Besluit van 9 maart 2021, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de verstrekking van justitiële gegevens aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst ten behoeve van het nemen van beslissingen over het intrekken van het Nederlanderschap

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 27 november 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2020002430;

Gelet op de artikel 9, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 januari 2021, nr. W16.20.0449/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 4 maart 2021, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3223356;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Na artikel 16 van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16a

Justitiële gegevens als bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, en 7, eerste lid, onderdelen b en j, onder 1° tot en met 3° en 5°, worden verstrekt aan Onze Minister ten behoeve van het nemen van een beslissing als bedoeld in artikel 14, tweede en vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2021.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 maart 2021

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de zeventiende maart 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit voorziet in een wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg) in verband met de verstrekking van justitiële gegevens aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ten behoeve van het nemen van beslissingen over het intrekken van het Nederlanderschap. Op grond van artikel 14, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap kan het Nederlanderschap worden ingetrokken van personen die onherroepelijk zijn veroordeeld wegens, kort samengevat, een misdrijf gericht tegen de veiligheid van het Koninkrijk, een terroristisch misdrijf of een internationaal misdrijf. Voorts kan op grond van artikel 14, vierde lid, in het belang van de nationale veiligheid het Nederlanderschap worden ingetrokken van personen die zich in het buitenland bevinden en zich hebben aangesloten bij een terroristische organisatie.

De IND neemt namens de Minister van Justitie en Veiligheid (in de praktijk: de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid) beslissingen over het intrekken van het Nederlanderschap. Voor het nemen van deze beslissingen is het vanzelfsprekend noodzakelijk dat de IND over relevante informatie beschikt. Het gaat hierbij om informatie uit verschillende bronnen, waaronder politiegegevens en justitiële gegevens.

Het Besluit politiegegevens kent een grondslag voor het verstrekken van politiegegevens ten behoeve van het nemen van beslissingen op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap in de artikelen 4:1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, en 4:3, eerste lid, onderdeel h.

Het Bjsg kent in artikel 16, onderdeel b, wel een grondslag voor de verstrekking van justitiële gegevens aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de burgemeesters ten behoeve van de beoordeling van een verzoek tot verkrijging van het Nederlanderschap, maar kent geen grondslag voor de verstrekking van justitiële gegevens ten behoeve van het nemen van een beslissing over het intrekken van het Nederlanderschap. Deze grondslag is met het onderhavige besluit gecreëerd. Op basis van deze grondslag verstrekt de Justitiële informatiedienst (Justid) aan de IND de relevante gegevens desbetreffende veroordelingen voor de eerdergenoemde misdrijven en het onherroepelijk worden ervan.

Een tijdelijke voorziening (machtiging) is begin 2019 getroffen door op grond van artikel 14 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens toestemming te verlenen tot het verstrekken aan de IND van justitiële gegevens met betrekking tot veroordelingen wegens een terroristisch misdrijf en/of een misdrijf met een terroristisch oogmerk (Stcrt. 2019 nr. 15008). Na de inwerkingtreding van het onderhavige besluit, is die machtiging komen te vervallen.

Een concept van het onderhavige besluit is ter consultatie voorgelegd aan de Autoriteit persoonsgegevens en de Raad voor de rechtspraak. Het openbaar ministerie heeft desgevraagd aangegeven geen behoefte te hebben over het ontwerpbesluit te adviseren.

De Autoriteit persoonsgegevens heeft erop gewezen dat op grond van de voorgestelde bepaling sprake is van een automatisme van verstrekken in de zin dat er geen sprake is van verstrekking van justitiële gegevens na een verzoek van de IND. Een intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap vereist een onherroepelijke veroordeling. In dit licht heeft de Autoriteit persoonsgegevens gevraagd om een nadere onderbouwing van de noodzaak om in alle gevallen van een veroordeling wegens de desbetreffende misdrijven de relevante justitiële gegevens aan de IND te verstrekken.

De regering is het met de Autoriteit persoonsgegevens eens dat niet meer justitiële gegevens aan de IND kunnen worden verstrekt dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap. De regering acht het in dit verband van belang dat besluitvorming over het intrekken van het Nederlanderschap zorgvuldig en tijdig plaatsvindt in alle gevallen waarin de Rijkswet op het Nederlanderschap daartoe een grondslag geeft. In de praktijk is gebleken dat gevallen werden gemist door de IND. De IND werd niet altijd via een ander (strafrechtelijk) kanaal op de hoogte gebracht over mogelijk relevante gevallen. Het alleen op verzoek verstrekken van justitiële gegevens garandeert in dit licht niet dat de IND zijn taken op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap goed kan uitvoeren.

