Besluit van 22 december 2020 tot wijziging van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte in verband met actualisering van feitomschrijvingen en indexering van boetebedragen 2021

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 27 november 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3106834;

Gelet op artikel 154b, zesde lid, van de Gemeentewet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 16 december 2020, nr. W16.20.0446/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 18 december 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3151801;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De bijlage van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte wordt als volgt gewijzigd:

1. In de voorschriften A.1, A.9 tot en met A.11, A.13, A.15, A.18, eerste en tweede liggende streepje, A.22, tweede liggende streepje, A.23, A.25, A.26, A.29 tot en met A.31, A.33, A.35, onder a en b, A.37, onder a en b, A.38, A.42 tot en met A.45, B.1, B.2, eerste liggende streepje, C.1 en C.5 tot en met C.7 wordt «140» telkens vervangen door «150».

2. In de voorschriften A.2 en A.3 wordt «190» telkens vervangen door «200».

3. In de voorschriften A.4, eerste tot en met derde liggende streepje, A.5, A.24, eerste tot en met derde liggende streepje, A.41 en C.8 wordt «240» telkens vervangen door «250».

4. In de voorschriften A.6, A.8, eerste en tweede liggende streepje, A.12, A.14, A.16, A.17, A.18, derde liggende streepje, A.20, A.22, derde tot en met vijfde liggende streepje, A.32, onder a en b, A.34, A.35, onder c, A.37, onder c, A.39, A.40, C.2 en C.3 wordt «95» telkens vervangen door «100».

5. In de voorschriften A.7, eerste en tweede liggende streepje, B.2, tweede streepje, en B.3 wordt «280» telkens vervangen door «300».

6. In voorschrift A.19 wordt «nuttigen» vervangen door «bij zich hebben» en wordt «95» vervangen door «100».

7. In de voorschriften A.21 en A.36 wordt «45» telkens vervangen door «50».

8. In voorschrift A.22, eerste liggende streepje, wordt «weg» vervangen door «openbare plaats» en wordt «95» vervangen door «100».

9. In voorschrift A.27 wordt na «burgemeester» ingevoegd «in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast» en wordt «100» vervangen door «250».

10. In voorschrift A.28 wordt «100» vervangen door «250».

11. In de voorschriften A.35, onder d en e, en A.37, onder d en e, wordt «55» telkens vervangen door «60».

12. Na voorschrift A.41 wordt een voorschrift toegevoegd, luidende:

A.41a

 

zich ophouden op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, met het kennelijke doel prostitutie of het verrichten van seksuele handelingen in het kader van prostitutie

250

13. In de voorschriften A.46 en C.4 wordt «390» telkens vervangen door «400».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 december 2020

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Uitgegeven de negenentwintigste december 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit regelt de jaarlijkse actualisering van feitomschrijvingen, de indexering van bedragen voor bestuurlijke boetes voor overlast in de openbare ruimte en het gelijke tred laten houden van die bedragen met de strafrechtelijke boetes.

Gemeenteraden kunnen ervoor kiezen dat bestuurlijke boetes worden opgelegd voor overlastfeiten uit gemeentelijke verordeningen, die strafbaar zijn gesteld krachtens artikel 154 van de Gemeentewet, en voor bepaalde milieuovertredingen (artikel 154b, eerste lid, van de Gemeentewet). Kiest de gemeenteraad voor bestuurlijke beboeting, dan geldt deze keuze voor alle overtredingen die zijn genoemd in artikel 154b, eerste lid, van de Gemeentewet (artikel 154b, tweede lid, van de Gemeentewet). De gemeenteraad kan dus niet bepalen dat slechts overtreding van enkele van deze bepalingen bestuurlijk beboetbaar is.1 In artikel 2 van het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte (hierna: Besluit bboor) staat een aantal overlastfeiten waarvoor bestuurlijke beboeting niet mogelijk is. De milieuovertredingen die bestuurlijk kunnen worden beboet, staan opgesomd in artikel 3 van het Besluit bboor. In de bijlage van het Besluit bboor worden de boetebedragen van een aantal feiten landelijk vastgesteld, voor zover ze door natuurlijke personen worden begaan. Voor het overige stelt de gemeenteraad de boetebedragen vast in een gemeentelijke verordening. Het maximum is een boete van de eerste categorie (artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht, dat is vanaf 1 januari 2020: € 435) voor natuurlijke personen en een boete van € 2.250 voor rechtspersonen (artikel 154b, zesde lid, van de Gemeentewet). Voor 12- tot 16-jarigen worden de boetebedragen gehalveerd (artikel 154b, zevende lid, van de Gemeentewet). Blijkens de wetsgeschiedenis kunnen gemeentebesturen voor recidive geen hogere boetes opleggen.2

Belangrijk uitgangspunt is dat het qua beboeting geen verschil maakt of een gedraging bestuurlijk of strafrechtelijk wordt afgedaan.3 Daarom wordt de bijlage van het Besluit bboor elk jaar gewijzigd. De wijziging heeft dus geen gevolgen voor de bestuurlijke beboetbaarheid van feiten. Een feit is bestuurlijk beboetbaar als dat volgt uit artikel 154b van de Gemeentewet, in samenhang met de artikelen 2 en 3 van het Bboor. Met de wijziging worden slechts de landelijk vastgestelde bestuurlijke boetebedragen afgestemd op de laatste versie van de «Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen», die het College van procureurs-generaal vaststelt voor de strafrechtelijke afdoening. Voor de omschrijvingen van de feiten waarvoor de vaste boetebedragen gelden, wordt aangesloten bij de model-algemene plaatselijke verordening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten. De boetebedragen volgen de consumentenprijsindex en wijzigen als afronding er aanleiding toe geeft; ook zijn voor overtreding van twee voorschriften hogere boetes vastgesteld, in navolging van het College van procureurs-generaal.

De wijziging is in concept voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Het ATR deelt de conclusie dat er geen gevolgen voor de regeldruk zijn.

Artikelsgewijs

Artikel I, onder 1 tot en met 5, 7, 11 en 13

Onder toepassing van de consumentenprijsindex ontstaan, als gevolg van afronding, hogere boetebedragen. De boetes van € 45, € 55 en € 95 worden met € 5 verhoogd, de boetes van € 140, € 190, € 240 en € 390 met € 10 en de boete van € 280 met € 20.

Artikel I, onder 6 en 8

De wijzigingen betreffen de omschrijvingen van de voorschriften en volgen de strafrechtelijk door het College van procureurs-generaal doorgevoerde (technische) wijzigingen. De twee bijbehorende boetes van € 95 worden onder toepassing van de consumentenprijsindex met € 5 verhoogd.

Artikel I, onder 9 en 10

De wijzigingen betreffen twee APV-vuurwerkvoorschriften. Onder 9 wordt de omschrijving van het voorschrift aangepast aan de strafrechtelijk door het College van procureurs-generaal doorgevoerde (technische) wijziging. In beide gevallen wordt, overeenkomstig de wijziging van het vaste bedrag in het strafrecht, het boetebedrag verhoogd van € 100 naar € 250.

Artikel I, onder 12

Het College van procureurs-generaal heeft op verzoek van de handhavende instanties voor strafrechtelijke afdoening een zogenoemde nieuwe feitcode (F175c) opengesteld en daaraan een vast boetebedrag gekoppeld van € 250. Dit zit in de sfeer van de prostitutie, te weten: het zich ophouden op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, met het kennelijke doel prostitutie of het verrichten van seksuele handelingen in het kader van prostitutie. Het boetebedrag is gelijk aan het bedrag voor een bestaand prostitutiefeit, namelijk het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten bewegen, uitnodigen of aanlokken tot het gebruik maken van diensten van een prostituee buiten de door het college of de burgemeester aangewezen wegen of gebieden. Gegeven de in het algemeen deel van de toelichting verwoorde uitgangspunten wordt dat doorgetrokken voor bestuurlijke beboeting. Hiertoe wordt een voorschrift A.41a ingevoegd na dat bestaande prostitutievoorschrift. Gemeenteraden kunnen hier dus geen eigen boetebedrag meer voor vaststellen.

Artikel II

De inwerkingtredingsdatum is gelijk aan de datum waarop strafrechtelijk de laatste versie van de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen in gebruik wordt genomen. De besluitvorming daarover vindt jaarlijks in de herfst plaats door het openbaar ministerie. Door vervolgens met dit besluit een gelijke tred te houden van de bedragen voor bestuurlijke boetes voor overlast in de openbare ruimte met de strafrechtelijke boetes voor diezelfde feiten wordt de aanmerkelijk ongewenste situatie voorkomen waarbij het voor de burger verschil maakt of een gedraging bestuurlijk of strafrechtelijk wordt afgedaan en hetzelfde feit onder het ene regime lichter wordt bestraft dan onder het andere. Dit rechtvaardigt afwijking van de gebruikelijke minimuminvoeringstermijn.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Zie onder meer Kamerstukken II 2004/05, 30 101, nr. 3, p. 22.

X Noot
2

Zie Kamerstukken II 2005/06, 30 101, nr. 6, p. 26 en Kamerstukken I 2007/08, 30 101, C, p. 13.

X Noot
3

Zie onder meer Kamerstukken I 2007/08, 30 101, C, p. 9.

Naar boven