Wet van 10 maart 2021, houdende regels over het verstrekken van subsidies door de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming en tot intrekking van de Wet Justitie-subsidies (Kaderwet overige JenV-subsidies)

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is de Wet Justitie-subsidies te vervangen door een nieuwe regeling;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder Onze Minister: Onze Minister van Justitie en Veiligheid of Onze Minister voor Rechtsbescherming.

Artikel 2

  • 1. Onze Minister kan subsidies verstrekken voor activiteiten die passen in het beleid inzake:

    • a. bescherming van minderjarigen en adoptie;

    • b. criminaliteitsbestrijding en -preventie;

    • c. migratie;

    • d. openbare orde en veiligheid;

    • e. rechtspleging en rechtshandhaving;

    • f. sanctietoepassing en nazorg;

    • g. slachtofferhulp;

    • h. terrorismebestrijding en -preventie.

  • 2. Onze Minister kan voorts subsidies verstrekken voor activiteiten op het gebied van de onderwerpen die genoemd zijn in de begrotingsstaat, onderdeel uitgaven en verplichtingen, behorend bij de wet, houdende vaststelling van de begroting van uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het desbetreffende jaar, of voor een voorafgaand jaar voor zover daarin een beschikking tot subsidieverlening is gegeven. Indien bij de aanvang van enig jaar bedoelde wet nog niet in werking is getreden, wordt tot die inwerkingtreding het voorstel daartoe in aanmerking genomen.

Artikel 3

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van Onze Minister kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt, nader worden bepaald en kunnen nadere regels voor die verstrekking worden gesteld.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid wordt voorzien in de vaststelling van een subsidieplafond. Geen subsidieplafond behoeft te worden vastgesteld indien Onze Minister van Financiën zulks aan Onze Minister te kennen heeft gegeven.

Artikel 4

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van Onze Minister kunnen voorts regels worden gesteld met betrekking tot:

    • a. de aanvraag van een subsidie, de daarbij over te leggen gegevens en bescheiden en de besluitvorming daarover;

    • b. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • c. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

    • d. de verplichtingen voor de subsidieontvanger;

    • e. de vaststelling van de subsidie;

    • f. intrekking en wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

    • g. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten;

    • h. de vergoeding die verschuldigd is bij vermogensvorming, bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • i. het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • j. de openbaarmaking van de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten;

    • k. het geven van informatie aan derden over de gesubsidieerde activiteiten door de subsidieontvanger;

    • l. de maatregelen om misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidie te voorkomen.

  • 2. In afwijking van de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden bepaald in welke gevallen de aanvraag van de subsidie uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden.

Artikel 5

  • 1. Voor zover subsidieverstrekking in strijd zou zijn met ingevolge een verdrag voor de Staat geldende verplichtingen, kan Onze Minister:

    • a. de subsidie weigeren;

    • b. de subsidie lager vaststellen dan overeenkomstig de subsidieverlening; of

    • c. de subsidieverlening of subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen.

  • 2. Bij de vaststelling, intrekking of wijziging kan worden bepaald dat over onverschuldigd betaalde subsidiebedragen een rentevergoeding verschuldigd is.

  • 3. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verstrekt, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 4. De artikelen 4:49, derde lid, en 4:57, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op de vaststelling, intrekking en wijziging, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.

  • 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 3. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4. Aan subsidies op grond van deze wet is de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger aan een toezichthouder alle medewerking verleent die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

Artikel 7

Na de inwerkingtreding van deze wet berusten de Regeling Halt 2013, de Regeling persoonsvolgend budget voor inburgering in de opvang, de Regeling uitstapprogramma’s prostituees III, Stimuleringsregeling Ruimte voor Contact, de Subsidieregeling AMIF en ISF 2014–2020, de Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek 2019, de Subsidieregeling voor het Rode Kruis 2008 en de Tijdelijke regeling stimulering preventieve maatregelen woning- en bedrijfsovervallen mede op artikel 3, eerste lid, van deze wet.

Artikel 8

De Wet Justitie-subsidies wordt ingetrokken, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn verleend of vastgesteld.

Artikel 9

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 10

Deze wet wordt aangehaald als: Kaderwet overige JenV-subsidies.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 10 maart 2021

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de negentiende maart 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 512

Naar boven