Rijkswet van 28 oktober 2020 tot wijziging van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met enkele aanpassingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid op enkele onderdelen te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid van Nederland».

2. In het eerste lid vervalt onderdeel b. De onderdelen c tot en met s worden verletterd tot b tot en met r.

3. In het eerste lid komen de onderdelen l (nieuw) en m (nieuw) te luiden:

l. ro-ro-passagiersschip:

ro-ro-passagiersschip als omschreven in artikel 2, onderdeel 1, van richtlijn nr. (EU) 2017/2110 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 betreffende een inspectiesysteem voor de veilige exploitatie van ro-ro-passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen op geregelde diensten en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG en tot intrekking van Richtlijn 1999/35/EG van de Raad (PbEU L 315);

m. hogesnelheidspassagiersvaartuig:

hogesnelheidspassagiersvaartuig als omschreven in artikel 2, onderdeel 2, van richtlijn nr. (EU) 2017/2110 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 betreffende een inspectiesysteem voor de veilige exploitatie van ro-ro-passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen op geregelde diensten en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG en tot intrekking van Richtlijn 1999/35/EG van de Raad (PbEU L 315);

4. In de aanhef van het tweede lid, wordt «het eerste lid, onderdeel f» vervangen door «het eerste lid, onderdeel e».

Aa

In artikel 4, eerste lid, onderdeel d, wordt «ro-ro-veerboot» vervangen door «ro-ro-passagiersschip».

Ab

Na artikel 5a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5b

Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, en artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming kan de raad, voor zo ver dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de taak, bedoeld in artikel 3 van deze wet, bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in de paragrafen 3.1 onderscheidenlijk 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verwerken evenals nummers verwerken die dienen ter identificatie van personen die bij wet of algemene maatregel van bestuur zijn voorgeschreven op grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.

B

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «De raad kent» ingevoegd «minimaal drie en maximaal».

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Buitengewone leden kunnen op verzoek of uit eigen beweging deelnemen aan beraadslagingen van de raad, behoudens het bepaalde in het vierde lid.

3. In het vierde lid wordt «, 65 en 71.» vervangen door «en 65.».

C

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het vierde lid vervalt.

2. Het vijfde tot en met achtste lid worden vernummerd tot vierde tot en met zevende lid.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Onze Minister informeert de Staten-Generaal over de gevolgde procedure bij de benoeming en de benoemde kandidaat.

4. In het zevende lid (nieuw) wordt «zevende lid» vervangen door «zesde lid»

D

In artikel 9 wordt na «regels gesteld omtrent» ingevoegd «de rechtspositie en».

E

Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:

1. In artikel 11, vierde lid, vervalt de laatste volzin.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Onder medewerker van het bureau wordt mede begrepen degene die anders dan krachtens een aanstelling werkzaam is bij het bureau en is belast met werkzaamheden ten behoeve van een onderzoek als bedoeld in artikel 4.

F

In artikel 13, eerste lid, wordt «genoemd in artikel 11, tweede lid» vervangen door «met uitzondering van de medewerkers, bedoeld in artikel 11, zesde lid».

G

In artikel 14, derde lid, wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».

H

In artikel 19, eerste lid, wordt «het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «het Ministerie van Justitie en Veiligheid».

I

Artikel 32 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de eerste volzin vervalt «en artikel 69, vierde lid,».

2. De zinsnede «voor zover als onderzoeker bij hun aanstelling aangewezen,» wordt vervangen door «belast met het verrichten van een onderzoek als bedoeld in artikel 4, de algemeen secretaris,».

J

In artikel 40, tweede lid, wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».

K

In artikel 48, tweede lid, onderdeel d, wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».

L

Artikel 57 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor opname in het rapport van deze persoonsgegevens of deze persoonsgegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt;

2. Na het eerste lid, onderdeel d, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • e. nummers betreft die dienen ter identificatie van personen die bij wet of algemene maatregel van bestuur zijn voorgeschreven op grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.

M

Artikel 69 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel f, door een komma wordt een zinsdeel toegevoegd luidende «of in opdracht van de raad door derden opgestelde documenten».

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De raad, de medewerkers van het bureau, de algemeen secretaris en de op grond van artikel 14, eerste lid, aangewezen deskundigen worden ter zake van een onderzoek waarbij zij betrokken zijn of zijn geweest, niet als getuige of deskundige opgeroepen.

N

Artikel 70 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt de zinsnede «en de overige onderzoekers» vervangen door «en de op grond van artikel 14, eerste lid, aangewezen deskundigen».

2. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. de artikelen 2:132 tot en met 2:135 en 2:137 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba;

3. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. de artikelen 2:132 tot en met 2:135 en 2:137 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao;

4. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. de artikelen 2:132 tot en met 2:135 en 2:137 van het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten.

O

Aan artikel 73 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien op een aanbeveling artikel 18 van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG (PbEU 2010, L 295) van toepassing is, bepaalt het bestuursorgaan waartoe de aanbeveling zich richt, binnen 90 dagen na de dag waarop het betrokken rapport is vastgesteld, zijn standpunt daaromtrent. De mogelijkheid om de termijn te verlengen, bedoeld in het eerste lid, is in dat geval niet van toepassing.

P

Artikel 74 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

a. «een jaar» wordt vervangen door «een half jaar».

b. Aan het slot wordt een zin toegevoegd, luidende: De natuurlijke persoon tot wie of de rechtspersoon waartoe de aanbeveling zich richt kan deze termijn ten hoogste tweemaal met drie maanden gemotiveerd verlengen.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien op een aanbeveling artikel 18 van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG (PbEU 2010, L 295) van toepassing is, deelt de ontvanger van de aanbeveling binnen 90 dagen na de dag waarop het betrokken rapport is vastgesteld, aan Onze Minister die het aangaat, mee op welke wijze hij gevolg aan de aanbeveling zal geven en zendt hij een afschrift van deze mededeling aan de raad. De mogelijkheid om de termijn te verlengen, bedoeld in het eerste lid, is in dat geval niet van toepassing.

Pa

In artikel 75 wordt «Onze Minister zendt na overleg met Onze Ministers wie het aangaat,» vervangen door «De raad zendt».

Q

Na artikel 80 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 80a

De artikelen 32 tot en met 40, 59, vijfde lid, en 69 zijn van toepassing indien de raad of een vertegenwoordiger van de raad deelneemt of bijstand verleent aan een onderzoek dat door een andere staat of door Aruba, Curaçao of Sint Maarten wordt ingesteld.

Qa

In artikel 81, eerste lid, wordt de laatste zinsnede «een geldboete van ten hoogste AWG 7.400, onderscheidenlijk ANG 7.400» vervangen door «een geldboete van de derde categorie ingevolge artikel 1:54, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, onderscheidenlijk artikel 1:54, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao, onderscheidenlijk artikel 1:54, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten».

R

Artikel 82 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste en tweede lid vervalt de zinsnede «en Onze Minister van Justitie».

2. In het derde lid wordt de zinsnede «de artikelen 185 tot en met 188 en 190 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, de artikelen 185 tot en met 188 en 190 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao en de artikelen 185 tot en met 188 en 190 van het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten» vervangen door «de artikelen 2:132 tot en met 2:135 en 2:137 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, de artikelen 2:132 tot en met 2:135 en 2:137 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao en de artikelen 2:132 tot en met 2:135 en 2:137 van het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten».

S

De artikelen 85 tot en met 95 en 97 vervallen.

ARTIKEL II

[Vervallen]

ARTIKEL IIA

Indien het bij geleidende brief van 5 juli 2012 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (Kamerstukken 33 328) tot wet is of wordt verheven en artikel 5.1 van die wet in werking treedt of is getreden, wordt de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid gewijzigd als volgt:

A

Artikel 57 komt te luiden:

Artikel 57

  • 1. De raad neemt door hem vergaarde informatie niet in het rapport op voor zover dit:

    • a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;

    • b. de veiligheid van het Koninkrijk zou kunnen schaden;

    • c. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor opname van deze persoonsgegevens in het rapport of deze persoonsgegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt;

    • d. nummers betreft die dienen ter identificatie van personen die bij wet of algemene maatregel van bestuur zijn voorgeschreven op grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.

  • 2. De raad neemt eveneens door hem vergaarde informatie niet in het rapport op voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:

    • a. de betrekkingen van het Koninkrijk of de landen van het Koninkrijk met andere staten of met internationale organisaties;

    • b. de economische of financiële belangen van het Koninkrijk, van de publiekrechtelijke lichamen en bestuursorganen van de landen van het Koninkrijk, of van de in artikel 1a, onderdeel c en d, van de Wet openbaarheid van bestuur bedoelde bestuursorganen;

    • c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;

    • d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen van de landen van het Koninkrijk;

    • e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

    • f. bedrijfs- en fabricagegegevens die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld, alsmede andere concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;

    • g. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;

    • h. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;

    • i. het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen;

    • j. indien geen sprake is van milieu-informatie, de onevenredige benadeling van een ander belang dan genoemd in het eerste of tweede lid.

  • 3. Het tweede lid, aanhef en onderdeel b, is van toepassing op het opnemen in het rapport van milieu-informatie, als bedoeld in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer, voor zover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter.

  • 4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu.

  • 5. Het derde lid is niet van toepassing op milieu-informatie die op Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba betrekking heeft.

B

In artikel 59, vierde lid, wordt «het bepaalde krachtens artikel 12 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «het bepaalde bij of krachtens artikel 8.6 van de Wet open overheid».

ARTIKEL III

Deze rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 28 oktober 2020

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Uitgegeven de dertiende november 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 106 (R2115)

Naar boven