Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
van 14 december 2020, nr. 2020-0000729604;
Gelet op artikel IV van de wet van 7 oktober tot wijziging van de Huisvestingswet
2014 en de Gemeentewet in verband met de aanpak van ongewenste neveneffecten van toeristische
verhuur van woonruimte en woonoverlast (Wet toeristische verhuur van woonruimte) (Stb. 460);
Hebben goedgevonden en verstaan:
Enig artikel
De wet van 7 oktober 2020 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 en de Gemeentewet
in verband met de aanpak van ongewenste neveneffecten van toeristische verhuur van
woonruimte en de aanpak van woonoverlast (Wet toeristische verhuur van woonruimte)
(Stb. 2020, 460) treedt, met uitzondering van artikel I, onderdeel F, artikelen 23a, derde lid, en
23d, en onderdeel Ib, in werking met ingang van 1 januari 2021.
’s-Gravenhage, 22 december 2020
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Uitgegeven de negenentwintigste december 2020
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
NOTA VAN TOELICHTING
Dit besluit regelt de inwerkingtreding van de wet van 7 oktober 2020 tot wijziging
van de Huisvestingswet 2014 en de Gemeentewet in verband met de aanpak van ongewenste
neveneffecten van toeristische verhuur van woonruimte en woonoverlast (Wet toeristische
verhuur van woonruimte) (Stb. 2020, PM) (hierna: de wet).
De wet geeft gemeenten bij schaarste op de woningmarkt of om leefbaarheidsproblemen
te voorkomen drie bevoegdheden inzake toeristische verhuur van woonruimte. In de huisvestingsverordening
kan een registratieplicht, een nachtencriterium met eventueel daaraan gekoppeld een
meldplicht of een vergunningplicht worden ingevoerd.
Daarnaast wordt in het kader van het tegengaan van woonfraude een hogere bestuurlijke
boete mogelijk gemaakt bij recidive in het kader van illegale onderverhuur.
Deze wet is op 6 oktober 2020 aanvaard door de Eerste Kamer der Staten-Generaal en
op 18 november 2020 bekendgemaakt in het Staatsblad (Stb. 2020, 460). In lijn met het systeem van vaste verandermomenten, treedt deze wet, met uitzondering
van de in artikel I, onderdeel F, van de wet opgenomen artikelen 23a, derde lid, en
23d en onderdeel Ib, in werking op 1 januari 2021. De in artikel I, onderdeel F, van
de wet opgenomen artikelen 23a, derde lid, en 23d leggen verplichtingen op aan platforms
waar toeristische verhuur van woonruimte wordt aangeboden. Deze verplichtingen kunnen
eerst na het doorlopen van de in de Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten
van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt
(«Richtlijn inzake elektronische handel») voorgeschreven notificatieprocedure in werking
treden. Dat betekent dat deze alsdan later in werking zullen treden dan de mogelijkheden
om verplichtingen op te leggen aan de aanbieders van woonruimte voor toeristische
verhuur. Het in artikel I, onderdeel Ib, van de wet opgenomen artikel 33b is gelijkluidend
aan artikel 33a, eerste lid, van de wet en dus dubbelop. Om die reden treedt artikel
I, onderdeel Ib, van de wet niet in werking. Dit artikel zal vervallen op een later
moment.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren