Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatsblad 2020, 367 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatsblad 2020, 367 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 29 juni 2020, nr. WJZ / 20170676;
Gelet op de artikel 1, onderdelen 6, 8 en 10 van Richtlijn (EU) 2018/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 houdende wijziging van Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PbEU 2018, L 328), de artikelen 2, negende lid, 4, 5 en 6a, tiende lid, van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en artikelen 8, veertiende lid, en 8b van de Warmtewet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 juli 2020 nr. W18.20.0215/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 11 september 2020, nr. WJZ / 20212477;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische volgorde wordt ingevoegd:
een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een overeenkomst heeft afgesloten met een energieleverancier ten behoeve van verbruik van warmte of koude door een eindgebruiker;
een natuurlijke persoon of rechtspersoon die warmte of koude verbruikt en voor wie een doorleverancier een overeenkomst heeft afgesloten met een energieleverancier;.
2. In de omschrijving van het begrip energieleverancier wordt «artikel 1, onder h, van de Warmtewet» vervangen door «artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet».
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt na «een eindafnemer» ingevoegd «of een doorleverancier».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Een doorleverancier verstrekt ten minste eenmaal per jaar een factuur aan een eindgebruiker voor de afgenomen warmte of koude.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Een energieleverancier of een leverancier van brandstof» vervangen door «Een energieleverancier, een leverancier van brandstof of een doorleverancier».
2. In het tweede lid wordt «een afnemer» vervangen door «een eindafnemer of een doorleverancier».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Op verzoek van een eindgebruiker verstrekt een doorleverancier nadere uitleg over de totstandkoming van de factuur.
D
In artikel 4, eerste lid, aanhef, wordt na «een energieleverancier» ingevoegd «of een doorleverancier».
E
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt telkens na «een eindafnemer» ingevoegd «of een doorleverancier».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Een doorleverancier die een factuur baseert op meetgegevens die door een eindgebruiker worden uitgelezen, baseert een factuur alleen op het geschatte verbruik als een eindgebruiker niet tijdig de meetgegevens mededeelt.
F
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt na «een eindafnemer» ingevoegd «of een doorleverancier».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Een doorleverancier verstrekt ten minste een keer per jaar een verbruiks- en indicatief kostenoverzicht aan een eindgebruiker.
G
Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Een doorleverancier verstrekt ten minste iedere maand een verbruiks- en indicatief kostenoverzicht aan een eindgebruiker die beschikt over een op afstand uitleesbare warmte- of koudemeter die op afstand wordt uitgelezen door middel van een signaal dat verder draagt dan 250 meter. Op verzoek van een eindgebruiker kan de frequentie worden verlaagd.
H
Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 7, eerste lid, verstrekt een leverancier van warmte of van koude ten minste ieder kwartaal een verbruiks- en indicatief kostenoverzicht aan een eindafnemer van warmte of van koude die beschikt over een op afstand uitleesbare warmte- of koudemeter die door een leverancier van warmte of van koude nog niet op afstand kan worden uitgelezen. Op verzoek van een eindafnemer kan de frequentie worden verlaagd.
2. In afwijking van artikel 7, tweede lid, verstrekt een doorleverancier ten minste ieder kwartaal een verbruiks- en indicatief kostenoverzicht aan eindgebruiker die beschikt over een op afstand uitleesbare warmte- of koudemeter die door een energieleverancier nog niet op afstand kan worden uitgelezen. Op verzoek van een eindgebruiker kan de frequentie worden verlaagd.
I
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Een energieleverancier of een leverancier van brandstof» vervangen door «Een energieleverancier, een leverancier van brandstof of een doorleverancier».
2. In het tweede lid wordt na «een eindafnemer» ingevoegd «een doorleverancier of een eindgebruiker».
3. In het derde lid wordt na «een eindafnemer» ingevoegd «of een doorleverancier».
4. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Op verzoek van een eindgebruiker verstrekt een doorleverancier nadere uitleg over de totstandkoming van een verbruiks- en indicatief kostenoverzicht.
J
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, tweede lid, onderdeel d, en vierde lid, onderdelen a en b, wordt na «de eindafnemer» ingevoegd «, de doorleverancier of de eindgebruiker».
2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt na «eindafnemer» ingevoegd «, doorleverancier of eindgebruiker».
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. In aanvulling op het eerste en het tweede lid bevat het verbruiks- en indicatief kostenoverzicht van een eindafnemer van warmte of koude, een doorleverancier of een eindgebruiker:
a. informatie over de gebruikte brandstofmix en de bijbehorende jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen en een beschrijving van de verschillende belastingen, heffingen en tarieven indien sprake is van warmte uit stadsverwarmingsystemen die geleverd wordt door vergunninghouders;
b. informatie over relevante klachtenprocedures, ombudsmandiensten of alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen;
c. in alle gevallen de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen d en e;
d. een klimaatcorrectie voor verwarming en koeling voor de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.
6. In afwijking van het eerste en tweede lid bevat een verbruiks- en indicatief kostenoverzicht van een eindafnemer, een doorleverancier of een eindgebruiker waarvan de factuur niet gebaseerd is op het werkelijke verbruik een duidelijke en begrijpelijke uitleg over de wijze waarop het in de factuur genoemde bedrag is berekend en de informatie bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, en in het vijfde lid, onderdeel b.
K
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt na «verzendt» ingevoegd «een factuur en» en wordt telkens na «eindafnemer» ingevoegd «of de doorleverancier».
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Een doorleverancier verzendt een factuur en een verbruiks- en indicatief kostenoverzicht naar de desbetreffende eindgebruiker langs elektronische weg, tenzij de eindgebruiker verzoekt om verzending van een verbruiks- en indicatief kostenoverzicht per post of verzending langs elektronische weg niet mogelijk is.
3. In aanvulling van het eerste en tweede lid kan ingeval van elektronische facturering een energieleverancier of een doorleverancier ervoor kiezen de vergelijkingen bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, online beschikbaar te stellen en daar in de factuur naar de verwijzen.
L
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na «de eindafnemer van brandstof, warmte of koude» ingevoegd «of de doorleverancier» en na «een eindafnemer» ingevoegd «of een doorleverancier».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Op verzoek van de eindgebruiker verstrekt een doorleverancier de beschikbare factureren en de verbruiks- en indicatieve kostenoverzichten aan een door een eindgebruiker aangewezen aanbieder van energiediensten.
M
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt na «een eindafnemer» ingevoegd «of een doorleverancier».
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Een doorleverancier verstrekt een factuur of een verbruiks- en indicatief kostenoverzicht kosteloos aan een eindgebruiker.
3. Een doorleverancier verstrekt een factuur of een verbruiks- en indicatief kostenoverzicht kosteloos aan een eindgebruiker. Aan eindgebruikers kunnen redelijke kosten voor de uitvoering van kostenverdeelsystematiek, als bedoeld in artikelen 2, tiende lid, en 6a, elfde lid, van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie, zelf worden toegerekend indien dit door een ander dan de leverancier geschiedt.
Na artikel 8 van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In aanvulling op artikel 2, negende lid, en artikel 6a, tiende lid, van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en artikel 8, veertiende lid, van de Warmtewet bepaalt de netbeheerder voor koude of de leverancier van warmte, rekening houdend met de functie en specifieke kenmerken van het gebouw, of de installatie van een individuele meter om het energieverbruik te meten technisch haalbaar of kostenefficiënt is, onderscheidenlijk installatie van individuele kostenverdelers kostenefficiënt is, aan de hand van:
a. de complexiteit van het leidingstelsel;
b. in hoeverre de meting een goede weergave geeft van het eigen verbruik;
c. in hoeverre de eindgebruiker invloed kan uitoefenen op het warmte- koudegebruik;
d. in hoeverre de besparing opweegt tegen de kosten van de meting aan de hand van de volgende formule: 0,15 * E * P > K + M
waarbij:
E = het gemiddelde energieverbruik van de laatste drie jaren naar rato verdeeld over het aantal eindgebruikers gecorrigeerd voor de graaddagen;
P = maximumprijs warmtelevering;
K = de gemiddelde jaarlijkse kapitaalkosten berekend op basis van een afschrijvingstermijn van 10 jaar en de discontorente;
M = jaarlijkse kosten van het uitlezen van de meetinrichtingen.
Artikel 5, eerste lid, van het Warmtebesluit wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel c, onder 1° en 2°, komt te luiden:
1°. maximaal 100 kilowatt;
2°. meer dan 100 kilowatt tot en met 1.250 kilowatt;.
2. Het eerste lid, onderdeel d, onder 1° en 2°, komt te luiden:
1°. maximaal 100 kilowatt;
2°. meer dan 100 kilowatt tot en met 1.250 kilowatt;.
Artikel 7a van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, vervalt op 1 januari 2022.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 15 september 2020
Willem-Alexander
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
Uitgegeven de tweede oktober 2020
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Dit besluit strekt tot implementatie van de richtlijn 2018/2002/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot wijziging van de richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende energie-efficiëntie (PbEU L328), hierna te noemen: de wijzigingsrichtlijn. De wijzigingsrichtlijn wijzigt de richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG, hierna te noemen: de richtlijn. De wijzigingsrichtlijn dient uiterlijk 25 juni 2020 volledig geïmplementeerd te zijn in Nederlandse wet- en regelgeving of door middel van feitelijk handelen. De wijzigingsrichtlijn heeft betrekking op verwarming, koeling of warm water voor huishoudelijk gebruik, hierna te noemen: warmte en koude.
De belangrijkste onderdelen uit de wijzigingsrichtlijn zijn: de verplichting dat eindafnemers de beschikking krijgen over op afstand uitleesbare meetinrichtingen voor warmte en koude, dat eindafnemers in dat geval frequenter informatie krijgen over hun verbruik en dat de positie van eindafnemers voor wie een ander een overeenkomst met een leverancier heeft afgesloten wordt versterkt. Het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie stimuleert een kosteneffectieve verbetering van de energie-efficiëntie, doordat met een verbruiks- en indicatief kostenoverzicht (hierna: verbruiks- en kostenoverzicht) frequent inzicht wordt gegeven in het energieverbruik. Met het verbruiks- en kostenoverzicht wordt invulling gegeven aan de eis in de richtlijn om naast de factuur informatie beschikbaar te stellen over het verbruik. Het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen waarborgt dat kleinverbruikers beschikken over een toekomstvaste en veilige op afstand uitleesbare meetinrichting. Op afstand uitleesbare meetinrichtingen maken het mogelijk dat verbruikers frequent inzicht krijgen in hun energieverbruik. In dit laatste besluit wordt de verplichte installatie van de op afstand uitleesbare meetinrichting geïmplementeerd, de overige wijzigingen komen in het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie.
Het onderhavige besluit implementeert onder meer de onderdelen van de wijzigingsrichtlijn die betrekking hebben op (de kosten van) facturering en het verstrekken van verbruiks- en kostenoverzichten één op één. Dat wil zeggen dat alleen de wijzigingsrichtlijn wordt geïmplementeerd en – conform het hiertoe strekkende kabinetsbeleid – geen aanvullend nationaal beleid wordt uitgevoerd. Daarnaast wordt het Warmtebesluit op een punt gewijzigd. Het besluit is alleen van toepassing op het grondgebied van Nederland binnen de Europese Unie en heeft geen gevolgen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
In artikel 8 van de Warmtewet en in de artikelen 2 en 6a van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie staat uitgewerkt wanneer in iedere eenheid in een appartementengebouw of multifunctioneel gebouw een individuele meter of warmtekostenverdelers geïnstalleerd moet worden. Een individuele meter wordt geïnstalleerd indien dat technisch haalbaar en kostenefficiënt is, anders wordt een warmtekostenverdeler geïnstalleerd indien dat kostenefficiënt is en anders wordt een andere kostenefficiënte methode gebruikt om het warmteverbruik te meten. De wijzigingsrichtlijn bepaalt dat de lidstaten algemene criteria moeten opstellen aan de hand waarvan kan worden bepaald dat de installatie van een meter of warmtekostenverdeler technisch haalbaar en kostenefficiënt is. In de Warmtewet en in de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie is op hoofdlijnen uitgewerkt wanneer deze installatie technisch haalbaar en kostenefficiënt is. De installatie is altijd haalbaar wanneer een bestaande meetinrichting wordt vervangen, een nieuwe aansluiting wordt gemaakt in een nieuw gebouw en wanneer een gebouw ingrijpend wordt gerenoveerd. Daarnaast staat in deze wetten dat bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de wijze waarop wordt bepaald in welke andere situaties de installatie van een individuele meter om het energieverbruik te meten technisch haalbaar of kostenefficiënt is, onderscheidenlijk installatie van individuele kostenverdelers kostenefficiënt is. Dit wordt met dit besluit uitgewerkt in het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen.
Om de criteria en werkwijze te kunnen bepalen is in opdracht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RvO.nl) een rapport opgesteld: het rapport «Handreiking voor de toepassing van de AMvB meetverplichting warmte en koude voor bestaande gebouwen» (website: www.rvo.nl/warmtewet). In dit rapport zijn criteria opgesteld om te beoordelen wanneer de installatie van een individuele meter of warmtekostenverdeler technisch haalbaar en kostenefficiënt is. Deze criteria zijn de complexiteit van het leidingstelsel, in hoeverre de meting een goede weergave geeft van het eigen verbruik, in hoeverre de eindgebruiker invloed kan uitoefenen op het warmte- koudegebruik en of de energiebesparing opweegt tegen de kosten van de meting. Bij de beoordeling moet rekening worden gehouden met de functie en kenmerken van het gebouw. In het rapport wordt voor veel voorkomende situaties besproken hoe de criteria toegepast kunnen worden en is de kostenbesparing berekend. In andere situaties kan gebruik worden gemaakt van de formule uit dit besluit.
In de wijzigingsrichtlijn wordt onderscheid gemaakt tussen eindgebruikers en eindafnemers. In overweging 31 en in artikel 10bis, eerste lid, eerste alinea, van de richtlijn wordt dit onderscheid uitgewerkt. Ingevolge de wijzigingsrichtlijn omvat de term «eindafnemer» natuurlijke personen of rechtspersonen die energie aankopen op basis van een rechtstreekse, individuele overeenkomst met een energieleverancier. De term «eindgebruiker» verwijst naar een bredere groep consumenten. Onder eindgebruikers vallen ook bewoners van afzonderlijke gebouwen of van afzonderlijke eenheden van appartementsgebouwen of multifunctionele gebouwen indien de levering aan deze eenheden vanuit een centrale bron gebeurt en de bewoners geen rechtstreekse of individuele overeenkomst met de energieleverancier hebben. Verduidelijkt wordt dat ook eindgebruikers verbruiksinformatie moeten ontvangen, zodat zij gestimuleerd worden tot een efficiënt verbruik. De term eindgebruiker komt voor in artikelen 10bis, 11bis en bijlage VIIbis van de richtlijn. Deze artikelen hebben betrekking op factureringsinformatie betreffende verbruik in onder andere appartementsgebouwen en multifunctionele gebouwen en is daarom gericht tot eindgebruikers. Immers, juist in deze situaties zullen niet alle verbruikers van warmte zelf een contract hebben met een leverancier.
Deze artikelen uit de richtlijn zijn geïmplementeerd in het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie. In dit besluit was alleen de term eindafnemer opgenomen. Onder «eindafnemer» wordt verstaan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die energie koopt voor eigen verbruik. Hiervoor heeft een eindafnemer een contract met een energieleverancier. In het besluit wordt nu onderscheid gemaakt met eindgebruikers. Onder «eindgebruikers» valt in het besluit een natuurlijke persoon of rechtspersoon die warmte of koude verbruikt en voor wie een ander een overeenkomst heeft afgesloten met een energieleverancier. Het gaat hier om een beperktere term dan het begrip eindgebruiker in de wijzigingsrichtlijn, eindafnemers vallen hier namelijk niet onder.
In de memorie van toelichting bij de Wet tot wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en de Warmtewet in verband met de implementatie van richtlijn 2018/2002/EU betreffende energie efficiëntie (Kamerstukken II 2019/2020, 35 292, nr. 3) is aangegeven om de persoon die het contract met de leverancier heeft afgesloten, verantwoordelijk te maken voor het verstrekken van de minimuminformatie bij de factuur en verbruiksinformatie aan eindgebruikers. Dit geldt bijvoorbeeld voor verhuurders of Verenigingen van Eigenaren die met een collectieve aansluiting warmte of koude afnemen van een warmteleverancier en deze doorleveren aan eindgebruikers. De persoon die een overeenkomst heeft afgesloten ten behoeve van een eindgebruiker wordt een «doorleverancier» genoemd. In het besluit wordt verhelderd dat de bestaande verplichtingen van een energieleverancier richting een eindafnemer, ook gelden voor een «doorleverancier» richting een eindgebruiker. Om de doorleverancier in staat te stellen om aan zijn verplichtingen richting de eindgebruiker te kunnen voldoen is ervoor gekozen dat de energieleverancier ook jaarlijks informatie moet verstrekken aan de doorleverancier. Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Warmtewet moet de warmteleverancier al jaarlijks de factuur verstrekken. Nieuw is dat ook jaarlijks het verbruiks- en indicatief kostenoverzicht moet worden verstrekt. Zo kan ook een kleine Vereniging van Eigenaren op een eenvoudige wijze informatie verstrekken aan de eindgebruikers over onder meer de duurzaamheid van de geleverde warmte.
