Wet van 5 februari 2020 tot wijziging van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken teneinde die beperkingen beter kenbaar te maken

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken te wijzigen teneinde die beperkingen beter kenbaar te maken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervallen de onderdelen c, d en h, onder verlettering van de onderdelen e tot en met g tot c tot en met e.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «een ander bestuursorgaan dan een bestuursorgaan als bedoeld in het eerste lid, niet zijnde een beslissing in administratief beroep als bedoeld in het eerste lid,» vervangen door «een bestuursorgaan».

C

Paragraaf 2 vervalt onder vernummering van de paragrafen 3 en 4 tot 2 en 3.

D

Het opschrift van paragraaf 2 (nieuw) komt te luiden:

§ 2. Inschrijving van publiekrechtelijke beperkingen

E

In artikel 14 wordt «artikel 3, tweede lid» vervangen door «artikel 3, eerste lid».

F

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 3, tweede lid» vervangen door «artikel 3, eerste lid» en wordt «kadastrale aanduidingen van de onroerende zaak of zaken waarop deze betrekking heeft en ter inschrijving» vervangen door «actuele kadastrale aanduidingen van het object waarop deze betrekking heeft of de actuele identificatie van dat object uit een basisregistratie dan wel de handmatig ingetekende geometrie en in elektronische vorm ter inschrijving».

2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 4. De Dienst maakt inzichtelijk aan bestuursorganen wanneer een object uit een van de basisregistraties, waarop het bestuursorgaan een vigerende beperking heeft gelegd, niet langer actueel is.

  • 5. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gegeven over:

    • a. de identificatie van het object en de geometrie, bedoeld in het eerste lid, alsmede wijzigingen daarvan, en

    • b. de wijze van aanleveren van de beperkingenbesluiten alsmede de daarop betrekking hebbende beslissingen in administratief beroep of rechterlijke uitspraken en de daarbij aan te leveren gegevens.

  • 6. Bij regeling van het bestuur van de Dienst kunnen nadere regels worden gegeven omtrent wijzigingen van de identificatie van het object of de geometrie, bedoeld in het eerste lid, en de manier waarop de beperkingenbesluiten en de gegevens, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, worden aangeleverd.

G

De artikelen 15a en 16 vervallen.

H

In artikel 17 wordt «artikel 15, eerste tot en met derde lid, en artikel 16, tweede en derde lid,» vervangen door «artikel 15».

I

De artikelen 17a tot en met 17d worden vervangen door een artikel, luidende:

Artikel 17a

  • 1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor aanlevering van de in het door hen gehouden gemeentelijke beperkingenregister ingeschreven beperkingenbesluiten en daarop betrekking hebbende beslissingen in administratief beroep of rechterlijke uitspraken aan de Dienst en de Dienst draagt zorg voor inschrijving daarvan in de openbare registers. Artikel 15, tweede en derde lid, is niet van toepassing.

  • 2. Indien alle beperkingenbesluiten van een gemeente alsmede daarop betrekking hebbende beslissingen in administratief beroep of rechterlijke uitspraken overeenkomstig het eerste lid zijn ingeschreven in de openbare registers doet de Dienst daarvan mededeling op zijn website.

  • 3. Bij een aanlevering als bedoeld in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders niet-actuele kadastrale aanduidingen gebruiken, in welk geval de Dienst die niet-actuele kadastrale aanduidingen registreert als werkingsgebied en de basisregistratie kadaster dienovereenkomstig bijwerkt.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gegeven over de aanlevering, bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL II

In artikel 3.6 van de Erfgoedwet wordt «artikel 1, onder e» vervangen door «artikel 1, onder c».

ARTIKEL III

De Kadasterwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, tweede lid, wordt «, artikel 312» vervangen door «en artikel 312» en vervalt «en artikel 1, onderdeel a, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken».

B

Artikel 3, eerste lid, onderdeel i, vervalt onder verlettering van de onderdelen j tot en met p tot i tot en met o.

C

Aan artikel 11b wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 11. In afwijking van het eerste lid, eerste zin, is, indien een document dat betrekking heeft op de inschrijving van een beperkingenbesluit als bedoeld in de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken dan wel een daarop betrekking hebbende beslissing in administratief beroep, rechterlijke uitspraak of vervallenverklaring, ter inschrijving wordt aangeboden, het afschrift of uittreksel, bedoeld in dat lid, niet voorzien van een elektronische handtekening en vindt authenticatie plaats overeenkomstig bij ministeriële regeling te geven regels.

D

Artikel 117 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt «onderdelen g en j» vervangen door «onderdelen g en i».

2. Het zevende lid vervalt onder vernummering van het achtste tot en met elfde lid tot zevende tot en met tiende lid.

ARTIKEL IV

  • 1. Paragraaf 2 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden op de dag voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven tot het tijdstip waarop de mededeling, bedoeld in artikel 17a, tweede lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken is gedaan, van toepassing op de beperkingenbesluiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken zoals die luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van deze wet en de daarop betrekking hebbende beslissingen in administratief beroep of rechterlijke uitspraken, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en vervallenverklaringen als bedoeld in artikel 15, derde lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken zoals die luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.

  • 2. Dit artikel en artikel 17a van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken vervallen met ingang van 1 januari 2021.

ARTIKEL V

De Invoeringswet Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, het Uitvoeringsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en de Uitvoeringsregeling Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken worden ingetrokken.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 5 februari 2020

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Uitgegeven de achttiende februari 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 284

Naar boven