Besluit van 8 juli 2020, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van verschillende artikelen en onderdelen daarvan van de Tweede verzamelspoedwet COVID-19

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 juli 2020, nr. WJZ/24957702 (11612), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming;

Gelet op de artikelen 5.2, eerste lid, en 5.4, eerste en tweede lid, van de Tweede verzamelspoedwet COVID-19;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Van de Tweede verzamelspoedwet COVID-19 treden de hierna genoemde artikelen en onderdelen daarvan op de hierna genoemde tijdstippen in werking:

  • a. de artikelen 3.1, met uitzondering van het in onderdeel A opgenomen zesde lid, en 3.4 treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werken terug tot en met 18 juni 2020;

  • b. de artikelen 1.1, 3.1, wat betreft het in onderdeel A opgenomen zesde lid, en 3.3 treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst;

  • c. de artikelen 1.2, eerste lid, 1.3, en 1.5 treden in werking met ingang van 1 augustus 2020.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 8 juli 2020

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Uitgegeven de veertiende juli 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Een deel van de bepalingen van de Tweede verzamelspoedwet COVID-19 treden in werking op een in de wet bepaald tijdstip (zie hoofdstuk 5). Voor de in dit besluit opgenomen artikelen was inwerkingtreding bij koninklijk besluit voorgeschreven; dat wordt in dit besluit geregeld.

Grondslagen

De artikelen 5.2, eerste lid, en 5.4, eerste en tweede lid, van de Tweede verzamelspoedwet COVID-19 geven de grondslag om de verschillende in dit besluit opgenomen bepalingen in werking te laten treden, en er daar waar nodig ook terugwerkende kracht aan te verlenen.

Erfgoedwet

Artikel 1.1 van de wet regelt een specifieke uitzondering op het samenloopverbod van artikel 7.8, vijfde lid, van de Erfgoedwet.1 Dat artikellid staat er kortgezegd aan in de weg dat aan een eigenaar van een rijksmonument, aan wie op grond van artikel 7.3 van de Erfgoedwet subsidie is verstrekt,2 voor dezelfde activiteiten ook een instandhoudingslening wordt verstrekt.3 Artikel 1.1 maakt mogelijk dat een leningsfaciliteit zou worden aangeboden voor subsidieontvangers die als gevolg van COVID-19 niet in staat zijn om het eigen aandeel in de kosten van de gesubsidieerde activiteiten te dragen.

Het artikel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin dit besluit wordt geplaatst. Hoewel er op dit moment nog geen aanleiding of voornemen bestaat om daadwerkelijk een leningsfaciliteit aan te bieden, is niettemin wenselijk dat de uitzondering zo snel mogelijk in werking treedt. Daarmee wordt voorkomen dat nog op de inwerkingtreding van de uitzondering moet worden gewacht, indien het onverwacht op korte termijn wenselijk en noodzakelijk wordt geacht om een leningsfaciliteit in het leven te roepen.

Verlenging tijdelijke bevoegdheid bewegingsonderwijs

De verlenging van de tijdelijke bevoegdheid voor bewegingsonderwijs, opgenomen in de artikelen 1.2, eerste lid, en 1.3 van de Tweede verzamelspoedwet COVID-19 – dient op 1 augustus in werking te treden, zodat de cursisten die de leergang bewegingsonderwijs volgen en hun praktijkonderdelen nog niet hebben afgerond, bij aanvang van het nieuwe schooljaar bevoegd de lessen bewegingsonderwijs kunnen verzorgen en daarmee de opleiding kunnen voltooien.

Tegemoetkoming voor studievertraging in verband met de uitbraak van COVID-19

De grondslag voor een regeling voor tegemoetkoming van studenten voor studievertraging in verband met de uitbraak van COVID-19 dient op 1 augustus 2020 in werking te treden opdat de voorgenomen tegemoetkoming voor studenten tijdig van een grondslag is voorzien.

Hoofdstuk 3 – Ministerie van Justitie en Veiligheid

Om de achterstanden in de rechtspraak op te lossen is het wenselijk dat de artikelen 3.3 en 3.4 op korte termijn in werking treden. De Raad voor de rechtspraak heeft aangegeven tijdig voorbereid te zijn op de inwerkingtreding van genoemde artikelen. Op grond van artikel 5.4, tweede lid, wordt aan artikel 3.4 terugwerkende kracht verleend tot en met 18 juni 2020. Hierdoor wordt voorkomen dat er achteraf enig misverstand kan ontstaan over de rechtmatigheid van tuchtrechtelijke procedures die met wederzijds goedvinden van partijen sinds 18 juni 2020 op de wijze zoals geregeld in artikel 3.4 hebben plaatsgevonden.

Ook voor artikel 3.1 geldt dat spoedige inwerkingtreding wenselijk is. Aan artikel 3.1 wordt, met uitzondering van onderdeel A, zesde lid, terugwerkende kracht verleend tot en met 18 juni 2020. Het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) heeft reeds tijdens de behandeling van dit voorstel in de Tweede Kamer de in artikel 3, vierde lid (nieuw), van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen bedoelde bijstand moeten verlenen.

Moment van inwerkingtreding

In verband met het spoedeisende karakter van de wet is bij de vaststelling van het moment van inwerkingtreding afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn.

In overeenstemming met

Dit inwerkingtredingsbesluit wordt vastgesteld in overeenstemming met de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Zie uitgebreider Kamerstukken II 2019/20, 35 497, nr. 3, p. 4.

X Noot
2

Een meerjarige subsidie voor het normale onderhoud, een subsidie voor restauratie, of een subsidie voor herbestemming van het rijksmonument.

X Noot
3

Specifiek: een lening als bedoeld in artikel 7.8 van de Erfgoedwet.

Naar boven