Besluit van 30 oktober 2020 tot wijziging van de Penitentiaire maatregel, het Reglement verpleging ter beschikking gestelden en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen in verband met de geestelijke verzorging en de instelling van een commissie van toezicht en een beklagcommissie voor het vervoer

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 5 juni 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2863366;

Gelet op de artikelen 18e, derde lid, en 41, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, 15b, derde lid, en 40, vierde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en 19b, derde lid, en 46, vierde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 juli 2020, No. W16.20.0165/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 27 oktober 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3055260;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De Penitentiaire maatregel wordt als volgt gewijzigd:

A

Na hoofdstuk 4 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4A. COMMISSIE VAN TOEZICHT EN BEKLAGCOMMISSIE VOOR HET VERVOER

Artikel 20a
  • 1. De leden van de commissie van toezicht voor het vervoer, genoemd in artikel 18e, eerste lid, van de wet, worden benoemd voor een periode van vijf jaren. Zij kunnen tweemaal voor herbenoeming in aanmerking komen.

  • 2. De artikelen 11, derde lid, 12, 14, 16, 18, 19 en 20 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor benoeming als lid eveneens niet in aanmerking komen ambtenaren of andere personen, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister op het terrein van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen, niet zijnde ambtenaren bij het openbaar ministerie.

Artikel 20b
  • 1. De leden van de commissie van toezicht voor het vervoer hebben te allen tijde toegang tot de plaatsen waar en de vervoersmiddelen waarmee handelingen betreffende het vervoer worden uitgeoefend.

  • 2. De leden van de commissie van toezicht ontvangen van Onze Minister en de directeur van de inrichting alle door hen gewenste inlichtingen ten aanzien van het vervoer van gedetineerden en kunnen alle op het vervoer betreffende stukken inzien. Zij zijn tot geheimhouding verplicht, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot bekendmaking verplicht of uit de tenuitvoerlegging van hun taak de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

  • 3. Onze Minister en de directeur van de inrichting brengen alle voor de uitoefening van de taak van de commissie van toezicht belangrijke feiten en omstandigheden ter kennis van de commissie van toezicht.

B

De artikelen 24 tot en met 27 komen als volgt te luiden:

Artikel 24

  • 1. Bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn een hoofd boeddhistische geestelijke verzorging, een hoofd hindoeïstische geestelijke verzorging, een hoofd islamitische geestelijke verzorging, een hoofdrabbijn, een hoofdpredikant, een hoofdaalmoezenier en een hoofd humanistische geestelijke verzorging aangesteld. Zij treden op als vertegenwoordiging van de zendende instanties en dienen Onze Minister gevraagd en ongevraagd van advies omtrent de geestelijke verzorging in de inrichtingen.

  • 2. De hoofden zijn in ieder geval belast met het doen van voordrachten voor aanstelling van geestelijk verzorgers behorende tot hun gezindte of levensovertuiging.

Artikel 25

Aan een inrichting zijn geestelijk verzorgers van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen verbonden, doch in elk geval geestelijk verzorgers van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse en rooms-katholieke gezindte en geestelijk verzorgers van het humanistisch verbond.

Artikel 26

De aanstelling van een geestelijk verzorger van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond geschiedt door of vanwege Onze Minister op voordracht van de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 24, eerste lid.

Artikel 27

Een andere geestelijk verzorger dan de in artikel 25 genoemde kan door de directeur toegang worden verleend tot de inrichting. De directeur neemt deze beslissing niet dan na overleg met Onze Minister.

C

Hoofdstuk 7 vervalt.

D

In artikel 40, eerste lid, wordt «artikel 41 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming» vervangen door «artikel 21, tweede lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens».

ARTIKEL II

Het Reglement verpleging ter beschikking gestelden wordt als volgt gewijzigd:

A

Na hoofdstuk 5 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 5A. COMMISSIE VAN TOEZICHT EN BEKLAGCOMMISSIE VOOR HET VERVOER

Artikel 17a
  • 1. De leden van de commissie van toezicht voor het vervoer, genoemd in artikel 15b, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, worden benoemd voor een periode van vijf jaren. Zij kunnen tweemaal voor herbenoeming in aanmerking komen.

  • 2. De artikelen 7, derde lid, 8, 11, 13, 15, 16 en 17 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor benoeming als lid eveneens niet in aanmerking komen ambtenaren of andere personen, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister op het terrein van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen, niet zijnde ambtenaren bij het openbaar ministerie.

Artikel 17b
  • 1. De leden van de commissie van toezicht voor het vervoer hebben te allen tijde toegang tot de plaatsen waar en de vervoersmiddelen waarmee handelingen betreffende het vervoer worden uitgeoefend.

  • 2. De leden van de commissie van toezicht ontvangen van Onze Minister en het hoofd van de inrichting alle door hen gewenste inlichtingen ten aanzien van het vervoer van verpleegden en kunnen alle op het vervoer betreffende stukken inzien. Zij zijn tot geheimhouding verplicht, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot bekendmaking verplicht of uit de tenuitvoerlegging van hun taak de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

  • 3. Onze Minister en het hoofd van de inrichting brengen alle voor de uitoefening van de taak van de commissie van toezicht belangrijke feiten en omstandigheden ter kennis van de commissie van toezicht.

B

De artikelen 36 tot en met 39 komen als volgt te luiden:

Artikel 36

  • 1. Bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn een hoofd boeddhistische geestelijke verzorging, een hoofd hindoeïstische geestelijke verzorging, een hoofd islamitische geestelijke verzorging, een hoofdrabbijn, een hoofdpredikant, een hoofdaalmoezenier en een hoofd humanistische geestelijke verzorging aangesteld. Zij treden op als vertegenwoordiging van de zendende instanties en dienen Onze Minister gevraagd en ongevraagd van advies omtrent de geestelijke verzorging in de inrichtingen.

  • 2. De hoofden zijn in ieder geval belast met het doen van voordrachten voor aanstelling van geestelijk verzorgers bij de rijksinrichtingen behorende tot hun gezindte of levensovertuiging.

Artikel 37

Aan een inrichting zijn geestelijk verzorgers van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen verbonden, doch in elk geval geestelijk verzorgers van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse en rooms-katholieke gezindte en geestelijk verzorgers van het humanistisch verbond.

Artikel 38

De aanstelling van een geestelijk verzorger van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond bij een rijksinrichting geschiedt door of vanwege Onze Minister op voordracht van de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 36, eerste lid. De aanstelling van een geestelijk verzorger van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond bij een justitiële particuliere inrichting geschiedt door of vanwege het bestuur van de inrichting gehoord de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 36, eerste lid.

Artikel 39

Een andere geestelijk verzorger dan de in artikel 37 genoemde kan door de directeur toegang worden verleend tot de inrichting. De directeur neemt deze beslissing niet dan na overleg met Onze Minister.

ARTIKEL III

Het Reglement justitiële jeugdinrichtingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Na hoofdstuk 3 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 3A. COMMISSIE VAN TOEZICHT EN BEKLAGCOMMISSIE VOOR HET VERVOER

Artikel 23a
  • 1. De leden van de commissie van toezicht voor het vervoer, genoemd in artikel 19b, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, worden benoemd voor een periode van vijf jaren. Zij kunnen tweemaal voor herbenoeming in aanmerking komen.

  • 2. De artikelen 14, derde lid, 15, 17, 19, 21, 22 en 23 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor benoeming als lid eveneens niet in aanmerking komen ambtenaren of andere personen, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister op het terrein van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen, niet zijnde ambtenaren bij het openbaar ministerie.

Artikel 23b
  • 1. De leden van de commissie van toezicht voor het vervoer hebben te allen tijde toegang tot de plaatsen waar en de vervoersmiddelen waarmee handelingen betreffende het vervoer worden uitgeoefend.

  • 2. De leden van de commissie van toezicht ontvangen van Onze Minister en de directeur van de inrichting alle door hen gewenste inlichtingen ten aanzien van het vervoer van jeugdigen en kunnen alle op het vervoer betreffende stukken inzien. Zij zijn tot geheimhouding verplicht, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot bekendmaking verplicht of uit de tenuitvoerlegging van hun taak de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

  • 3. Onze Minister en de directeur van de inrichting brengen alle voor de uitoefening van de taak van de commissie van toezicht belangrijke feiten en omstandigheden ter kennis van de commissie van toezicht.

B

Hoofdstuk 10 vervalt.

C

De artikelen 51 tot en met 54 komen als volgt te luiden:

Artikel 51

  • 1. Bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn een hoofd boeddhistische geestelijke verzorging, een hoofd hindoeïstische geestelijke verzorging, een hoofd islamitische geestelijke verzorging, een hoofdrabbijn, een hoofdpredikant, een hoofdaalmoezenier en een hoofd humanistische geestelijke verzorging aangesteld. Zij treden op als vertegenwoordiging van de zendende instanties en dienen Onze Minister gevraagd en ongevraagd van advies omtrent de geestelijke verzorging in de inrichtingen.

  • 2. De hoofden zijn in ieder geval belast met het doen van voordrachten voor aanstelling van geestelijke verzorgers bij de rijksinrichtingen behorende tot hun gezindte of levensovertuiging.

Artikel 52

Aan een inrichting zijn geestelijk verzorgers van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen verbonden, doch in elk geval geestelijk verzorgers van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse en rooms-katholieke gezindte en geestelijk verzorgers van het humanistisch verbond.

Artikel 53

  • 1. De aanstelling van een geestelijk verzorger van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond bij een rijksinrichting geschiedt door of vanwege Onze Minister op voordracht van de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 51, eerste lid.

  • 2. De aanstelling van een geestelijk verzorger van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond bij een justitiële particuliere inrichting geschiedt door of vanwege het bestuur van de inrichting gehoord de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 51, eerste lid.

Artikel 54

Een andere geestelijk verzorger dan de in artikel 52 genoemde kan door de directeur toegang worden verleend tot de inrichting. De directeur neemt deze beslissing niet dan na overleg met Onze Minister.

ARTIKEL IV

Het Besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder c, wordt «artikel 11 van de wet» vervangen door «artikel 25 van de wet».

B

In artikel 8 wordt «artikel 14, eerste lid, van de wet» vervangen door «artikel 16, eerste lid, van de wet».

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 30 oktober 2020

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de achttiende november 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit wijzigt de Penitentiaire maatregel (Pm), het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen (Rjj). Kort samengevat wordt in die besluiten een hoofdstuk betreffende de commissie van toezicht en de beklagcommissie voor het vervoer ingevoegd, komt in de Penitentiaire maatregel en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen het hoofdstuk inzake het beroep tegen medisch handelen te vervallen en worden in de Penitentiaire maatregel, het Reglement verpleging ter beschikking gestelden en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen de bepalingen over de geestelijke verzorging aangepast. Op deze wijzigingen wordt hieronder nader ingegaan.

Een ontwerp van dit besluit is in internetconsultatie gegeven. Daarnaast is het voor advies voorgelegd aan de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA), de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ), het College van procureurs-generaal (OM) en de verschillende zendende instanties. De RSJ maakt in zijn advies twee opmerkingen over de wijzigingen met betrekking tot de geestelijke verzorging. Hierop wordt ingegaan in paragraaf 2 van deze nota van toelichting. De Rvdr en het OM hebben aangegeven geen aanleiding te hebben gezien om opmerkingen te maken.

1. Commissie van toezicht en beklagcommissie voor het vervoer (artikel I, onder A, artikel II, onder A, en artikel III, onder A)

Met de aanvaarding en inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Beginselenwetten, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, de Wet politiegegevens en enkele andere wetten in verband met het vervoer, het medisch klachtrecht en wijzigingen van technische aard (Stb. 2019, 141) (hierna: de Wet tot aanpassing van de Beginselenwetten) zijn in de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) de bevoegdheden en verantwoordelijkheden ten aanzien van het vervoer dat wordt uitgevoerd door de Dienst Vervoer en Ondersteuning van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (hierna: de DV&O) overgeheveld van de directeur respectievelijk het hoofd van de inrichting naar de Minister voor Rechtsbescherming. De directeur en de medewerkers van de DV&O zullen de toegekende bevoegdheden (onderzoek aan lichaam en kleding en de toepassing van geweld en vrijheidsbeperkende middelen) in (onder)mandaat uitoefenen. Op de uitvoering van het vervoer zal toezicht worden gehouden door de reeds bestaande commissie van toezicht voor het vervoer bij de DV&O. Bovengenoemde wet voorziet deze commissie van een wettelijke grondslag en kadert diens taken nader in. Daarnaast voorziet het in een beklagprocedure bij de beklagcommissie van de commissie van toezicht voor het vervoer bij DV&O. In dit besluit worden regels gesteld over de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de commissie en de benoeming en het ontslag van haar leden. Deze bepalingen komen overeen met de bepalingen die gelden voor de commissies van toezicht en beklagcommissies bij de inrichtingen (zie de artikelen 11 e.v. Pm, 7 e.v. Rvt en 14 e.v. Rjj). Daarmee wordt geborgd dat gedetineerden, verpleegden en jeugdigen die door de DV&O worden vervoerd, dezelfde rechtsbescherming krijgen als justitiabelen die door de inrichtingen zelf worden vervoerd.

2. Geestelijke verzorging (artikel I, onder B en C, artikel II, onder B en C en artikel III, onder C en D)

Met de nieuwe bepalingen over de geestelijke verzorging in de Penitentiaire maatregel, het Reglement verpleging ter beschikking gestelden en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen wordt tot uitdrukking gebracht dat niet alleen de katholieke en protestantse, maar ook de boeddhistische, hindoeïstische, joodse en islamitische gezindte, als wel het humanisme zijn vertegenwoordigd binnen de Dienst Geestelijke Verzorging van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De Orthodoxe geestelijke verzorging vindt daarbij plaats onder de aansturing van de Hoofdpredikant. De vertegenwoordiging van alle grote godsdiensten en het humanisme binnen de DJI en de toegang van gedetineerden, terbeschikkinggestelden en jeugdigen in justitiële inrichtingen tot geestelijk verzorgers van deze gezindten draagt bij aan de actieve verwezenlijking door de overheid van de godsdienstvrijheid als vastgelegd in artikel 6 van de Grondwet en artikel 9 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

De bepalingen zijn een codificatie van de bestaande praktijk. De geestelijke verzorging binnen de DJI kent thans een centrale, landelijke aansturing door de Dienst Geestelijke Verzorging. In deze Dienst is met in achtneming van het duale besturingsmodel de dagelijkse samenwerking tussen de zendende instanties en het ministerie geregeld.

Nu hiermee de grootste levensbeschouwelijke stromingen een volwaardige plek binnen de DJI hebben, is de noodzaak komen te ontvallen aan de bepaling die voorschreef dat de directeur van een inrichting een geestelijk verzorger van een andere gezindte of levensovertuiging dan de in de regeling genoemde aan de inrichting kan verbinden anders dan bij wijze van een aanstelling. Dat wil niet zeggen dat eventuele andere geestelijk verzorgers geen toegang tot de inrichting hebben, maar deze geschiedt dan langs reguliere weg, ter beoordeling aan de directeur van de inrichting (artikelen 27 Pm, 39 Rvt en 54 Rjj). Hiervan kan zowel sprake zijn wanneer het een geestelijk verzorger betreft die weliswaar behoort tot een van de in het besluit genoemde denominaties, maar die niet is aangesteld bij de inrichting (bijvoorbeeld een geestelijk verzorger van de eigen gemeenste) als wanneer het een geestelijk verzorger betreft die niet behoort tot een van de genoemde denominaties. De directeur van de inrichting kan in dat geval die geestelijk verzorger toegang verlenen tot de inrichting. Daarvoor krijgt deze geestelijk verzorger geen vergoeding toegekend, zo wordt gemeld in reactie op een opmerking hierover in het advies van de RSJ. Blijkens de tekst van de artikelen 27 Pm, 39 Rvt en 54 Rjj besluit de directeur over de toegang «na overleg met Onze Minister». De minister is formeel verantwoordelijk, maar in de praktijk zal dit overleg plaatsvinden met de Dienst Geestelijke Verzorging, die hierboven reeds werd genoemd, en zal worden gebruikgemaakt van andere deskundigheid binnen de justitieorganisatie, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid, zo wordt een vraag hierover in het advies van de RSJ beantwoord.

3. Beroep tegen medisch handelen (artikel I, onder C en artikel III, onder B)

Met de aanvaarding en inwerkingtreding van de Wet tot aanpassing van de Beginselenwetten is het medisch klachtrecht overgeheveld uit de algemene maatregelen van bestuur naar het niveau van de wet in formele zin. In de Pbw en de Bjj is een hoofdstuk ingevoegd betreffende het beroep tegen medisch handelen. Eveneens zijn de artikelen 42, vijfde lid, Pbw en 47, vijfde lid, Bjj komen te vervallen. Daarmee is de grondslag voor de hoofdstukken inzake het beroep tegen medisch handelen in de Penitentiaire maatregel en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen komen te vervallen. Hoofdstuk 7 van de Penitentiaire maatregel en hoofdstuk 10 van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen vervallen derhalve.

4. Verwijzing Algemene verordening gegevensbescherming (artikel I, onder D)

Deze wijziging herstelt een onjuiste verwijzing naar de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (Avg). Sinds 1 januari 2019 valt de verwerking van persoonsgegevens van verdachten en veroordeelden ten behoeve van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen onder het toepassingsbereik van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. In het verleden was de Wet bescherming persoonsgegevens (die in 2018 is opgevolgd door de Avg en de Uitvoeringswet Avg) op deze verwerking van toepassing.

5. Besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (artikel IV)

De wijzigingen van het Besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming betreffen een technische verbetering: de verwijzingen in artikel 1, onder c, en artikel 8 naar bepalingen uit de oude Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming worden vervangen door wijzigingen naar de Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 2015.

6. Inwerkingtreding (artikel V)

Evenals bij de Wet tot aanpassing van de Beginselenwetten is in dit besluit voorzien in de mogelijkheid van gefaseerde inwerkingtreding. De gefaseerde inwerkingtreding kan bijvoorbeeld aan de orde zijn wanneer op het moment dat het wetsvoorstel is aanvaard, de commissie van toezicht voor het vervoer nog enkele aanpassingen moet doorvoeren om de wettelijke taken te kunnen uitvoeren, terwijl de bepalingen inzake het medisch klachtrecht (een technische wijziging) wel reeds in werking kunnen treden.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven