiting structureel mee in onderzoeken bij besturen en scholen. Het is daarmee verankerd in het reguliere toezicht.
De wetgever kan op grond van artikel 23, vijfde lid, Grondwet deugdelijkheidseisen stellen aan het geheel of ten dele uit de openbare kas te bekostigen onderwijs, met inachtneming, voor zover het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting. Dit wijzigingsbesluit sluit aan bij artikel 23, vijfde lid, Grondwet, omdat met dit besluit de kwaliteit van de schoolexaminering in het voortgezet onderwijs wordt versterkt. De voorgestelde maatregelen dragen bij aan meer duidelijkheid over de inhoud van het schoolexamen en de taken en verantwoordelijkheden van betrokkenen bij de schoolexaminering. Dit wijzigingsbesluit respecteert de godsdienstige en levensbeschouwelijke identiteit van het bijzonder onderwijs en daarmee de vrijheid van richting. Het wijzigingsbesluit leidt tot een verduidelijking van de wettelijke randvoorwaarden die worden gesteld aan de schoolexaminering. De inhoudelijke inrichting van de schoolexamens blijft evenwel een taak van het bevoegde gezag van de school. De pedagogische autonomie van openbare scholen blijft met dit wijzigingsbesluit eveneens gewaarborgd. Het bevoegd gezag blijft immers verantwoordelijk voor de invulling van het examenprogramma in het schoolexamen.
Op 29 september 2020 is de Wet voortgezet onderwijs 2020 aangenomen door de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel bevat een wijziging van de technische vormgeving van de huidige Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs BES. De consistentie, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de wet worden verbeterd door de bepalingen in een logische hoofdstukken-structuur te plaatsen, de redactie van de meeste artikelen grondig te herzien en alle bepalingen toe te lichten. Daarnaast wordt voor een aantal artikelen het niveau van regeling aangepast. Met de WVO 2020 wordt de wet in materieel opzicht (inhoudelijk) niet aangepast.
De aard van de wijzigingen in de formele wetgeving voor het voortgezet onderwijs in de WVO 2020 heeft tot gevolg dat de amvb’s die op de WVO en WVO BES zijn gebaseerd ook gewijzigd worden. In het Uitvoeringsbesluit WVO 20xx worden in totaal vijftien besluiten gebundeld, waaronder ook het EB VO en het EBVO BES. In de WVO 2020 worden meer regels op wetsniveau geregeld dan in de WVO. Het gaat daarbij voor een deel om regels waarvoor met dit besluit een wijziging wordt geregeld.
Momenteel is de verwachting dat de inwerkingtreding van de WVO 2020 en het Uitvoeringsbesluit WVO 20xx na de inwerkingtreding van dit besluit zal plaatsvinden.
Voorts is de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) hier relevant. Een vavo-opleiding wordt verzorgd aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs die op grond van de WEB het recht heeft om vo-diploma’s uit te reiken zoals bedoeld in de artikelen 7 tot en met 9 van de WVO. Hierdoor geldt het grootste deel van het EBVO ook voor vavo-opleidingen. Daarnaast bevat de WEB ook een aantal bepalingen die betrekking hebben op de inrichting van de vavo-instelling, zoals bijvoorbeeld de verplichting van een examencommissie (artikel 7.4.5. WEB).
In algemene zin verkleint een goede uitvoering van het examenproces het risico op fouten en daarmee verband houdende herstelwerkzaamheden. Daarnaast versterkt de versteviging van de borging van de kwaliteit van de schoolexaminering de waarde van het diploma en daarmee de kansengelijkheid voor leerlingen.
Voor leerlingen betekent de aanscherping van de eisen aan het pta en de uitreiking van de schoolexamen resultaten een versterking van de rechtszekerheid van leerlingen en meer duidelijkheid voor leerlingen, omdat eventuele onvolkomenheden of geschillen eerder in beeld zijn, zodat de leerling – indien dat het geval is – eerder (juridische) stappen kan zetten.
Voor scholen wordt het proces om te komen tot het examenreglement en een pta duidelijker, alsmede hoe deze bij hoge uitzondering aangepast kunnen worden. Samen met de inrichting van de examencommissie en de rolverduidelijking van de eindexamensecretaris ontstaat meer duidelijkheid op het gebied van inhoud, taken en verantwoordelijkheden rondom de schoolexaminering van de schoolexamens.
Dit zorgt voor minder onzekerheid bij scholen, en daarbij waarschijnlijk ook tot minder vragen hierover bij de Inspectie, de VO-raad, het LAKS en het ministerie van OCW. In de praktijk zal er op grond van het feit dat er veranderingen optreden waarschijnlijk eerst even een toename van het aantal vragen zijn, maar de verwachting is dat na een korte periode van gewenning de onduidelijkheid zal afnemen en er minder vragen zullen zijn.
Wel kan voor het bevoegd gezag en scholen een aanpassing van de schoolexaminering en mogelijkerwijs het aanpassen van het examenreglement en pta nodig zijn. Zo zullen scholen wellicht het pta opnieuw moeten opstellen en laten vullen door vakdocenten die bewust nieuwe keuzes moeten maken in het aantal schoolexamenonderdelen en de inhoud van de schoolexamenonderdelen.
Dit vraagt dat scholen professioneel handelen. Het versterken van het professioneel handelen, kan liggen op het gebied van het uitbreiden van competenties, maar ook op het versterken van de communicatie met stakeholders of het werken aan een cultuurverandering in de school. Dat kan betekenen dat er (bij)scholing nodig is of externe ondersteuning. Het betekent ook een mogelijke verschuiving van taken en bevoegdheden, gewijzigd handelingsrepertoire en het inrichten van andere procedures. De inrichting van een examencommissie met een nieuwe rol in de school zal bijvoorbeeld betekenen dat procedures opnieuw moeten worden ingericht. Hiervoor zullen incidentele en structurele investeringen en tijd nodig zijn. Wel kan de algemene versterking van professionalisering in de school en van de kwaliteitscultuur in de school een mogelijke bijvangst zijn voor scholen en besturen.
Tot slot kan zijn dat er op scholen op de korte termijn een hogere regeldruk vanuit de overheid wordt ervaren. Naar verwachting daalt dit op termijn als de maatregelen zijn geïmplementeerd.
Voor scholen en besturen betekenen de voorstellen dat zij veelal een nieuwe examencommissie moeten inrichten. Daarvoor is het mogelijk dat scholen incidenteel middelen moeten vrijmaken. Afhankelijk van de grootte van de school en de ontwikkelingsfase van de professionele cultuur en inrichting van kwaliteitsborging kan de investering en de tijd om dit te realiseren per organisatie sterk verschillen.
Daarbij kan het zijn dat scholen moeten investeren in de expertise in de school rondom toetsing en examinering, in ieder geval voor leden van de examencommissie en de eindexamensecretaris. Dit hoeft niet een nieuwe investering van scholen te betekenen, maar kan ook een bijstelling zijn van het bestaande professionaliseringsbeleid. Hierin zal elke school een eigen keuze maken. Een indicatie van de verwachte kosten zijn hieronder bij de financiële gevolgen opgenomen.
Bij de invoering van de voorgestelde maatregelen zullen wijzigingen optreden in de regeldruk voor scholen, vavo-instellingen en niet-bekostigde instellingen met een examenlicentie. Het gaat om zowel administratieve lasten als nalevingskosten. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de incidentele en structurele gevolgen voor de regeldruk. De inschatting is dat de structurele regeldrukkosten € 1 miljoen bedragen op jaarbasis, en € 900.000,– incidenteel, uitgaande van 1.500 scholen en (bekostigde en niet-bekostigde) instellingen en 200.000 eindexamenkandidaten. Naar verwachting dalen deze kosten op termijn als de maatregelen zijn geïmplementeerd.
Onder administratieve lasten worden de kosten verstaan om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Administratieve lasten komen voort uit het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie.
Ten gevolge van de aanscherping van de eisen rondom het uitreiken van de schoolexamenresultaten door de school aan leerlingen ter afsluiting van het schoolexamen zullen zowel voor scholen als burgers (kandidaten) de administratieve kosten toenemen. Hierbij gaat het ten eerste over de incidentele kosten voor de totstandkoming van het aangescherpte schoolexamenoverzicht door de school. De eenmalige kosten hiervoor worden geschat op 200.000 euro (1,00 * 200.000 eindexamenkandidaten). Daarnaast wordt voor het voldoen aan de aanscherpingen in het pta (voor gemiddeld 20 vakken) en examenreglement wordt een eenmalige administratieve last van 225.000 euro (7,50 euro * 20 vakken * 1.500 vestigingen) verwacht. Bij deze kosten zijn ook de eventuele incidentele toename van de regeldruk voor alle onderwijsinstelling met betrekking tot het toezicht, zoals de verantwoording aan DUO en de inspectie en medewerking aan bijvoorbeeld het geplande tweede themaonderzoek van de inspectie meegenomen.
Tot slot is verwachting dat de vaststelling door de directeur van de taken en bevoegdheden van de examensecretaris en examencommissie ook een eenmalige administratieve last van 75.000 euro (50 euro * 1.500 scholen/instellingen) met zich brengt.
Naast incidentele lasten brengen de voorgestelde maatregelen mogelijk ook structurele kosten met zich mee. Zo worden er structurele kosten voor het ondertekenen van de resultaten, zowel voor de school en de kandidaten verwacht. Deze kosten worden op geschat op 260.000 euro (1,00 voor de school+ 0,3 euro voor de leerling * 200.000 examenkandidaten). Op veel scholen gebeurt dit echter al, dus de verwachting is niet dat deze kosten (zowel voor de school als de kandidaten) afwijkt van de lopende praktijk. Daarnaast wordt in voorkomende gevallen waar het pta na 1 oktober moet worden aangepast de administratieve last op scholen en instellingen ook vergroot. Hierbij wordt uitgegaan dat structureel gezien echter weinig scholen een dergelijke aanpassing nodig zullen hebben, waardoor deze administratieve lasten worden geschat op 14.250 euro (47,50 euro * 300 scholen/instellingen). De verwachting is dat deze kosten op termijn zullen afnemen wanneer steeds minder scholen door de versterking in de kwaliteitsborging van de schoolexaminering dergelijke kennelijke fouten zullen maken.
Voorts is er ook sprake van nalevingskosten. Deze nalevingskosten, die bestaan uit de werkzaamheden van de examencommissie inclusief – wanneer nodig – het opleiden van de examencommissie & examensecretaris, bedragen naar verwachting 718.500 euro (479 euro * 1.500 vestigingen) structureel.
Daarbij zijn er ook kosten voor kennisname en communicatie van de wijzigingen. Voor een goede implementatie van de maatregelen is met name de communicatie binnen de vo-scholen essentieel. De verwachting is dat de kennisneming en communicatie kosten binnen de school, en van de leerlingen een eenmalige last van 108.750 euro (12,50 euro * 1.500 scholen/instellingen en 0,45 euro * 200,000 examenleerlingen) verwacht
Om de werkbaarheid van dit besluit te vergroten en daarbij de kosten te drukken is aan de VO-raad gevraagd een handreiking te ontwikkelen, die scholen kunnen gebruiken bij het uitvoeren van de bovengenoemde handelingen.
Er zijn geen gevolgen voor de Rijksbegroting, vanuit de overheid worden er geen extra middelen hiervoor vrijgemaakt. Het is aan de scholen om binnen de bekostiging keuzes te maken.
Voorafgaand aan en tijdens het ontwerpen van de wijzigingen van het Eindexamenbesluit VO is over alle onderdelen gesproken met de VO-raad en het platform examensecretarissen (PLEXS) met betrekking tot: de bedoeling, de verwachte effectiviteit en de uitvoerbaarheid van de maatregelen. In het bijzonder is de aandacht daarbij gegaan naar de taken van en de verantwoordelijkheidsverdeling tussen examencommissie, examensecretaris, directeur en bevoegd gezag.
Met betrekking tot de aanscherpingen in het pta is hieruit voort gekomen dat de keuze om de vermelding van de verplichte maar ook de schooleigen doelen op te nemen een goede bijdrage kan leveren aan bewustwording van de bedoeling van het schoolexamen en de koppeling met de visie van de school versterkt. Het detailniveau van de leerdoelen is onuitvoerbaar voor de school en onoverzichtelijk voor leerlingen. Daarom is geen verplichting opgenomen over de wijze waarop en school de verbinding tussen de toets in het pta en de bijbehorende doelen opneemt, zolang deze verbinding eenvoudig herleidbaar is.
Met betrekking tot de wijzigingen in het pta geven alle partijen aan dat 1 oktober een fatale datum moet zijn zodat de verantwoordelijkheid van scholen hierbij duidelijk is.
Het belang van een examencommissie in het kader van borging en het versterken van de positie van de examensecretaris wordt breed gedragen. De aanpassingen van het Eindexamenbesluit VO geven hier ondersteuning voor. De meningen zijn verschillend met betrekking tot het detailniveau van de invulling van de taken en bevoegdheden van examencommissie en eindexamensecretaris. Overwegend geldt hier, dat er sprake moet zijn van een effectieve bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van examinering, zonder de schoolorganisatie te belemmeren in het kiezen van een invulling die bij hen past.
De internetconsultatie met betrekking tot de voorgenomen wijziging van het eindexamenbesluit voortgezet onderwijs (EBVO) heeft plaats gevonden van 11 september tot en met 11 oktober 2020 en was te vinden onder https://www.internetconsultatie.nl/ebvoschoolexamens. Er zijn in het totaal 11 reacties op de consultatie openbaar, daarnaast is er nog een reactie gekomen via e-mail.
Er zijn reacties gekomen van onder meer schoolleiders, docenten en leden van de VO-raad, PLEXS en SPV.
Het doel van de voorgestelde wijzigingen in het EBVO is positief ontvangen. De opmerkingen ten aanzien van de tekst ten tijde van de internetconsultatie hebben overwegend te maken met duidelijkheid en eenduidigheid van formulering.
Verder zijn er diverse opmerkingen gemaakt over onduidelijkheid van begrippen en waar nodig zijn die begrippen aangepast of voorzien van een toelichting in de algemene toelichting of de artikelsgewijze toelichting.
Er zijn binnen de consultatie ook vragen gesteld bij artikelen van het EBVO waar door middel van dit besluit geen wijzigingen in worden aangebracht. Die vallen buiten het bestek van deze wijziging en worden derhalve hier niet verder toegelicht.
De belangrijkste opmerkingen bij artikel 31 EBVO met betrekking tot het examenreglement hebben te maken met de inhaal- en herkansingsmogelijkheden van het schoolexamen. De tekst hiervan is in het besluit en toelichting aangepast en beter toegelicht.
De rode draad bij de opmerkingen met betrekking tot artikel 31a EBVO aangaande het pta betreffen de formulering van de redenen voor wijziging van het pta en de bepaling op welke wijze de school verbinding moet leggen tussen schoolexamen toetsen en de verplichte examenonderdelen. De formulering voor wijziging van het pta werd als te beperkend beschouwd, de formulering artikel 31a, achtste lid, EBVO is daarop aangepast toegevoegd is «in het geval van een bijzonder onvoorziene omstandigheid die leidt tot praktische onuitvoerbaarheid van het programma van toetsing en afsluiting».
Ten aanzien van de verbinding tussen toets en examenprogramma is de tekst eveneens enigszins aangepast. De verbinding tussen toets en het examenprogramma moet duidelijk en herleidbaar zijn. Het gebruik van domeinen, exameneenheden etc. wordt als mogelijkheid, maar niet als verplichting in de toelichting benoemd.
Artikel 33 met betrekking tot het verstrekken van en laten tekenen van het overzicht van de onderdelen en de beoordeling van het schoolexamen leverde de vragen op over de waarde van de ondertekening en de gevolgen van een onvolledig schoolexamen. Hiervoor is aanvullende uitleg in de toelichting opgenomen. Een belangrijke opmerking ten aanzien van de examencommissie betrof de formulering van het doel van de examencommissie, daarvoor werden in de tekst en toelichting verschillende woorden gebruikt. Gekozen is om daarvoor overal de zinsnede «borging van de kwaliteit van schoolexaminering» te gebruiken
De vragen en opmerkingen van de Inspectie van het Onderwijs en DUO waren in lijn met die van de internetconsultatie. Na verwerking deze punten is deze versie uitvoerbaar bevonden.
Naast de uitvoeringstoets door DUO en de inspectie van het onderwijs heeft ook een financiële toetsing en toetsing door het ATR plaats gevonden. Hierbij is geen uitvoeringsbelemmering geconstateerd.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2021. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 augustus 2021, treedt het in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Voor leerlingen die een diploma vmbo of havo willen behalen aan een vavo-instelling gaan de hiervoor beschreven regels (wanneer toepasbaar op het vavo) ook vanaf 1 augustus 2021 gelden, met uitzondering van die leerlingen in augustus of september 2021 hun diploma behalen. Deze leerlingen worden, met het oog op de zeer korte voorbereidingstijd, beschouwd als behorend bij het vorige schooljaar (2020–2021), waarin de verplichtingen nog niet golden. Voor hen gelden overigens wel de correctie van de bepalingen over de rekentoets, zodat ook zij op grond van een reeds gemaakt schoolexamen rekenen vrijstelling krijgen (zie artikel I, onderdeel I).
Hier is verder van belang dat scholen en instelling tijdig worden geïnformeerd over de voorgenomen wijzigingen, zodat zij zich hierop kunnen voorbereiden. Samen met de sector zal er gewerkt worden aan handreikingen voor scholen en instellingen om hen bij de invoering te helpen. Op de site van het examenloket zal informatie worden opgenomen over het wijzigingsbesluit. Via het examenloket kunnen tevens vragen worden gesteld over het wijzigingsbesluit. Daarnaast worden scholen en instellingen een informatiebrief toegestuurd.
Er is voor gekozen om de examensecretaris een eigen artikel te geven, zodat duidelijk is dat hier sprake is van een belangrijke actor in het eindexamenproces.
Het eerste lid bepaalt dat de directeur van een school voor voortgezet onderwijs een of meer van de personeelsleden van de school moet aanwijzen tot examensecretaris en dat de examensecretaris tevens de secretaris van de deeleindexamens is. Anders dan voorheen wordt expliciet bepaald dat de directeur een of meer personeelsleden kan aanwijzen als examensecretaris. Op veel scholen is het reeds gebruikelijk dat voor iedere schoolsoort een aparte examensecretaris wordt aangewezen. Deze praktijk wordt hiermee gecodificeerd.
Het tweede lid bepaalt dat de directeur en de examensecretaris van een school voor voortgezet onderwijs gezamenlijk de taken bedoeld in de artikelen 33 (nieuw), tweede lid, 48, eerste en derde lid, 52, zesde lid, en 59, vierde lid, verrichten. Dit betreft de volgende taken:
• Het gezamenlijk met de directeur tekenen voor verstrekking van een overzicht van alle onderdelen in het examendossier en beoordelingen (zie het eerste lid van artikel 33 (nieuw)) aan de kandidaat.
• Het gezamenlijk met de directeur vaststellen van de uitslag van een eindexamen (artikel 48).
• Het gezamenlijk met de directeur tekenen van de diploma’s en de cijferlijsten (artikel 52).
• Het gezamenlijk met de directeur op verzoek van de kandidaat vaststellen van de uitslag van het eindexamen aan het einde van het eerste schooljaar van een gespreid centraal examen of een gespreid schoolexamen met overeenkomstige toepassing van artikel 49 of 50 van het EBVO (artikel 59).
De examensecretaris heeft ten aanzien van deze taken een eigen verantwoordelijkheid. Hij staat bij het verrichten van deze taken náást de directeur en draagt hiervoor zelf de verantwoordelijkheid. Dit is anders ten aanzien van de taken in het derde lid die door de examensecretaris ondersteunend aan de directeur worden verricht.
Het derde lid schetst de klassieke ondersteunende taken die de examensecretaris heeft ten opzichte van de directeur en die niet expliciet in het huidige Eindexamenbesluit VO zijn terug te vinden. Dit lid bepaalt derhalve dat de examensecretaris de directeur ten eerste ondersteunt bij het organiseren en afnemen van het eindexamen of deeleindexamen. Ook ondersteunt de examensecretaris de directeur bij de correcte uitvoering van het examenreglement en het programma van toetsing en afsluiting. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan taken als het aanmelden van kandidaten voor de aangewezen vakken. Voor de duidelijkheid in de verdeling van de verantwoordelijkheid is van belang te benoemen dat de directeur eindverantwoordelijk blijft ten aanzien van deze taken waarin hij door de examensecretaris wordt ondersteund.
Het invullen van de taken die de examensecretaris toebedeeld heeft gekregen in het tweede en derde lid wordt op iedere school anders uitgevoerd. Dit vierde lid bepaalt daarom dat de directeur een duidelijke taakomschrijving voor de examensecretaris moet vaststellen. Het is immers van groot belang dat alle actoren in het examenproces weten wat er van hen verwacht wordt en wat zij van de andere actoren mogen verwachten. Derhalve wordt hier voorgesteld dat de directeur een duidelijke taakomschrijving maakt waarin behalve de taken genoemd in het tweede en derde lid, ook overige taken kunnen worden opgenomen. Bij overige taken moet bijvoorbeeld gedacht worden aan taken variërend van het monitoren van een correcte invoering van de examencijfers tot en met lidmaatschap van de examencommissie.
Een duidelijke taakomschrijving die is opgesteld door de directeur draagt enerzijds bij aan het verduidelijken van taken en verantwoordelijkheden van de examensecretaris en anderzijds aan het versterken van de positie van de examensecretaris om deze taken binnen de school uit te voeren. Het verdient daarom ook aanbeveling om de taakomschrijving van de examensecretaris toe te voegen aan de algemene informatie met betrekking tot het examen, zodat de rol van de examensecretaris voor alle betrokkenen helder is. In ieder geval dient de directeur de taakomschrijving aan het bevoegd gezag, aan de examensecretaris(sen) en aan de examencommissie te verstrekken.
Voor de kwaliteit van de schoolexaminering is het van groot belang dat de directeur de examensecretaris in staat stelt zijn taak goed uit te voeren en hem de mogelijkheid te geeft zijn bekwaamheid en expertise te vergroten. Het zesde lid draagt daarom de directeur op ervoor te zorgen dat het deskundig functioneren van de examensecretaris voldoende is gewaarborgd, zodat zij hun taken uit de taakomschrijving goed kunnen vervullen.
Artikel 10, eerste lid, onder b, van de Wet medezeggenschap scholen bepaalt dat vaststelling of wijziging van «de onderwijs- en examenregeling» voorafgaande instemming van de medezeggenschapsraad behoeft. Daarmee dient het bevoegd gezag het examenreglement en het programma van toetsing en afsluiting in het geval van vaststelling of wijziging voor instemming voor te leggen aan de medezeggenschapsraad. Doch, het huidige Eindexamenbesluit VO kent niet het begrip «examenregeling». Deze omissie wordt hier hersteld door in de begripsbepalingen van artikel 1 alsmede in het opschrift van Hoofdstuk III, afdeling I expliciet «examenregeling» op te nemen. Onder examenregeling wordt verstaan het examenreglement en het programma van toetsing en afsluiting gezamenlijk.
Dit artikel regelt de vaststelling en inhoud van het examenreglement voor scholen voor het voortgezet onderwijs en voor het vavo. Voor de toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.4.2 van het algemeen deel van de toelichting.
Deze artikelen zien op het aanscherpen en aanvullen van inhoud van het pta alsmede van de procedure van totstandkoming en wijziging van het pta. Voor de toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.4.3 van het algemeen deel van de toelichting.
Artikel 33 van het Eindexamenbesluit VO regelt de verstrekking van de beoordeling van het schoolexamen. Voor de toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.2.4 van het algemeen deel van de toelichting.
Dit artikel regelt dat het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs een of meer examencommissies instelt ten behoeve van de borging van de kwaliteit van de schoolexaminering. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.4.5. van het algemeen deel van de toelichting.
Zie voor een nadere toelichting op dit artikel eveneens paragraaf 2.4.5. van het algemeen deel van de toelichting.
In het Eindexamenbesluit VO wordt de examensecretaris op verschillende manieren aangeduid. In de praktijk gebruikt men doorgaans de term «examensecretaris». Hier wordt bij aangesloten, middels een technische wijziging waarmee wordt geregeld dat de examensecretaris overal in het Eindexamenbesluit VO wordt aangeduid als «examensecretaris».
Dit betreft een technische aanpassing ten behoeve van de afschaffing van de rekentoets. Zie paragraaf 2.4.6. van het algemeen deel van de toelichting voor een nadere uitleg.
Zie hiervoor paragraaf 9 van het algemeen deel van de toelichting.
In artikel II wordt het Eindexamenbesluit VO BES gewijzigd. Deze wijzigingen zijn gelijk aan de wijzigingen van het Eindexamenbesluit VO in artikel I.
Voor de toelichting op artikel 3a wordt verwezen naar de toelichting op artikel 3a van het Eindexamenbesluit in artikel I, onderdeel B. De taken van de examensecretaris zijn in het Eindexamenbesluit VO BES geregeld in de artikelen 36, 39 en 47.
De aanpassing van het opschrift van Hoofdstuk III, Afdeling 1. van het Eindexamenbesluit VO BES is opgenomen, zodat het Eindexamenbesluit VO BES op dit punt overeenkomt met het Eindexamenbesluit VO.
Het huidige opschrift van Hoofstuk III, Afdeling 1. van het Eindexamenbesluit VO luidt «Afdeling 1. Examenreglement en programma van toetsing en afsluiting». Dit wordt aangepast naar: Afdeling 1. De examenregeling.
Dit artikel regelt de vaststelling en inhoud van het examenreglement voor scholen voor het voortgezet onderwijs en voor het vavo. Voor de toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.4.2 van het algemeen deel van de toelichting.
Deze artikelen zien op het aanscherpen en aanvullen van inhoud van het pta alsmede van de procedure van totstandkoming en wijziging van het pta. Voor de toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.4.3 van het algemeen deel van de toelichting.
De medezeggenschapsregelingen in de WVO BES en de WEB BES blijven van toepassing. Tot het moment van invoering van de WMS op de BES-eilanden geldt er een vereenvoudigd medezeggenschapsstelsel op de BES-eilanden. De medezeggenschapsraad wordt op grond van de huidige regelgeving ten minste twee maal per jaar in de gelegenheid gesteld om de algemene gang van zaken te bespreken.
Voor het vaststellen van het examenreglement en het pta verandert er – anders dan voor het Europese gedeelte van het Koninkrijk – met dit besluit niets in de rol van de medezeggenschap: wel is de aanbeveling dat de medezeggenschapsraad hierbij wordt betrokken.
Artikel 20 van het Eindexamenbesluit VO BES regelt de verstrekking van de beoordeling van het schoolexamen. Voor de toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.2.4 van het algemeen deel van de toelichting
Dit artikel regelt dat het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs een of meer examencommissies instelt ten behoeve van de borging van de kwaliteit van de schoolexaminering. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.4.5. van het algemeen deel van de toelichting.
Zie voor een nadere toelichting op dit artikel eveneens paragraaf 2.4.5. van het algemeen deel van de toelichting.
Zie voor de toelichting op deze wijziging de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel H.
Zie voor een nadere toelichting paragraaf 9 van het algemeen deel van de toelichting.
Artikel 70 van het Besluit register onderwijsdeelnemers laat artikel 45, tweede lid, vervallen en vernummert artikel 47, vijfde lid van het Eindexamenbesluit VO BES.
Dit artikel regelt dat in het geval artikel 70 van het Besluit register onderwijsdeelnemers eerder in werking treedt dan artikel II, onderdeel H, van dit besluit de verwijzingen in genoemd onderdeel H naar artikel 45, tweede lid, en artikel 47, vijfde lid, worden aangepast.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van dit besluit en wordt toegelicht in paragraaf 9 van het algemeen deel van de toelichting.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Kamerstukken II, 2018–2019, 31 289, nr. 395. en Kamerstukken II, 2019–2020, 31 289, nr. 408.
In het vwo en het havo krijgt het profielwerkstuk een cijfer dat meetelt voor het se, het heeft namelijk betrekking op een of meer vakken van het eindexamen. Het profielwerkstuk in het vmbo heeft betrekking op een thema uit het profiel waarin de leerling onderwijs volgt. (art. 4, vierde en vijfde lid, EBVO)
Het schoolexamen wordt in beginsel afgesloten voor de aanvang van het eerste, bedoeld in artikel 37 EBVO. Bij toepassing van artikel 37, zevende lid, EBVO wordt het schoolexamen in het vak waarop de toets betrekking heeft, afgesloten tien werkdagen voor de afname van die toets.
Het College voor toetsen en examens kan namelijk ingevolge dit artikel voor een toets een afnameperiode instellen waarbinnen het bevoegd gezag zelf de afnametijdstippen bepaalt. Deze afnameperiode vangt niet eerder aan dan op 1 april van het desbetreffende examenjaar en omvat het eerste en tweede tijdvak van dat examenjaar. Dit is van belang voor de flexibele afname van centrale examens zoals het geval is bij de CSPE’s en flexibele digitale examens.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2021-206.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.