Wet van 16 december 2020 tot wijziging van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de Wet toezicht en geschillenbeslechting auteurs- en naburige rechten wordt gewijzigd, om de doelmatigheid van het toezicht op collectieve en onafhankelijke beheersorganisaties te vergroten en de bekostigingssystematiek van het toezicht te wijzigen;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten wordt als volgt gewijzigd:

aA

In artikel 1, onderdeel a, wordt «Veiligheid en Justitie» vervangen door «Justitie en Veiligheid».

A

In artikel 1 wordt, onder vernummering van de onderdelen c tot en met o tot d tot en met p, een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

c. algemene voorwaarden:

voorwaarden als bedoeld in artikel 231, onderdeel a, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek;

B

Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt na «de collectieve beheersorganisaties» ingevoegd «en op onafhankelijke beheersorganisaties voor zover het de in artikel 25d genoemde artikelen betreft».

2. In de tweede volzin wordt de zinsnede «de artikelen 21 en 22» vervangen door «de artikelen 18, 21 en 22».

C

Artikel 2h, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Het College van Toezicht ziet erop toe dat de beheerskosten niet hoger zijn dan de gerechtvaardigde en gedocumenteerde kosten voor het beheren van auteursrechten en naburige rechten.

D

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «modelovereenkomsten» vervangen door «algemene voorwaarden».

2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na «een besluit tot» ingevoegd «de vaststelling van een normaal toepasselijk tarief of korting voor een nieuw beheerd recht of nieuwe vorm van gebruik of tot» en na «de tarieven» ingevoegd «, inclusief het vervallen van een korting,».

3. Aan het slot van het tweede lid wordt een volzin ingevoegd, luidende:

Het College van Toezicht kan de termijn vanwege bijzondere omstandigheden verlengen met ten hoogste vier weken.

4. In het vierde lid wordt na «een besluit tot» ingevoegd «de vaststelling van een normaal toepasselijk tarief of korting voor een nieuw beheerd recht of nieuwe vorm van gebruik of tot», wordt na «indien» ingevoegd «het tarief of» en wordt aan het slot een volzin ingevoegd, luidende:

Het College van Toezicht onthoudt zijn goedkeuring niet dan nadat de geschillencommissie hieromtrent advies heeft uitgebracht.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van het eerste lid, onderdeel b, worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:

  • c. de vaststelling van een normaal toepasselijk tarief of korting voor een nieuw beheerd recht of nieuwe vorm van gebruik;

  • d. de wijziging van een door een of meer betalingsplichtigen te betalen tarief, inclusief korting, anders dan bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c;

  • e. de vaststelling of wijziging van overeenkomsten met representatieve organisaties van gebruikers;

  • f. de benoeming van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

2. Het vijfde lid vervalt.

3. Het zesde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

F

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5aa

  • 1. Het College van Toezicht kan vaststellen of de betrouwbaarheid en geschiktheid van een persoon die bij een collectieve beheersorganisatie is of wordt belast met taken als bedoeld in de artikelen 2e, eerste lid, of 2f, eerste lid, buiten twijfel staat, op basis van diens voornemens, handelingen en antecedenten, wanneer het geïnde bedrag aan vergoedingen van een collectieve beheersorganisatie in een bepaald kalenderjaar meer bedraagt dan € 50.000.000.

  • 2. Indien onderzoek benodigd is ten behoeve van de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, komen de kosten van het onderzoek voor rekening van de collectieve beheersorganisatie.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften vastgesteld over de wijze waarop de betrouwbaarheid en geschiktheid van een persoon, als bedoeld in het eerste lid, kan worden vastgesteld.

G

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt «collectieve beheersorganisatie» telkens vervangen door «collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie».

2. Het derde lid van artikel 6 vervalt.

H

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid vervalt.

2. Het zevende lid wordt vernummerd tot zesde lid.

3. In het nieuwe zesde lid wordt de zinsnede «Het vierde en zesde lid» vervangen door: Het vierde lid.

I

Artikel 11 vervalt.

J

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

  • 1. De kosten die het College van Toezicht maakt, worden vergoed door Onze Minister.