Het is daarom noodzakelijk dat de IND wordt geïnformeerd over veroordelingen wegens de desbetreffende misdrijven. Dit stelt de IND in staat om een dossieronderzoek te starten dat betrekking heeft op de vraag of de betrokken over een dubbele nationaliteit bezit en of hij zich buiten het Koninkrijk bevindt. De registratie van nationaliteiten in de justitiële documentatie is onvoldoende betrouwbaar. Nader onderzoek door de IND is hiervoor aangewezen. Hetzelfde geldt voor de vaststelling of betrokkene zich buiten het Koninkrijk bevindt. Kennisneming van hetgeen hierover in een vonnis is vermeld, maakt het de IND mogelijk om aan de hand van deze gegevens te onderzoeken of en op welke gronden het Nederlanderschap kan worden ingetrokken.

Het ontvangen van justitiële gegevens over een veroordeling wegens de desbetreffende misdrijven stelt de IND in staat om in alle gevallen waarin daartoe aanleiding bestaat, zorgvuldig en bijtijds besluitvorming over het intrekken van het Nederlanderschap te initiëren.

De Raad voor de rechtspraak wees in zijn advies op een aangelegenheid betreffende geautomatiseerde notificatie die verder geen aanleiding gaf voor een advies over aanpassing van het onderhavige besluit of de toelichting. Daarnaast verzocht de Raad voor de rechtspraak om een nadere toelichting over de bijdrage van een eventuele veroordeling bij verstek aan de onderbouwing van een beslissing tot het intrekken van het Nederlanderschap. De door de Raad voor de rechtspraak aangehaalde passage is verwijderd uit de artikelsgewijze toelichting. De regering wijst er in dit verband wel op dat artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap niet vereist dat de betrokkene is veroordeeld voor een bepaald misdrijf. Overigens wordt te dien aanzien niet beoogd dat een veroordeling bij verstek op zichzelf beschouwd redengevend hoeft te zijn voor het intrekken van het Nederlanderschap. Zoals hierboven in reactie op het advies van de Autoriteit persoonsgegevens aangegeven, dient het verstrekken van justitiële gegevens aan de IND als startpunt voor dossieronderzoek door de IND.

Financiële gevolgen

De financiële gevolgen van het onderhavige besluit zijn te verdelen in eenmalige kosten en beheerskosten. De eenmalige kosten, waaronder het samenstellen van het script en de opname van het script in het automatische proces, zijn berekend op 40.000 euro. De jaarlijkse beheerskosten, dat wil zeggen de kosten voor het functioneel en technisch beheer van de verstrekking van justitiële gegevens aan de IND, zijn bepaald op 15.000 euro. De kosten komen ten laste van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Artikelsgewijs

Artikel I

Dit artikel voorziet erin dat een nieuw artikel 16a wordt ingevoegd in het Bjsg dat de hierboven beschreven grondslag biedt voor de verstrekking van justitiële gegevens. Het gaat hierbij om de volgende justitiële gegevens:

  • de naam van de betrokkene, het adres, de geboortegemeente of geboorteplaats en het land van geboorte, de geboortedatum of, indien onbekend, het geboortejaar, persoonsidentificerende nummers en de nationaliteit (artikel 6, eerste lid);

  • het parketnummer, de naam van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, de datum van de uitspraak en de inhoud van de uitspraak, waaronder de kwalificatie van het feit, de daarbij betrokken strafbepalingen, en de datum waarop de uitspraak onherroepelijk is geworden (artikel 7, eerste lid, onderdelen b en j, onder 1° tot en met 3° en 5°).

Justid verstrekt de relevante justitiële gegevens aan personen werkzaam bij de IND die hiertoe door de hoofddirecteur van de IND zijn geautoriseerd. De IND onderzoekt vervolgens of de gegevens een persoon betreffen die in het bezit is van een dubbele nationaliteit. Is dit niet het geval dan vernietigt de IND terstond de verstrekte gegevens. Is wel sprake van een dubbele nationaliteit dan kan de IND op basis van de verstrekte gegevens het vonnis opvragen bij het desbetreffende gerecht (op grond van artikel 365, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering) en (mede) aan de hand van het vonnis onderzoeken en beoordelen of het intrekken van het Nederlanderschap aangewezen is.

Artikel II

Voor de vaststelling datum van inwerkingtreding is rekening gehouden met de vaste verandermomenten voor wetgeving (Aanwijzingen voor de regelgeving 4.17).

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven