Besluit van 24 september 2020 tot wijziging van het Besluit belasting- en invorderingsrente

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 1 september 2020, nr. 2020-161445;

Gelet op artikel 30hb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 16 september 2020, W06.20.0326/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 22 september 2020, nr. 2020-0000175515;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Besluit belasting- en invorderingsrente wordt artikel 1 als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «Algemene wet inzake rijksbelastingen, is» vervangen door «Algemene wet inzake rijksbelastingen».

2. In onderdeel a wordt «voor de inkomstenbelasting» vervangen door «is voor de inkomstenbelasting».

3. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. bedraagt voor de vennootschapsbelasting 4.

4. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. is voor de vennootschapsbelasting gelijk aan het percentage van de ingevolge artikel 120, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde wettelijke rente, bedoeld in de artikelen 119a en 119b van Boek 6 van dat wetboek, met dien verstande dat een wijziging van de wettelijke rente eerst twee maanden na die wijziging leidt tot een aanpassing van de belastingrente en het eerstgenoemde percentage ten minste 8 bedraagt.

5. In onderdeel b wordt «de vennootschapsbelasting» vervangen door «de vennootschapsbelasting en de bronbelasting».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen van artikel I verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van artikel I, onderdeel 5, dat in werking treedt op 1 januari 2021.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 september 2020

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief

Uitgegeven de dertigste september 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Het onderhavige besluit brengt enkele wijzigingen aan in het Besluit belasting- en invorderingsrente. Naast een aantal technische wijzigingen bevat het onderhavige besluit een wijziging van het percentage van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting. Ten tijde van de totstandkoming van het Besluit belasting- en invorderingsrente was het uitgangspunt dat het percentage van de belastingrente voor alle middelen (dat ingevolge de Verzamelspoedwet COVID-19 vanwege de COVID-19-crisis tijdelijk op 0,01% is gesteld) per 1 oktober 2020 weer zou terugveren naar de percentages zoals deze luidden voor deze verlaging. Voor de vennootschapsbelasting bedroeg dat percentage 8% en voor de overige belastingmiddelen 4%. In het onderhavige besluit wordt geregeld dat ook het percentage van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting kan worden vastgesteld op 4%. Het is de bedoeling dat dit percentage van 4% met ingang van 1 oktober 2020 in werking treedt. Daarbij is op het moment van de totstandkoming van het onderhavige besluit het uitgangspunt dat dit percentage geldt tot en met 31 december 2021. Het kabinet acht het niet passend om in de huidige situatie direct terug te keren naar het percentage van 8%. De COVID-19-crisis raakt veel ondernemers nog steeds hard en het tijdelijk vaststellen van een percentage van 4% in plaats van een percentage van 8% biedt hun, wat belastingrente betreft, een vermindering van lasten. Met deze tijdelijke tegemoetkoming met betrekking tot het percentage van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting, bedraagt de belastingrente met ingang van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2021 voor alle middelen 4%.

Voor de invorderingsrente geldt dat het ingevolge de Verzamelspoedwet COVID-19 verlaagde percentage van 0,01%, met ingang van 1 oktober 2020 wordt verlengd. Dit vergt nu geen aanpassing van het Besluit belasting- en invorderingsrente. Het uitgangspunt op het moment van totstandkoming van het onderhavige besluit is dat dit verlaagde percentage geldt tot en met 31 december 2021. Zowel voor de belastingrente voor de vennootschapsbelasting als voor de invorderingsrente is het uitgangspunt dat de percentages per 1 januari 2022 terugveren naar de oorspronkelijke percentages. Het terugveren naar deze percentages kan worden gerealiseerd bij koninklijk besluit.

De budgettaire effecten van het vaststellen van het percentage van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting op 4% in plaats van 8% gedurende 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2021 zijn geraamd op (cumulatief) € 168 miljoen. De budgettaire dekking wordt meegenomen in het zogenoemde Noodpakket 3.0 en verwerkt in de ontwerpbegroting 2021. De budgettaire effecten van het vaststellen van het percentage van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting op 4% in plaats van 8% gedurende 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2021 zijn geraamd op (cumulatief) € 163 miljoen. De verlenging van de verlaging van het percentage van de invorderingsrente tot en met 31 december 2021 leidt tot een verwachte derving van de niet-belastingontvangsten op de Financiënbegroting (€ 113 mln.). De budgettaire dekking wordt meegenomen in het zogenoemde Steun- en herstelpakket en via de 7e incidentele suppletoire begroting 2020 verwerkt in de Financiënbegroting. Daarnaast wordt er een besparing geraamd bij de belastinginkomsten als gevolg van een lagere betalingskorting van € 149 mln. Tot slot wordt een derving van € 14 mln. geraamd bij SZW en BZK doordat de lagere invorderingsrente ook van toepassing is op het kindgebonden budget (KGB), de kinderopvangtoeslag (KOT) en de huurtoeslag.

In het kader van de Verzamelspoedwet COVID-19 zijn de uitvoeringskosten die samenhangen met de tijdelijke verlaging van de belasting- en invorderingsrente tot 1 oktober 2020 in beeld gebracht. Met het vaststellen van het percentage belastingrente voor de vennootschapsbelasting op 4% na 1 oktober 2020 gaan geringe extra uitvoeringskosten gepaard. Deze zullen binnen artikel 1 van begroting IX worden opgevangen.

Aan dit besluit zijn geen EU-aspecten verbonden. Evenmin leidt dit besluit tot een verzwaring van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven of voor burgers. Het besluit is uitvoerbaar.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdelen 1 en 2 (technische wijziging)

In artikel I, onderdelen 1 en 2, zijn technische aanpassingen opgenomen die samenhangen met de wijziging die is opgenomen in artikel I, onderdeel 3.

Artikel I, onderdeel 3 (tijdelijke vaststelling percentage belastingrente vennootschapsbelasting op 4%)

Met artikel I, onderdeel 3, wordt geregeld dat het percentage belastingrente voor de vennootschapsbelasting kan worden vastgesteld op 4%. Ten tijde van de totstandkoming van het Besluit belasting- en invorderingsrente was beoogd om het percentage van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting, net als voor de overige belastingmiddelen, vanaf 1 oktober 2020 weer terug te laten veren naar de percentages zoals deze luidden voordat deze in het kader van de COVID-19-crisis werden verlaagd (voor de vennootschapsbelasting was dat 8%). Met de onderhavige wijziging wordt dit uitgangspunt losgelaten en geregeld dat (tijdelijk) een percentage van 4% met betrekking tot de belastingrente voor de vennootschapsbelasting kan gaan gelden.

Artikel I, onderdeel 4 (percentage belastingrente vennootschapsbelasting)

Bij de totstandkoming van dit besluit is het uitgangspunt dat het regime inzake de vaststelling van het percentage belastingrente voor de vennootschapsbelasting vanaf 1 januari 2022 terugveert naar het regime dat gold voor de COVID-19-crisis. Dit betekent dat het uitgangspunt is dat het percentage belastingrente voor de vennootschapsbelasting vanaf 1 januari 2022 terugveert naar het percentage van de ingevolge artikel 120, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde wettelijke rente, bedoeld in de artikelen 119a en 119b van Boek 6 van dat wetboek, met dien verstande dat een wijziging van de wettelijke rente eerst twee maanden na die wijziging leidt tot een aanpassing van de belastingrente en het eerstgenoemde percentage ten minste 8 bedraagt.

Artikel I, onderdeel 5 (toevoegen bronbelasting)

Artikel I, onderdeel 5, van dit besluit is technisch van aard. Ingevolge de artikelen 7.4, onderdeel C, en 8.1, eerste lid, van de Wet bronbelasting 2021 zou met ingang van 1 januari 2021 «en de bronbelasting» moeten worden toegevoegd aan artikel 30hb, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Hierdoor zou het percentage van de belastingrente voor de bronbelasting gelijk worden aan het percentage van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting. Ingevolge de Verzamelspoedwet COVID-19 is artikel 30hb AWR echter zodanig gewijzigd, dat de genoemde wijzigingsopdracht niet meer kan worden uitgevoerd. Met artikel I, onderdeel 5, wordt daarom geregeld dat «en de bronbelasting» wordt opgenomen in artikel 1, onderdeel b, van het Besluit belasting- en invorderingsrente. Op die manier wordt het beoogde doel van artikel 7.4, onderdeel C, van de Wet bronbelasting 2021 alsnog bereikt.

Artikel II (inwerkingtreding)

In artikel II wordt de inwerkingtreding van dit besluit geregeld. Het besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen van artikel I verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van artikel I, onderdeel 5, dat in afwijking daarvan in werking treedt per 1 januari 2021, om redenen die zijn uitgelegd in de artikelsgewijze toelichting op dat onderdeel. Het is de bedoeling dat artikel I, onderdelen 1 tot en met 3, van dit besluit in werking treden op 1 oktober 2020 en dat artikel I, onderdeel 4, van dit besluit in werking treedt op 1 januari 2022.

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief

Naar boven