Besluit van 17 juni 2020, houdende de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding Verzamelspoedwet COVID-19

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 4 juni 2020, nr. IENW/BSK-2020/99725, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 8 van de Verzamelspoedwet COVID-19

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Verzamelspoedwet COVID-19 treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 3, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van 1 juli 2020, en de artikelen 3, onderdeel C, 4, onderdeel C, en 5, onderdeel B, met dien verstande dat:

  • a. artikel 1 terugwerkt tot en met 16 maart 2020 en vervalt met ingang van 1 september 2020, tenzij bij koninklijk besluit een ander tijdstip wordt bepaald, met dien verstande dat dit tijdstip steeds ten hoogste twee maanden na het tijdstip ligt waarop dit artikel 1 zou vervallen;

  • b. de artikelen 3, onderdeel A, 4, onderdeel A, en 5, onderdeel A, terugwerken tot en met 1 juni 2020.

Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 juni 2020

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Uitgegeven de tweeëntwintigste juni 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

Met dit koninklijke besluit wordt voorzien in de inwerkingtreding van de Verzamelspoedwet COVID-19. Het merendeel van de artikelen van deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Artikel 3, onderdeel B, treedt in werking met ingang van 1 juli 2020. Hierbij wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn. Afwijking is noodzakelijk omdat het spoedwetgeving betreft die noodzakelijk is als gevolg van de COVID-19-crisis. De artikelen 3, onderdeel C, 4, onderdeel C, en 5, onderdeel B, treden op een later moment in werking. Ten aanzien van de artikelen 3, onderdeel A, 4, onderdeel A, en 5, onderdeel A, geldt dat deze terugwerken tot en met 1 juni 2020. Voor een uitgebreide toelichting op de verschillende inwerkingtredingstijdstippen en de terugwerkende kracht wordt verwezen naar paragraaf 7 van het algemene deel van de memorie van toelichting.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven