Besluit van 4 december 2020 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Implementatiewet kapitaalvereisten 2020

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 4 december 2020, 2020-0000232812, directie Financiële Markten;

Gelet op artikel III van de Implementatiewet kapitaalvereisten 2020

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Implementatiewet kapitaalvereisten 2020 treedt in werking met ingang van 29 december 2020, met uitzondering van artikel I, onderdelen P en T, dat in werking treedt op 28 juni 2021 en artikel I, onderdeel N, dat in werking treedt op 1 januari 2022.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 december 2020

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Uitgegeven de elfde december 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit wordt voorzien in de inwerkingtreding van de Implementatiewet kapitaalvereisten 2020, die strekt ter implementatie van de wijzigingsrichtlijn 2019/878/EU.1 In de richtlijn is bepaald dat de nationale implementatiewetgeving uiterlijk op 28 december 2020 gereed moet zijn en, met drie uitzonderingen, op 29 december 2020 in werking moet treden. In dit besluit wordt, deels in afwijking van de vaste verandermomenten, voor de inwerkingtreding van de Implementatiewet kapitaalvereisten 2020 aangesloten bij de in de richtlijn voorgeschreven data.

De richtlijn kent op de algemene inwerkingtredingsdatum van 29 december 2020 drie uitzonderingen. De eerste uitzondering betreft artikel I, onderdeel N, waarin een nieuw artikel wordt toegevoegd aan de Wft, te weten artikel 3:62ba. Dit artikel implementeert de artikelen 141 ter, 141 quater en 142 van de wijzigingsrichtlijn kapitaalvereisten. Uit artikel 2 van de wijzigingsrichtlijn volgt dat die artikelen van toepassing worden op 1 januari 2022.2

De tweede uitzondering betreft artikel I, onderdeel P, waarin een verwijzing in artikel 3:72 Wft naar de artikelen 99 tot en met 101 van de verordening kapitaalvereisten wordt vervangen door een verwijzing naar deel 7 bis van die verordening. Die wijziging treedt in werking op het moment dat deel 7 bis van de wijzigingsverordening van toepassing wordt, op 28 juni 2021.

De derde uitzondering betreft artikel I, onderdeel T, waarin een zevende lid wordt toegevoegd aan artikel 3:111a met een verplichting voor de toezichthouder om toezichtsbevoegdheden toe te passen indien een van de twee scenario’s met betrekking tot het renterisico uit artikel 98, vijfde lid, van de wijzigingsrichtlijn zich voordoen. Hiervoor geldt op grond van artikel 2 van de wijzigingsrichtlijn 28 juni 2021 als inwerkingtredingsdatum.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Richtlijn 2019/878/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen (PbEU 2019, L 150)

X Noot
2

Zie voor de relatie met de CRR quick-fix en het uitstel van de hefboomratiobuffer Kamerstukken II 2019/20, 35 559, nr. 3, p. 58.

Naar boven