Figuur 1: de verschillende actoren in het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie
In artikel 10bis en bijlage VIIbis van de richtlijn zijn eisen opgenomen met betrekking tot de factuur- en de verbruiksinformatie voor de eindgebruiker. Een deel van deze eisen is al geïmplementeerd in het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie. Nieuwe of aanvullende eisen worden geïmplementeerd met dit besluit.
Factureringsinformatie en jaarlijkse financiële overzichten zijn belangrijke middelen om eindgebruikers over hun energieverbruik te informeren. Gegevens over verbruik en kosten kunnen ook andere informatie bevatten die consumenten helpt hun huidige contract te vergelijken met dat van andere aanbieders en gebruik te maken van procedures voor klachtenafhandeling en alternatieve geschillenbeslechtingsprocedures. In artikel 10 van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie staat welke informatie met het verbruiks- en kostenoverzicht wordt verstrekt.
In de wijzigingsrichtlijn zijn nieuwe eisen opgenomen met betrekking tot minimuminformatie bij de factuur. Ten eerste dat de eindgebruiker informatie krijgt over de gebruikte brandstofmix en de bijbehorende jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen. In de Warmtewet en artikel 7 van de Warmteregeling is reeds vastgelegd dat de vergunninghouders voor warmtelevering in het bestuursverslag dienen te rapporteren over de duurzaamheid van de geleverde warmte. Een beperkte groep kleine warmteleveranciers zijn geen vergunninghouder volgens de Warmtewet en zijn uitgezonderd van deze verplichting. Dit is in overeenstemming met de wijzigingsrichtlijn die lidstaten de mogelijkheid biedt om warmtenetten met minder dan 20 MW levering aan de gebouwde omgeving uit te zonderen van deze informatieplicht. Nederland kiest voor het aansluiten op de bepalingen die in de Warmtewet en de Warmteregeling zijn opgenomen. Ten tweede dat de eindgebruiker informatie krijgt over klachtenprocedures, ombudsmandiensten en alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen. Ten derde is nieuw dat het aanleveren van een vergelijking van het energieverbruik met een maatman en een vergelijking van het voorgaande jaar nodig is. Nieuw is dat de vergelijking van het voorgaande jaar een klimaatcorrectie moet worden opgenomen voor verwarming en koeling. De vergelijking met de maatman kan bij elektronische facturering bovendien online beschikbaar worden gesteld door daar in de factuur naar te verwijzen. Ten slotte worden eisen gesteld aan de minimuminformatie bij een factuur die niet is gebaseerd op het werkelijke verbruik of op meetgegevens. In dat geval bevat de factuur een duidelijke en begrijpelijke uitleg over de wijze waarop het in de factuur genoemde bedrag is berekend en ten minste informatie over relevante consumentenorganisaties en klachtenprocedures.
Op basis van voortschrijdend inzicht wordt een meetinrichting met een walk-by/drive-by technologie, waarbij het signaal niet verder reikt dan 250 meter, niet gekwalificeerd als een op afstand uitleesbare meetinrichting. Het betreft een techniek die nauwelijks meer wordt toegepast en langzamerhand wordt vervangen door (frequentie)meters die op grotere afstand uitleesbaar zijn. Hiertoe bestaat ook een verplichting in de wijzigingsrichtlijn: na 25 oktober 2020 moeten nieuwe meetinrichtingen op afstand uitleesbaar zijn en vanaf 1 januari 2027 geldt dit ook voor de oude meetinrichtingen (zie het paragraaf 2.2 van het algemeen deel van de toelichting bij de Wet tot wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en de Warmtewet in verband met de implementatie van richtlijn 2018/2002/EU betreffende energie efficiëntie (Kamerstukken II 2019/2020, 35 292, nr. 3)). Door deze uitzondering op te nemen hoeven leveranciers die nog gebruik maken van walk-by/drive-by technologie voorlopig niet aan de maandelijkse informatiefrequentie te voldoen. Hiermee wordt aangesloten bij de huidige praktijk zoals opgenomen in artikel 7, tweede lid, van Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie.
De richtlijn bepaalt dat vanaf 25 oktober 2020 alle nieuw geïnstalleerde meetinrichtingen voor warmte en koude op afstand uitleesbaar moeten zijn. Wanneer dergelijke meetinrichting zijn geïnstalleerd moet maandelijks aan eindafnemers een verbruiks en indicatief kostenoverzicht worden verstrekt. De richtlijn biedt de mogelijkheid om in de periode tot 1 januari 2022 per kwartaal een VKO te verstrekken.
Nederland voldoet al aan de verhoogde maandelijkse frequentie van informatievoorziening indien op afstand uitleesbare meetinrichtingen zijn geïnstalleerd. Daarom wordt er geen gebruik gemaakt van mogelijkheid om het verwarmings- en koelingsseizoen uit te sluiten van de informatieverplichting. Daarnaast wordt ervoor gekozen om het per kwartaal verstrekken van een verbruiks en indicatief kostenoverzicht alleen mogelijk te maken voor nieuw geïnstalleerde op afstand uitleesbare meetinrichtingen die al wel zijn geplaatst maar waarvan de achterliggende apparatuur en IT systemen nog niet gereed zijn zodat zij nog niet op afstand kunnen worden uitgelezen. Vanaf 1 januari 2022 vervalt het overgangsrecht en geldt ook dan een maandelijkse frequentie.
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft de UHT-toets uitgevoerd en komt constateert dat het besluit de termen eindafnemer, eindverbruiker en doorleverancier verduidelijkt. De ACM komt tot de conclusie dat het besluit uitvoerbaar en handhaafbaar is. Het besluit zal niet leiden tot een capaciteitsvraag bij de ACM.
Dit besluit betreft de implementatie van de gewijzigde richtlijn betreffende energie-efficiëntie in de Nederlandse wetgeving. Deze wijzigingen omvatten grotendeels exacte implementatie van de richtlijn. De richtlijn kent op een aantal punten ook nationale beleidsruimte, 9ter, eerste lid, tweede alinea, 10bis, bijlage VIIbis tweede en derde lid. Deze afwegingsruimte is zo lastenluw mogelijk ingericht.
Voor het Besluit factuur, verbruiks- en kostenoverzicht energie dat op 1 juli 2015 inwerking is getreden (Stb. 2015, 190) is in opdracht van de Minister van Economische Zaken door SIRA consulting een onderzoek gedaan naar de effecten van de implementatie van de richtlijn op de administratieve lasten en nalevingskosten van bedrijven en burgers en de uitvoeringslasten van de overheid. Uit dat onderzoek bleek dat voor de toenmalige wijzigingen die voortvloeien uit artikelen 10 (informatie over facturering) en 11 (kosten van toegang tot informatie over meteropneming en facturatie) van de richtlijn de regeldrukkosten voor bedrijven verwaarloosbaar zijn. Dit komt doordat de nieuwe eisen voor facturen en verbruiks- en kostenoverzichten gemakkelijk geïntegreerd kunnen worden in bestaande (ICT)-systemen. Deze conclusie is ook van toepassing op de verplichting die voortvloeit uit de wijzigingsrichtlijn, welke de (door)leveranciers verplicht om de verbruiker of eindgebruiker frequent informatie te verstrekken over het verbruik van warmte en koude indien men de beschikking heeft over een op afstand uitleesbare meter of warmtekostenverdeler.
Artikel 9ter van de richtlijn verplicht tot het installeren van op afstand uitleesbare meetinrichtingen indien dit technisch mogelijk en kostenefficiënt is. Ingevolge artikel 9ter, eerste lid, tweede alinea, van de richtlijn moeten de lidstaten algemene criteria opstellen aan de hand waarvan kan worden bepaald dat de installatie van een meter of warmtekostenverdeler technisch haalbaar en kostenefficiënt is. Op hoofdlijnen zijn de criteria reeds opgenomen in de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en de Warmtewet en worden verder uitgewerkt in dit besluit. Bijlage VIIbis, tweede lid, van de richtlijn bepaalt dat indien het verbruik op afstand worden uitgelezen dat dan maandelijks informatie over facturering en verbruik moet worden verstrekt. Hoewel in Nederland deze maandelijkse frequentie al is opgenomen in artikel 7, tweede lid, van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie is er toch sprake van een lastenverzwaring omdat overeenkomstig artikel 9 quater van de richtlijn na 25 oktober 2020 nieuwe meetinrichtingen, en vanaf 1 januari 2027 alle meetinrichtingen, op afstand uitleesbaar moeten zijn. Daardoor geldt voor steeds meer meetinrichtingen dat maandelijks in plaats van jaarlijks een verbruiks- en indicatief kostenoverzicht moeten worden verstrekt.
Het rapport «Handreiking voor toepassing van de AMvB meetverplichting voor warmte en koude voor bestaande gebouwen» geeft een handreiking om te bepalen voor welke situatie het plaatsen van een meter of kostenverdeler technisch haalbaar en kostenefficiënt is. Voor die situatie is geen aparte berekening door de leverancier meer nodig. Voor overige situaties dient de leverancier een berekening te maken op basis van de formule uit artikel 8a van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen. De inschatting is dat de regeldrukkosten daarvan ca. € 500.000,– bedragen. Indien het plaatsen van een op afstand uitleesbare meetinrichting of een warmtekostenverdeler verplicht is, zullen eenmalige kosten moeten worden gemaakt voor de installatie en inrichting van de informatie verstrekking. In Nederland worden al veel wooncomplexen bemeterd. De inschatting is dat met name bij kleinschalige complexen van verhuurders of VvE’s aanvullend meters- of warmtekostenverdelers moeten worden geplaatst. Het zal gaan om enkele tienduizenden tot maximaal 100.000 wooneenheden. Indien na 25 oktober 2020 nieuwe meters- of warmtekostenverdelers worden geplaatst moeten deze op afstand uitleesbaar zijn en moet dus ook de frequente informatieverstrekking aan de eindgebruikers worden ingeregeld. De investeringskosten bedragen eenmalig ca. € 200,– euro per woning en jaarlijks ca. € 40,– euro meetkosten. Daarnaast moet de warmteleverancier, verhuurder of VvE er voor zorgen dat uiterlijk 1 januari 2027 de bestaande warmtemeters en warmtekostenverdelers op afstand uitleesbaar zijn en dus ook dat de inrichting van de frequente informatieverstrekking aan de eindgebruikers wordt ingeregeld. Het op afstand uitleesbaar maken van de meter of warmtekostenverdelers kan plaatsvinden op het moment dat de meters toch vervangen worden, gelet op de afschrijvingstermijn. De inschatting is dat de plaatsing van de op afstand uitleesbare meters en de inrichting van de informatieverstrekking kostenneutraal kan plaatsvinden aangezien de overgangsperiode het mogelijk maakt om de meters te vervangen op het eind van de afschrijvingstermijn en met digitale informatieverstrekking bespaard kan worden op de meetkosten.
Tijdens de consultatie is onderkend dat een aantal leveranciers nog gebruik maakt van een walk by/drive by technologie met een signaalafstand van minder dan 250 meter. Het verhogen van de frequentie van het uitlezen van deze meters zou tot een hogere uitvoeringslast leiden. Besloten is om gebruik te maken van de mogelijkheid om deze meters als niet op afstand uitleesbaar te beschouwen, waardoor de leverancier meer tijd heeft om deze meters te vervangen.
Artikel 10bis van de richtlijn omvat één nieuwe afweging voor lidstaten om op nationaal niveau verder in te vullen. Dit betreft de keuze voor wie verantwoordelijk is voor het verstrekken van informatie aan eindgebruikers die geen rechtstreekse of individuele overeenkomst hebben met een energieleverancier. Deze verantwoordelijke zal een verhoging van regeldruk ervaren. Nederland kiest als verantwoordelijke voor de persoon die het contract met de leverancier heeft afgesloten, aangezien dit in de praktijk de meest voor de hand liggende optie is en op deze manier de implementatie van dit artikel zo lastenluw kan worden ingericht. Deze keuze wordt geïmplementeerd in het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie.
Bijlage VIIbis, tweede lid, van de richtlijn bevat de keuze om warmte en koude uit te sluiten van dit voorschrift buiten het verwarmings- en koelingsseizoen. Nederland voldoet al aan de verhoogde frequentie van informatievoorziening indien op afstand uitleesbare meetinrichtingen zijn geïnstalleerd. Daarom wordt ervoor gekozen om geen gebruik te maken van de mogelijkheid om het verwarmings- en koelingsseizoen uit te sluiten van de informatieverplichting. Daarnaast wordt ervoor gekozen om het verstrekken van een verbruiks en indicatief kostenoverzicht per kwartaal alleen mogelijk te maken voor nieuw geïnstalleerde op afstand uitleesbare meetinrichtingen die al wel zijn geplaatst maar waarvan de achterliggende apparatuur en IT systemen nog niet gereed zijn zodat zij nog niet op afstand kunnen worden uitgelezen. Vanaf 1 januari 2022 vervalt het overgangsrecht en geldt ook dan een maandelijkse frequentie.
Tot slot bevat bijlage VIIbis, derde lid, van de richtlijn de keuze om het toepassingsgebied van de verplichting om informatie over broeikasgasemissies te verstrekken te beperken tot uitsluitend leveringen uit stadsverwarmingssystemen met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW. Nederland maakt gebruik van deze mogelijkheid zodat de kleine warmteleveranciers worden uitgesloten hetgeen een regeldrukverlagend effect geeft. De warmteleveranciers >20MW zijn volgens de Warmtewet vergunninghouders en zijn reeds verplicht om over de duurzaamheid van de geleverde warmte te rapporteren in het bestuursverslag.
Het ontwerpbesluit is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft het ontwerpbesluit niet geselecteerd voor het uitbrengen van een formeel advies.
In de wijzigingsrichtlijn wordt onderscheid gemaakt tussen eindgebruikers en eindafnemers. In het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenvoerzicht energie is al een begripsbepaling opgenomen voor een eindafnemer waarbij wordt verwezen naar artikel 1, onder f, van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie. Een eindafnemer is een natuurlijke persoon of rechtspersoon die energie koopt voor eigen eindgebruik. Hiervoor heeft een eindafnemer een contract met een energieleverancier. De wijzigingsrichtlijn introduceert ook rechten voor personen die geen rechtstreekse overeenkomst met een energieleverancier hebben, maar voor wie een derde een dergelijke overeenkomst heeft afgesloten. Deze personen worden in het besluit een «eindgebruiker» genoemd. Deze derde wordt een «doorleverancier» genoemd. Voor deze nieuwe begrippen is een begripsbepaling opgenomen in artikel I, onderdeel A, van het besluit. Deze begrippen zien alleen op warmte en koude.
De term eindgebruiker komt voor in artikelen 10bis, 11bis en bijlage VIIbis van de richtlijn met betrekking tot factureringsinformatie betreffende verbruik. Deze artikelen zijn geïmplementeerd in vrijwel alle artikelen van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie. In deze artikelen wordt opgenomen dat zij ook van toepassing zijn op eindgebruikers. Telkens wordt eerst aangegeven welke (informatie)verplichtingen een energieleverancier heeft ten opzichte van een eindafnemer of doorleverancier. De relatie tussen een energieleverancier en een eindafnemer geldt ook voor gas en elektriciteit en blijft voor deze energievormen ongewijzigd. Vervolgens wordt aangegeven welke (informatie)verplichtingen een doorleverancier heeft tegenover een eindgebruiker.
Dit onderdeel regelt dat in het geval een op afstand uitleesbare meetinrichting is geïnstalleerd maar deze door de leverancier nog niet op afstand kan worden uitgelezen omdat de achterliggende apparatuur en IT systemen nog niet gereed zijn slechts per kwartaal een verbruiks- en indicatief kostenoverzicht verstrekt hoeft te worden. Deze uitzondering geldt tot 1 januari 2022. Op deze datum vervalt artikel 7a (zie artikel IV van het besluit). Zie verder paragraaf 4.3 van het algemeen deel van de toelichting.
Dit onderdeel wijzigt artikel 10 van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie dat ziet op de informatie die een verbruiks- en kostenoverzicht moet bevatten. In bijlage VIIbis, derde lid, van de richtlijn zijn nieuwe informatie-eisen opgenomen met betrekking tot de gebruikte brandstofmix en relevante klachtenprocedures. Verder bepaalt bijlage VIIbis, derde punt, onderdelen c en f, dat voor warmte en koude altijd een vergelijking van het energieverbruik met een maatman en een vergelijking met gegevens van het voorgaande jaar nodig is, ongeacht of dit mogelijk en nuttig is. Nieuw is dat ingevolge bijlage VIIbis, derde punt, onderdeel c, de vergelijking van het voorgaande jaar een klimaatcorrectie moet worden opgenomen voor verwarming en koeling. Daarnaast worden eisen gesteld aan de minimuminformatie bij een factuur die niet is gebaseerd op het werkelijke verbruik of op meetgegevens. Zie verder paragraaf 4.1 van het algemeen deel van de toelichting.
In artikel 12 wordt verhelderd dat dit artikel zowel ziet op het elektronische verstrekken van facturen als van verbruiks- en kostenoverzichten. Bijlage VIIbis, derde punt, onder f, van de richtlijn biedt de mogelijkheid dat bij elektronische facturen ook aan de eis dat vergelijkingen met de maatman beschikbaar moeten worden gesteld kan worden voldaan door deze online beschikbaar te stellen en daar in de factuur naar te verwijzen. Dit wordt geïmplementeerd in het nieuwe derde lid van artikel 12.
