Besluit van 31 augustus 2020 houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zodat voor de maanden april en mei van 2020 geen eigen bijdrage is verschuldigd

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 10 juli 2020, kenmerk 1712200-207502-WJZ;

Gelet op artikel 2.1.4a, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 12 augustus 2020, nummer W13.20.0256/III;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 augustus 2020, kenmerk 1733140-207502-WJZ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Aan artikel 3.8, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. voor de maanden april en mei van het kalenderjaar 2020, tenzij het betreft de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget voor beschermd wonen of opvang.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2020.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 31 augustus 2020

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Uitgegeven de negende september 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding

In verband met de uitbraak van het coronavirus-SARS-CoV-2 (hierna: coronavirus), dat de ziekte COVID-19 veroorzaakt, heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) diverse maatregelen aangekondigd. Eén daarvan is dat in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) voor de maanden april en mei van het jaar 2020 geen eigen bijdrage is verschuldigd voor het gebruik van een maatwerkvoorziening, een persoonsgebonden budget (hierna: pgb) of een algemene voorziening die onder het abonnementstarief valt, met uitzondering van de eigen bijdrage voor beschermd wonen of opvang.1 Voorliggend besluit geeft hieraan uitvoering.

2. Achtergrond: eigen bijdrage in de Wmo 2015

De eigen bijdrage voor – kort gezegd – een bij verordening aangewezen algemene voorziening, een maatwerkvoorziening of een pgb wordt vastgesteld en voor de gemeente geïnd door het CAK.2 De gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling en de inning van de eigen bijdrage worden door de gemeente binnen een maand na de dag waarop de voorziening is verstrekt, of, indien de leveringsvorm een pgb betreft, uiterlijk binnen vier maanden na de ingangsdatum van de toekenning van dat budget door het college, aan het CAK verstrekt.3

De eigen bijdrage bedraagt per cliënt in de regel een vast tarief van € 19 per maand (het abonnementstarief), ongeacht de mate van gebruik en het aantal voorzieningen dat aan een cliënt is verstrekt.4 Ook als er in een bepaalde maand minder ondersteuning wordt geleverd dan voorheen loopt de eigen bijdrage dus gewoon door. Indien een cliënt in een maand geen enkele zorg of ondersteuning ontvangt, kan de gemeente de eigen bijdrage pauzeren door middel van het sturen van een stopbericht aan het CAK.5 Als gevolg van de systematiek van het abonnementstarief moet er sprake zijn van ten minste één kalendermaand waarin geen enkele zorg of ondersteuning is ontvangen, voordat een tijdelijke stop (pauze) in de eigen bijdrage effect heeft voor de cliënt. Als de voorziening weer geleverd wordt dient de gemeente een startbericht naar het CAK te sturen, zodat de eigen bijdrage weer wordt geïnd.

3. Eigen bijdrage niet verschuldigd voor de maanden april en mei van 2020

In de loop van maart 2020 zijn de maatregelen die het kabinet heeft genomen ter bestrijding van het coronavirus steeds verder uitgebreid. Als gevolg van deze maatregelen hebben cliënten van verschillende vormen van zorg en ondersteuning in de zin van de Wmo 2015, geen gebruik kunnen maken. Zorgaanbieders zijn weliswaar opgeroepen om – vanwege de getroffen maatregelen – waar mogelijk volwaardige alternatieve vormen van zorg en ondersteuning te bieden, maar het is voorgekomen dat zorg en ondersteuning in ‘t geheel geen doorgang konden vinden. Deze situatie heeft zich in het bijzonder voorgedaan bij hulp in het huishouden en bij begeleiding en dagbesteding.

De toepassing van een pauze tijdens de uitbraak van het coronavirus, zou betekenen dat gemeenten, in overleg met aanbieders van voorzieningen, voor het totale bestand aan cliënten zouden moeten bezien in welke individuele situaties de eigen bijdrage gestopt en weer gestart zou moeten worden. Het kabinet vindt het niet verantwoord om gemeenten en aanbieders met deze uitvoeringslast te belasten, mede gelet op de andere uitdagingen waar gemeenten en aanbieders naar aanleiding van de uitbraak van het coronavirus voor staan. Er is daarom voor gekozen dat geen eigen bijdrage is verschuldigd voor de maanden april en mei van 2020. Er is gekozen voor de maanden april en mei, omdat er in deze maanden veelal geen zorg en ondersteuning meer werd geleverd. In maart werd er nog wel zorg en ondersteuning geleverd (hoewel in sommige gevallen in mindere mate dan normaal); in juni 2020 is de zorg en ondersteuning weer grotendeels opgestart (aansluitend bij de routekaarten die hiervoor zijn ontworpen) en daarom start ook de inning van de eigen bijdrage vanaf juni 2020 weer.

De voorzieningen beschermd wonen en opvang zijn uitgezonderd van deze maatregel. Cliënten hebben ook in april en mei van 2020 gebruik kunnen maken van beschermd wonen. Hiervoor is dan ook de eigen bijdrage verschuldigd. De eigen bijdrage voor opvang wordt betaald aan de instelling voor opvang of de gemeente (en loopt dus niet via het CAK). De heffing voor de eigen bijdrage hiervoor is gekoppeld aan het gebruik, waardoor geen bijdrage verschuldigd is wanneer de opvang niet wordt gebruikt.

4. Uitvoerbaarheid

Het CAK is gevraagd zorg te dragen voor de uitvoering van dit besluit en heeft bevestigd over te zullen gaan tot uitvoering van de vrijstelling van de eigen bijdrage voor de maanden april en mei 2020.

5. Financiële gevolgen

Gemeenten worden gecompenseerd voor de gederfde inkomsten in april en mei van 2020 als gevolg van deze maatregel. Hiervoor is bij de Voorjaarsnota een bedrag van € 18 miljoen gereserveerd op de begroting van het ministerie van VWS. Het Rijk en gemeenten zijn in overleg over de wijze waarop de middelen ter beschikking worden gesteld. Het voornemen is om hiervoor een decentralisatie-uitkering in het leven te roepen. Nadere informatie, ook over de verdeling, volgt in de septembercirculaire 2020 van het Gemeentefonds.

6. Gevolgen voor de regeldruk

Als gezegd is het CAK belast met de vaststelling en de inning van de eigen bijdrage. Ter uitvoering van dit besluit zal het CAK bij beschikking vaststellen dat geen eigen bijdrage verschuldigd is voor de maanden april en mei van 2020. Cliënten hoeven hiervoor geen nadere handelingen te verrichten. Er zijn daarom geen gevolgen voor de regeldruk.

Het Adviescollege toetsing regeldruk is akkoord met deze inschatting van de gevolgen voor de regeldruk.

7. Fraudetoets

De fraudetoets is uitgevoerd in samenwerking met het CAK. De conclusie van de fraudetoets is dat de vrijstelling voor de maanden april en mei van 2020 geen mogelijkheden tot fraude biedt. De vrijstelling wordt uitgevoerd door het CAK, en de maatregel ligt hiermee buiten de beïnvloedingssfeer van de cliënt.

8. Consultatie

Het besluit is niet aangeboden via internetconsultatie. Hiervan is afgezien omdat het besluit reeds is gecommuniceerd, een spoedeisend karakter kent en voor cliënten een uitsluitend begunstigende werking heeft.

9. Inwerkingtreding

De termijn tussen de publicatiedatum van een algemene maatregel van bestuur en de inwerkingtredingsdatum daarvan is ten minste twee maanden.6 Omdat de maatregel een spoedeisend karakter heeft en bovendien reeds is gecommuniceerd, is van voornoemde termijn afgeweken en treedt deze bepaling met terugwerkende kracht op 1 april 2020 in werking.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Op grond van artikel 2.1.4a, derde lid, van de Wmo 2015, kunnen bij algemene maatregel van bestuur gevallen worden omschreven waarin geen bijdrage is verschuldigd voor een maatwerkvoorziening, een krachtens artikel 2.1.4, derde lid, aangewezen voorziening (dat is een algemene voorziening waarop het abonnementstarief van toepassing is), dan wel een persoonsgebonden budget. Deze bepaling vormt de grondslag voor de toevoeging van onderdeel i aan artikel 3.8, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. In voornoemd onderdeel is de vrijstelling van de eigen bijdrage voor de maanden april en mei van het jaar 2020 geregeld.

De reeds bestaande vrijstellingen genoemd in artikel 3.8, derde lid, onderdelen a tot en met h, van de Wmo 2015, gaan voor op de in onderdeel i opgenomen vrijstelling. De in onderdeel i opgenomen vrijstelling ziet immers slechts op twee maanden, terwijl de vrijstellingen in de onderdelen a tot en met h in beginsel een langduriger karakter hebben.

Wellicht ten overvloede zij nog het volgende opgemerkt. Het toegevoegde onderdeel i heeft betrekking op twee maanden die na inwerkingtreding van dit besluit reeds zijn verstreken. Dit neemt echter niet weg dat de bepaling van belang blijft voor de vaststelling van de eigen bijdrage, bijvoorbeeld als de eigen bijdrage met terugwerkende kracht wordt vastgesteld.

Artikel II

De inwerkingtreding van dit besluit is toegelicht in paragraaf 9 van de algemene toelichting.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 25 295, nr. 277, p. 32.

X Noot
2

Artikel 2.1.4b, eerste lid, van de Wmo 2015.

X Noot
3

Artikel 2f van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015.

X Noot
4

Voor beschermd wonen en opvang geldt het abonnementstarief niet. De eigen bijdrage voor deze voorzieningen is inkomens- en vermogensafhankelijk en wordt op een andere manier vastgesteld (zie § 3 respectievelijk § 4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015).

X Noot
5

Voor hulpmiddelen en woningaanpassingen geldt dat de eigen bijdrage in principe niet gepauzeerd wordt, mits deze beschikbaar blijven voor de cliënt.

X Noot
6

Artikel 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Naar boven