Besluit van 26 oktober 2020 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet homologatie onderhands akkoord

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 15 oktober 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3055566;

Gelet op artikel III van de Wet homologatie onderhands akkoord;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet homologatie onderhands akkoord treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Onze Minister voor Rechtsbescherming is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 oktober 2020

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de derde november 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt dat de Wet homologatie onderhands akkoord (hierna: WHOA) op 1 januari 2021 in werking treedt. De WHOA voorziet in twee procedures waarbinnen in geval van dreigende insolventie een akkoord tot stand kan worden gebracht: 1) een besloten akkoordprocedure buiten faillissement en 2) een openbare procedure akkoordprocedure buiten faillissement (artikel 369, zesde lid, Fw). De openbare akkoordprocedure buiten faillissement zal worden aangemeld bij de Europese Commissie met het verzoek om deze procedure te laten opnemen op bijlage A van de Insolventieverordening.1 De opname van de openbare akkoordprocedure buiten faillissement op de genoemde bijlage, vergt een procedure die enige tijd in beslag neemt. Gelet op het belang van een spoedige invoering van de WHOA, wordt hier niet op gewacht. Voor de duidelijkheid wordt het volgende opgemerkt.

Voordat de rechter een beslissing neemt over verzoeken die in het kader van de totstandkoming van het akkoord aan hem worden voorgelegd, moet hij eerst vaststellen of hij rechtsmacht heeft om deze verzoeken in behandeling te nemen. Zodra de openbare akkoordprocedure is vermeld op bijlage A bij de Insolventieverordening, is in het kader van die procedure bepalend of het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar (de «COMI») gelegen is in één van de lidstaten van de EU (met uitzondering van Denemarken).2 Is dit het geval dan zal – door de vermelding van de openbare akkoordprocedure buiten faillissement op bijlage A – op grond van de Insolventieverordening worden bepaald of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Zolang de openbare akkoordprocedure buiten faillissement nog niet op bijlage A van de Insolventieverordening is vermeld, dient de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft beantwoord te worden aan de hand van artikel 3 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv).

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Verordening 2015/848 van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures, Pb. EU L 141/19.

X Noot
2

«COMI» is een begrip dat wordt gebruikt in artikel 3 lid 1 van de Insolventieverordening. Het gaat om «de plaats waar de schuldenaar gewoonlijk het beheer over zijn belangen voert en die als zodanig voor derden herkenbaar is».

Naar boven