Dit onderdeel wijzigt artikel 14 van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie dat ziet op de kosten. Artikel 14 bepaalt dat een factuur of een verbruiks- en indicatief kostenoverzicht kosteloos wordt verstrekt. Op grond van artikel 11bis, tweede lid, van de richtlijn dient ook de verdeling van de kosten in verband met de factureringsinformatie betreffende het individuele verbruik van warmte en koude een appartementengebouw of in een multifunctioneel gebouw kosteloos te worden uitgevoerd. Alleen wanneer het meten, verdelen en berekenen van het werkelijke individuele verbruik door een ander dan de leverancier geschiedt kunnen de kosten worden doorberekend aan de eindgebruiker. Voor kleinverbruikers van warmte is dit reeds geregeld in artikel 8a, vierde lid, van de Warmtewet. Door het nieuwe tweede en derde lid van artikel 14 van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie geldt dit voor alle verbruikers van warmte en koude.
In de artikelen 2, negende lid, 6a, tiende lid, van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en artikel 8, veertiende lid, van de Warmtewet is op hoofdlijnen uitgewerkt wanneer het installeren van individuele meters en warmtekostenverdelers in iedere eenheid in een appartementengebouw of multifunctioneel gebouw technisch haalbaar en kostenefficiënt is. Zie verder paragraaf 2 van het algemeen deel van de toelichting. Het nieuwe artikel 8a van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen bevat de criteria waarmee wordt bepaald in welke andere situaties de installatie van een individuele meter om het energieverbruik te meten technisch haalbaar of kostenefficiënt is, onderscheidenlijk installatie van individuele kostenverdelers kostenefficiënt is. Voor koude bepaalt in eerste instantie de netbeheerder en voor warmte de warmteleverancier of de installatie van een meetinrichtingen verplicht is aan de hand van de criteria die zijn opgenomen in artikel 8a, onderdelen a tot en met d.
Voor het bepalen van de technische haalbaarheid en kosteneffectiviteit ligt voor de hand om de gebouwfuncties uit artikel 1.1, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 te betrekken. Voor alle functies geldt dat per gebouw bij de hoofdaansluiting een meter wordt geïnstalleerd.
Onderdeel a bepaalt dat de installatie afhankelijk is van de complexiteit van het leidingstelsel in een gebouw. Dit is aan de orde wanneer sprake is van stijgleidingen of wanneer leidingen, in de loop van de tijd door aanpassingen en uitbreidingen zodanig vervlochten zijn dat meten van het verbruik niet mogelijk is zonder grote kostbare aanpassingen.
In onderdeel b staat dat de meting een goede weergave moet geven van het eigen verbruik. Als de warmtelevering niet uitsluitend via warm water, maar bij voorbeeld ook via luchtbehandeling geschiedt, dan zou het aanbrengen van meters op het radiatorsysteem (of kostenverdelers op de radiatoren) slechts een deel van de geleverde warmte meten.
In onderdeel c staat dat voor de installatie relevant is in hoeverre de eindgebruiker invloed kan uitoefenen op de energielevering. Als de eindgebruiker daarop geen of weinig invloed heeft dan zal het frequent verstrekken van informatie in die situaties niet leiden tot energiebesparing. Dit is het geval wanneer een eindgebruiker maar kort gebruik maakt van de ruimte.
In onderdeel d staat een formule waarmee bepaald kan worden of het plaatsen van een meetinrichting kostenefficiënt is. Het plaatsen van een meetinrichting is kostenefficiënt indien de jaarlijkse besparing groter is dan de jaarlijkse kosten. De jaarlijkse besparing wordt berekend door het gemiddelde energieverbruik van de laatste drie jaren naar rato verdeeld over het aantal eindgebruikers gecorrigeerd voor de graaddagen te vermenigvuldigen met de warmteprijs per GJ welke jaarlijks wordt vastgesteld door de ACM, vermenigvuldigd met een besparing van 15%. De verwachte besparing is bepaald op 15%, gebaseerd op eerder onderzoek De jaarlijkse kosten voor de meters betreffen de kosten van installatie en investering in de meters, af te schrijven over een periode van 10 jaar, tegen de standaard discontovoet welke wordt gepubliceerd door het Steunpunt Economische Expertise Rijkswaterstaat (https://www.rwseconomie.nl/discontovoet) inclusief de jaarlijkse kosten voor het verwerken van de meetdata.
Artikel III wijzigt het Warmtebesluit. Deze wijziging hangt samen met de wijziging van de definitie van verbruiker in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet (Wet van 10 juni 2020 tot wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en de Warmtewet in verband met de implementatie van richtlijn 2018/2002/EU betreffende energie efficiëntie (Stb. 2020, 222)). De definitie van verbruiker is gewijzigd omdat gebleken is dat door de zinssnede «van meer dan 100 kilowatt» verbruikers met een centrale aansluiting tot en met 100 kilowatt abusievelijk niet onder de werking van de Warmtewet vallen. Om dit te herstellen is de begrenzing van de centrale aansluiting van meer dan 100 kilowatt uit de definitie van verbruiker verwijderd.
In artikel 5, eerste lid, van het Warmtebesluit zijn de categorieën aansluitingen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Warmtewet vastgesteld. Gebleken is dat ook in dit artikel centrale aansluitingen met een doorlaatwaarde tot en met 100 kilowatt abusievelijk niet onder de werking van het Warmtebesluit zijn gebracht. Om dit te herstellen wordt in artikel 5, eerste lid, onderdelen c en d, het bereik «maximaal 100 kilowatt» toegevoegd aan de opsomming van te onderscheiden doorlaatwaarden.
Artikel I, onderdeel H, bevat overgangsrecht en vervalt per 1 januari 2022. Zie verder paragraaf 4.3 van het algemeen deel van de toelichting.
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip zodat de inwerkingtreding zo optimaal mogelijk kan aansluiten bij de implementatiedeadline van de wijzigingsrichtlijn op 25 juni 2020.
In de transponeringstabel zijn uitsluitend de artikelen uit de wijzigingsrichtlijn opgenomen die implementatie behoeven in het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie of in het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen. De volledige transponeringstabel is opgenomen in de memorie van toelichting bij de Wet tot wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en de Warmtewet in verband met de implementatie van richtlijn 2018/2002/EU betreffende energie efficiëntie (Kamerstukken II 2019/2020, 35 292, nr. 3).
Bepaling EU-regeling |
Bepaling in implementatieregeling of in bestaande regelgeving; toelichting indien niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie behoeft |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting van keuze(n) |
---|---|---|---|
Artikel 1 |
|||
Zesde lid (Artikel 9ter, eerste lid, tweede alinea, van de richtlijn) |
Artikel II. |
De invulling van de algemene criteria, werkwijzen en/of procedures aan de hand waarvan kan worden bepaald dat installaties technisch niet haalbaar en niet-kosteneffectief zijn |
Zie verder §2 van het algemeen deel van de toelichting |
Achtste lid (artikel 10bis, eerste lid, eerste alinea, van de richtlijn) |
Artikel I, onderdeel A. Voor het overige reeds geïmplementeerd (artikel 1 van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie). |
||
Achtste lid (artikel 10bis, eerste lid, tweede alinea, van de richtlijn) |
Artikel I, onderdeel E. Voor het overige reeds geïmplementeerd (artikel 5 van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie). |
Keuze om toe te staan dat de eindgebruiker, behalve wanneer het verbruik wordt vastgesteld met individuele meters op basis van warmtekostenverdelers, de meter zelf mag aflezen. In dat geval de keuze dat indien de eindgebruiker geen meetgegevens heeft verstrekt, dat de factuur dan wordt gebaseerd op het geschatte verbruik of op een vast tarief. |
Deze mogelijkheid bestaat reeds, waarbij is gekozen voor het geschatte verbruik. Zie verder §2.3 van het algemeen deel van de toelichting van de Wet tot wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en de Warmtewet in verband met de implementatie van richtlijn 2018/2002/EU betreffende energie efficiëntie (Kamerstukken II 2019/2020, 35 292, nr. 3). |
Achtste lid (artikel 10bis, tweede lid, onder a, van de richtlijn) |
Artikel I, onderdeel L. Voor het overige reeds geïmplementeerd (artikel 13, tweede lid, van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie). |
Geen |
|
Achtste lid (artikel 10bis, tweede lid, onder b, van de richtlijn) |
Artikel I, onderdeel K. Voor het overige reeds geïmplementeerd (artikel 12 van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie). |
Geen |
|
Achtste lid (artikel 10bis, derde lid, van de richtlijn) |
Artikel I, onderdelen A tot en met M. |
Keuze wie verantwoordelijk is voor het verstrekken van informatie aan eindgebruikers die geen rechtstreekse of individuele overeenkomst met een energieleverancier hebben. |
Zie verder §3 van het algemeen deel van de toelichting. |
Tiende lid (artikel 11bis, eerste lid, van de richtlijn) |
Artikel I, onderdeel M, tweede lid. Voor het overige reeds geïmplementeerd (artikel 14 van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie). |
Geen |
|
Tiende lid (artikel 11bis, tweede lid, van de richtlijn) |
Artikel I, onderdeel M, tweede lid. Voor het overige reeds geïmplementeerd (artikel 8a, vierde lid, van de Warmtewet). |
Geen |
|
Bijlage |
|||
Vierde lid (Bijlage VIIbis, eerste lid, van de richtlijn) |
Artikel I, onderdelen B en D. Voor het overige reeds geïmplementeerd (artikelen 2 en 4, eerste lid, van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie). |
Geen |
|
Vierde lid (Bijlage VIIbis, tweede lid, van de richtlijn) |
Artikel I, onderdelen G en H. Voor het overige reeds geïmplementeerd (artikel 7, tweede lid, van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie). |
Warmte en koude kunnen van dit voorschrift worden uitgesloten buiten het verwarmings-/koelingsseizoen. |
Van deze optie wordt geen gebruik gemaakt. Zie verder §4.3 van het algemeen deel van de toelichting |
Vierde lid (Bijlage VIIbis, derde lid, eerste alinea, onder a, van de richtlijn) |
Artikel I, onderdelen I en J, eerste lid. Voor het overige reeds geïmplementeerd (artikel 10 van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie). |
Geen |
|
Vierde lid (Bijlage VIIbis, derde lid, eerste alinea, onder b, van de richtlijn) |
Artikel I, onderdeel J, derde lid. |
Het toepassingsgebied van de verplichting om informatie over broeikasgasemissies te verstrekken, kan worden beperkt tot uitsluitend leveringen uit stadsverwarmingssystemen met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW. |
Van deze optie wordt gebruik gemaakt. Zie verder §4.1 van het algemeen deel van de toelichting |
Vierde lid (Bijlage VIIbis, derde lid, eerste alinea, onder c, van de richtlijn) |
Artikel I, onderdeel J, derde lid. Voor het overige reeds geïmplementeerd (artikel 10, eerste lid, onder e, van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie). |
Geen |
|
Vierde lid (Bijlage VIIbis, derde lid, eerste alinea, onder e, van de richtlijn) |
Artikel I, onderdeel J, derde lid. |
Geen |
|
Vierde lid (Bijlage VIIbis, derde lid, eerste alinea, onder f, van de richtlijn) |
Artikel I, onderdeel J, tweede lid. Voor het overige reeds geïmplementeerd (artikel 10, eerste lid, onder d, van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie). |
Geen |
|
Vierde lid (Bijlage VIIbis, derde lid, tweede alinea, van de richtlijn) |
Artikel I, onderdeel J, derde lid. |
Geen |
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2020-367.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.