  • 2. Onze Minister brengt jaarlijks vijftig procent van de kosten, bedoeld in het eerste lid, in rekening aan de collectieve beheersorganisaties en onafhankelijke beheersorganisaties.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de systematiek op basis waarvan het bedrag, bedoeld in het tweede lid, over de collectieve beheersorganisaties en onafhankelijke beheersorganisaties wordt verdeeld en de bijdrage van een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie die een deel van het kalenderjaar onder het toezicht van het College van Toezicht valt.

  • 4. Het College van Toezicht organiseert jaarlijks een overleg met de collectieve beheersorganisaties en onafhankelijke beheersorganisaties. Ambtenaren kunnen het overleg bijwonen namens Onze Minister. Het College van Toezicht maakt het verslag van het overleg binnen een redelijke termijn na het overleg openbaar.

K

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

  • 1. Het College van Toezicht stelt jaarlijks voor 1 oktober een jaarverslag en een toezichtsrapport op. Het jaarverslag beschrijft de taakuitoefening en het gevoerde beleid. Het jaarverslag beschrijft voorts het gevoerde beleid met betrekking tot de kwaliteitszorg.

  • 2. Het College van Toezicht zendt het jaarverslag en het toezichtsrapport aan Onze Minister en beide kamers der Staten-Generaal.

L

Na artikel 17 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 17a

  • 1. Onverminderd artikel 5:45 van de Algemene wet bestuursrecht vervalt de bevoegdheid van het College van Toezicht tot het opleggen van een bestuurlijke boete of last onder dwangsom aan een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie, indien het College van Toezicht op aanvraag van die collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie besluit tot het bindend verklaren van een door die collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie gedane toezegging.

  • 2. Het College van Toezicht kan een besluit nemen als bedoeld in het eerste lid, indien het:

    • a. aannemelijk acht dat het naleven van de toezegging leidt tot het beëindigen of voorkomen van een overtreding,

    • b. in staat is het naleven van de toezegging te controleren, en

    • c. het bindend verklaren van een toezegging doelmatiger acht dan het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom.

  • 3. De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie dient de aanvraag voor het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid in, voordat het College van Toezicht een besluit omtrent het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom heeft genomen.

  • 4. De termijn, bedoeld in artikel 5:45, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het College van Toezicht de aanvraag ontvangt, tot de dag waarop het College van Toezicht een besluit op de aanvraag heeft genomen.

  • 5. De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie gedraagt zich overeenkomstig het besluit, bedoeld in het eerste lid.

  • 6. Het College van Toezicht bepaalt gedurende welke periode het besluit, bedoeld in het eerste lid, geldt en kan deze periode telkens verlengen.

  • 7. Het College van Toezicht kan een besluit als bedoeld in het eerste lid of een besluit tot verlenging als bedoeld in het zesde lid, wijzigen of intrekken indien:

    • a. er een wezenlijke verandering is opgetreden in de feiten waarop het besluit berust;

    • b. het besluit berust op door de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie verstrekte onvolledige, onjuiste of misleidende gegevens;

    • c. de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie in strijd met het vijfde lid handelt.

Artikel 17b

  • 1. Een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie is op verzoek van het College van Toezicht gehouden om onderzoek te laten uitvoeren naar de uitoefening van haar taken of om een verbeterplan in te dienen. De kosten van dit onderzoek of verbeterplan komen voor rekening van de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie.

  • 2. Het College van Toezicht kan een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie uitsluitend verzoeken een onderzoek te laten uitvoeren of verbeterplan in te dienen wanneer het College signalen ontvangt waaruit blijkt van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid van of juiste gang van zaken.

  • 3. De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie dient binnen zes weken na ontvangst van het verzoek van het College van Toezicht een onderzoeksopdracht of verbeterplan, voorzien van de goedkeuring van het orgaan dat de interne toezichtfunctie uitoefent, in bij het College van Toezicht.

  • 4. De onderzoeksopdracht en het verbeterplan behoeven de schriftelijke instemming van het College van Toezicht. Het College van Toezicht bericht binnen vier weken na ontvangst van de onderzoeksopdracht of het verbeterplan of het zijn instemming aan de onderzoeksopdracht of het verbeterplan verleent.

  • 5. De termijn, bedoeld in het vierde lid, wordt opgeschort:

    • a. met ingang van de dag na die waarop het College van Toezicht de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie uitnodigt de onderzoeksopdracht of het verbeterplan aan te vullen, tot de dag waarop de onderzoeksopdracht of het verbeterplan is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken,

    • b. gedurende de termijn waarvoor de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie schriftelijk met uitstel heeft ingestemd,

    • c. zolang de vertraging aan de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie kan worden toegerekend, of

    • d. zolang het College van Toezicht door overmacht niet in staat is instemming te verlenen.

  • 6. Het College van Toezicht bepaalt bij zijn instemming met het verbeterplan voor welke termijn het verbeterplan geldt. De termijn bedraagt ten hoogste zes maanden. Het College van Toezicht kan de termijn met ten hoogste zes maanden verlengen.

  • 7. Het College van Toezicht vermeldt zijn instemming met een onderzoeksopdracht of verbeterplan op zijn website.

  • 8. De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie is op verzoek van het College van Toezicht gehouden om de uitvoering van het verbeterplan te bespreken met het College van Toezicht.

  • 9. De collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie brengt op verzoek van het College van Toezicht verslag uit over de uitvoering van het verbeterplan na het verstrijken van de termijn, bedoeld in het zesde lid.

M

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt «collectieve beheersorganisatie» telkens vervangen door «collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie».

2. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. van ten hoogste € 225.000 per overtreding, of, indien dat meer is, 5% van het totaal van de door een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie in het aan de beschikking voorafgaande boekjaar geïnde of voor verdeling beschikbare vergoedingen

    • 1°. bij niet-naleving van een aanwijzing als bedoeld in artikel 6, tweede lid,

    • 2°. wegens het niet of niet behoorlijk naleven van de voor de collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie geldende verplichtingen op grond van deze wet, indien binnen een tijdvak van vijf jaren voorafgaand aan de dag van overtreding een bestuurlijke boete is opgelegd en onherroepelijk geworden wegens niet-naleving van een aanwijzing als bedoeld in artikel 6, tweede lid, die betrekking had op een zelfde gedraging, of

    • 3°. bij overtreding van artikel 17a, vijfde lid;

3. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na «Algemene wet bestuursrecht,» ingevoegd «in afwijking van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht».

4. In het derde lid wordt na «onderdeel a,» ingevoegd «onder 1°. en 3°.,».

N

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «niet-naleving» ingevoegd «van een advies als bedoeld in artikel 6, eerste lid, en».

2. In het tweede lid wordt «collectieve beheersorganisatie» vervangen door «collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie».

Na

In artikel 20 wordt «te ’s-Gravenhage» vervangen door «Den Haag».

O

Aan het slot van artikel 23, derde lid, wordt een volzin ingevoegd, luidende:

De leden van de geschillencommissie zijn onafhankelijk en deskundig op het gebied van het tot stand komen, toepassen en de billijkheid van door collectieve beheersorganisaties in rekening gebrachte vergoedingen voor gebruik van werken van letterkunde, wetenschap of kunst en ander materiaal.

P

In artikel 25a, eerste lid, wordt de zinsnede «de artikelen 7.3, leden 1, 3, 5, 6, 7, 8 en 9, en 7.5 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector» vervangen door «de artikelen 7.3, eerste, derde en vijfde tot en met tiende lid, 7.3a, 7.3b en 7.5 van de Wet normering topinkomens».

ARTIKEL IA

Na de zinsnede «(Trb. 1998, 248)» in artikel IIIa van de Wet van 6 juli 2004 tot aanpassing van de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten en de Databankenwet ter uitvoering van richtlijn nr. 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PbEG L 167) (Uitvoering richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij) (Stb. 2004, 336) wordt ingevoegd «door de vervulling van de op hen toegesneden toepassingscriteria uit dat verdrag».

ARTIKEL II

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 16 december 2020

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Uitgegeven de negenentwintigste december 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 317

Naar boven