Besluit van 2 september 2020, houdende regels inzake de behandeling van klachten over de raad voor de kinderbescherming door een klachtadviescommissie (Besluit klachtadviescommissie raad voor de kinderbescherming)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 18 juni 2020, nr. 2946848, directie Wetgeving en Juridische Zaken,

Gelet op artikel 239, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 juli 2020, nr. W16.20.0198/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 27 augustus 2020, nr. 2986201, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Onze Minister:

Onze Minister voor Rechtsbescherming;

b. Raad:

de raad voor de kinderbescherming, bedoeld in artikel 238, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

c. Klachtadviescommissie:

een commissie als bedoeld in artikel 9:14 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2

De behandeling van en advisering over klachten vindt plaats door een klachtadviescommissie.

Afdeling 9.1.3. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 3

  • 1. Er zijn vier klachtadviescommissies waarin onafhankelijke personen zitting hebben.

  • 2. Elke commissie behandelt de klachten over gedragingen van een medewerker van de raad, werkzaam bij de landelijke staforganisatie of in een van de gebieden, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Organisatiebesluit raad voor de kinderbescherming 2015, waarvoor zij bevoegd is en brengt daarover advies uit.

  • 3. In afwijking van het tweede lid worden klachten betreffende de algemeen directeur van de raad behandeld door Onze Minister.

Artikel 4

De bevoegdheidsverdeling van de klachtadviescommissies is de volgende:

  • a. Noord-Oost-Nederland, omvattende de gebieden Noord-Nederland en Oost-Nederland;

  • b. Midden West-Nederland, omvattende de gebieden Midden-Nederland, Amsterdam en Noord-Holland;

  • c. West-Nederland, omvattende de gebieden ‘s-Gravenhage en Rotterdam, alsmede de landelijke staforganisatie en

  • d. Zuid-Nederland, omvattende de gebieden Zeeland-West-Brabant, Oost-Brabant en Limburg.

Artikel 5

Van een klachtadviescommissie kan geen lid worden:

  • a. een persoon die werkzaam is bij de raad of van wie het dienstverband bij de raad minder dan drie jaar geleden is beëindigd, of

  • b. een persoon wiens onafhankelijkheid of onpartijdigheid om een andere reden in het geding kan zijn.

Artikel 6

  • 1. De klachtadviescommissies bestaan maximaal uit vijf voorzitters en twaalf leden. Zij hebben allen kennis op het terrein van de jeugdzorg of de jeugdbescherming.

  • 2. De voorzitters hebben een afgeronde academische opleiding.

  • 3. De voorzitters en de leden worden door Onze Minister benoemd voor ten hoogste zes jaar. Zij kunnen aansluitend op die termijn éénmaal voor een gelijke termijn worden herbenoemd. Zij zijn bevoegd als plaatsvervangend lid van een klachtadviescommissie in een ander gebied op te treden.

  • 4. Aan de voorzitters en aan de leden wordt op eigen verzoek tussentijds ontslag verleend.

  • 5. Een voorzitter of een lid kan door Onze Minister worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of andere zwaarwegende gronden. Omtrent het voornemen tot ontslag wordt de betrokkene door of namens Onze Minister gehoord.

Artikel 7

  • 1. De klachtadviescommissies houden zitting en adviseren met een voorzitter en twee leden.

  • 2. De voorzitter van de klachtadviescommissie bepaalt in overleg met de secretaris plaats, dag en uur van de zittingen.

  • 3. De voorzitter en de leden van de klachtadviescommissies ontvangen een vergoeding volgens het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.

Artikel 8

Dit besluit is eveneens van toepassing op bij de raad ingediende klachten die op het moment van inwerkingtreding reeds ontvangen zijn.

Artikel 9

Het Besluit externe klachtencommissie raad voor de kinderbescherming wordt ingetrokken.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit klachtadviescommissie raad voor de kinderbescherming.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 september 2020

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de dertigste september 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

De raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) heeft de wettelijke taak om ervoor zorg te dragen dat kinderen in een veilige omgeving kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen, als ouders onvoldoende in staat zijn om deze rol te vervullen. Om deze taak efficiënter te kunnen uitvoeren, is ervoor gekozen om de organisatie van de raad te veranderen. Concreet betekent dat dat gewerkt wordt in een organisatiestructuur die aanmerkelijk minder hiërarchisch is opgebouwd. De nadruk ligt op zelfsturende teams, die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de taken van de raad. De teams hebben een multidisciplinaire samenstelling, waardoor zij snel en adequaat kunnen optreden.

In de nieuwe structuur van de raad past een vereenvoudiging van de procedure voor afhandeling van klachten, die dichtbij de burger plaatsvindt. Daarmee wordt tevens beoogd de behandeling van klachten te versnellen. Om dat resultaat te kunnen bereiken wordt de wijze van behandeling van klachten aangepast. De klachten worden niet langer behandeld door in eerste instantie interne afhandeling en in tweede instantie inschakeling van een externe klachtencommissie. De behandeling vindt voortaan plaats volgens één procedure, waarbij een informele oplossing met behulp van bemiddeling wordt nagestreefd. De raad heeft daarvoor de methode «Prettig Contact met de Overheid» omarmd. Dat houdt in dat een klacht in principe binnen vijf werkdagen wordt opgepakt door een daartoe getrainde interne klachtbemiddelaar van de raad met als doel om samen met de klager tot een oplossing te komen. De werkwijze staat beschreven op de site van de raad.1

Mocht de klacht niet tot tevredenheid van de klager opgelost worden door bemiddeling, dan kan de klager deze voor advies voorleggen aan één van de klachtadviescommissies bestaande uit onafhankelijke externen, die de klacht onderzoekt en de klager hoort. De klachtadviescommissie brengt vervolgens advies uit aan de directie van de raad, die voor verdere afhandeling van de klacht zorg draagt. Het definitieve oordeel over de klacht blijft voorbehouden aan de raad. Uiteraard zal het advies van de klachtadviescommissie betrokken worden bij de oordeelsvorming en daarin zwaar meewegen. Met deze handelwijze wordt beoogd de klacht binnen een termijn van maximaal tien weken af te handelen op een wijze die onpartijdigheid en onafhankelijkheid ten aanzien van de klager waarborgt.

Op de behandeling van klachten zijn de bepalingen van de afdelingen 9.1.1. en 9.1.2. van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing. In aanvulling daarop gelden tevens de bepalingen van afdeling 9.1.3. van de Awb die specifiek zien op de klachtadviesprocedure.

Effecten

Het besluit leidt niet tot nadere kosten. De wijziging in de behandeling van klachten wordt bekostigd uit de eigen middelen van de raad. Het besluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk, dat advies heeft uitgebracht in een verkorte procedure en heeft laten weten de analyse en conclusie te delen dat er geen gevolgen zijn voor de regeldruk.

Dit besluit treedt in werking op de dag volgend op de publicatie in het Staatsblad. Hiermee wordt afgeweken van het systeem van vaste verandermomenten dat voor wet- en regelgeving geldt. De afwijking is in dit geval gerechtvaardigd omdat de nieuwe werkwijze ter bespoediging van de afhandeling van klachten reeds in pilotvorm wordt toegepast en cliënten van de raad gebaat zijn bij een spoedige inwerkingtreding.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Indien een klacht niet door bemiddeling kan worden opgelost, kan de klager zich wenden tot een klachtadviescommissie. De afdelingen 9.1.1. en 9.1.2. van de Awb zijn daarop van rechtswege van toepassing. In aanvulling daarop worden de bepalingen voor een klachtadviesprocedure van afdeling 9.1.3. van titel 9.1. van de Awb eveneens van toepassing verklaard. Daarin wordt geregeld dat de raad een persoon of commissie dient te belasten met de behandeling van klachten en deze slechts instructies van algemene aard kan geven. Bij de bevestiging van de ontvangst van de klacht, moet de raad jegens de klager aangeven dat diens klacht behandeld zal worden door de persoon of de commissie die is aangewezen om over de klacht te adviseren. De klager wordt op grond van artikel 9:15 Awb gehoord, met dien verstande dat een klachtadviescommissie het horen van de klager kan opdragen aan de voorzitter of een lid van de commissie. Onder specifieke omstandigheden, neergelegd in artikel 9:10 Awb, kan van het horen worden afgezien. De persoon of commissie die belast is met de advisering over klachten, rapporteert over de bevindingen en brengt advies uit aan de raad, eventueel met aanbevelingen. De rapportage bevat ook een verslag van het horen. De raad is niet gebonden aan het uitgebrachte advies. Hij kan daarvan afwijken in zijn beslissing. In dat geval moeten de redenen voor afwijking aan de klager bekend worden gemaakt.

Mocht een klager niet tevreden zijn over de uitkomst van de behandeling van zijn klacht, dan heeft hij de mogelijkheid om zich op grond van titel 9.2 van de Awb te wenden tot de Nationale ombudsman en bij hem een klacht in te dienen.

Artikel 3

Er is gekozen om de advisering inzake klachten te laten uitvoeren door externe klachtadviescommissies. Het aantal commissies is gesteld op vier. Hiermee wordt aangesloten bij de administratieve indeling van de raad in vier clusters en wordt een evenwichtige landelijke dekking bereikt. Deze is in de bijlage bij dit besluit weergegeven.

De commissies zijn bevoegd om te adviseren over gedragingen van een medewerker van de raad, werkzaam bij de landelijke staforganisatie in Den Haag of op een locatie in een van de gebieden waarvoor de commissie in kwestie bevoegd is. Een gedraging kan meerdere vormen aannemen en omvat ook het nalaten van handelingen. Vaak zal het gaan om bejegening, aldus de klachtenanalyse 2018.2 Voor de burger blijkt het erg belangrijk te zijn om zich gehoord te voelen.

De commissies zijn niet bevoegd als de klacht een gedraging van de algemeen directeur betreft. In dat geval wordt de klacht in behandeling genomen door of namens onze Minister, zoals ook thans het geval is.

Artikel 4

De territoriale bevoegdheid van de klachtadviescommissies is uit efficiëntieoverwegingen gekoppeld aan de administratieve organisatie van de raad. Deze bestaat uit vier gebieden -clusters- die samen voor landelijke dekking zorgen. De bevoegdheidsverdeling loopt dan langs de lijn van: 1.Noord-Oost-Nederland, 2. Midden West-Nederland, 3. West-Nederland en 4. Zuid-Nederland.

Bij de keuze voor deze verdeling is mede van belang geweest dat de omvang van het gebied waarvoor de commissies bevoegd zijn zodanig is, dat een vlotte afhandeling van klachten verwacht mag worden en wachttijden tot het minimum beperkt kunnen blijven.

Artikel 5

In dit artikel wordt geregeld welke personen geen zitting kunnen nemen in een van de klachtadviescommissies. Dat zijn vanzelfsprekend personen die werkzaam zijn bij de raad. Zij zouden zelf onderwerp van een klacht kunnen zijn, dan wel in de positie gebracht kunnen worden dat zij dienen te adviseren inzake een klacht over een -directe- collega. In beide omstandigheden zou de onafhankelijkheid van de adviescommissie in het geding kunnen zijn. Om verzekerd te zijn van voldoende distantie tot voormalige collega’s bij de raad, is voor medewerkers die de raad inmiddels hebben verlaten bepaald dat zij in aanmerking kunnen komen om zitting te nemen in een van de klachtadviescommissies nadat een periode van drie jaren is verstreken sedert de beëindiging van hun dienstverband bij de raad. Verder is bepaald dat personen van wie de onafhankelijkheid of onpartijdigheid om andere redenen in het geding kan zijn, evenmin in aanmerking kunnen komen om toe te treden tot een van de klachtadviescommissies.

Artikel 6

Voor de samenstelling van de klachtadviescommissies is bepaald dat zij bestaan uit maximaal vijf voorzitters en maximaal twaalf leden. De voorzitters en leden houden roulerend zitting. Van allen, voorzitters en leden, wordt verlangd dat zij kennis hebben van de jeugdzorg of jeugdbescherming. Dat is nodig om klachten in het juiste perspectief te kunnen plaatsen en daar een evenwichtig en deskundig advies over uit te kunnen brengen. Daarnaast dienen de voorzitters een afgeronde academische opleiding te hebben. De benoeming geschiedt voor een periode van maximaal zes jaar en kan één maal voor dezelfde termijn als de oorspronkelijke worden verlengd. Tussentijdse terugtreding op eigen verzoek is mogelijk, zo ook tussentijds ontslag door onze Minister indien er sprake is van ongeschiktheid, onbekwaamheid of een andere zwaarwegende reden. De betrokkene wordt voorafgaande aan het ontslag over het voornemen daartoe gehoord.

Artikel 7

Deze bepaling betreft de wijze waarop de klachtadviescommissies te werk gaan tijdens de zitting. Een zitting wordt met een voorzitter en twee leden gehouden. De voorzitter bepaalt de locatie en de data waarop de zittingen plaatsvinden. Hij doet dat in overleg met de secretaris, die door de raad ter beschikking wordt gesteld.

Alle leden van de klachtadviescommissie ontvangen een vergoeding in verband met de zittingen die zij bijwonen overeenkomstig het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.

Artikel 8

Dit artikel bevat een overgangsbepaling die inhoudt dat klachten die vóór de inwerkingtreding van deze regeling door de raad zijn ontvangen, ook met toepassing van de klachtadviesprocedure zullen worden behandeld.

Artikel 9

Aangezien de behandeling van klachten door een externe klachtencommissie vervangen wordt door behandeling door een externe klachtadviescommissie, komt de grondslag voor de regeling met betrekking tot een externe klachtencommissie te vervallen en wordt het Besluit externe klachtencommissie raad voor de kinderbescherming ingetrokken.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven