Besluit van 9 juni 2020 tot wijziging van het Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet houdende tijdelijke maatregelen inzake een publiekrechtelijke aanpak van de gevolgen van bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 8 juni 2020, nr. WJZ / 20155207, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister voor Rechtsbescherming;

Gelet op artikel 29, eerste lid, van de Tijdelijke wet Groningen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

In het Besluit van 27 maart 2020 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet houdende tijdelijke maatregelen inzake een publiekrechtelijke aanpak van de gevolgen van bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg wordt in het Enig artikel na «Tijdelijke wet Groningen» ingevoegd «, met uitzondering van artikel 13,».

Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 juni 2020

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Uitgegeven de negentiende juni 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

In het Besluit van 27 maart 2020 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Tijdelijke wet Groningen is voorzien in inwerkingtreding van de Tijdelijke wet Groningen op 1 juli 2020. Dat besluit wordt met onderhavig besluit gewijzigd. Met deze wijziging wordt geregeld dat de Tijdelijke wet Groningen met uitzondering van artikel 13 op 1 juli 2020 in werking treedt.

In artikel 13 van de wet is geregeld binnen welke termijn het Instituut Mijnbouwschade Groningen (hierna: het Instituut) een besluit moet nemen op aanvragen om vergoeding van schade. Voor aanvragen waarop wordt besloten zonder deskundigenonderzoek bedraagt deze termijn ten hoogste acht weken. Voor aanvragen die worden afgehandeld met behulp van een deskundigenonderzoek bedraagt deze termijn twaalf weken na ontvangst van het deskundigenonderzoek. Het Instituut bepaalt in zijn werkwijze voor welke (categorie) aanvragen wordt afgezien van het gebruik van een deskundigen onderzoek bij de afhandeling van een aanvraag.

Het Instituut is voornemens aanvragen om vergoeding van schade door waardedaling en immateriële schade af te handelen zonder deskundigenonderzoek. Dat betekent dat voor deze twee specifieke schadesoorten er een beslistermijn zou gelden van acht weken. Voor schade door waardedaling zullen naar verwachting meer dan 100.000 Groningers een aanvraag indienen.

Vanwege de verwachte aantallen is het cruciaal dat aanvragen voor vergoeding van schade door waardedaling op een nauwkeurige maar efficiënte wijze kunnen worden afgehandeld door het IMG.

Om dit mogelijk te maken, stelt het IMG i.o. een groepsgewijze aanpak voor bij de afhandeling van de aanvragen voor schadevergoeding voor waardedaling (Kamerbrief van 26 mei 2019 met kenmerk PDGB/20143276). Deze groepsgewijze aanpak houdt in dat aanvragen in maximaal drie verschillende groepen worden afgehandeld. Aan de aanvragers wordt op grond van artikel 4:14 Awb medegedeeld binnen welke termijn er een besluit wordt genomen op hun aanvraag. Zo kunnen besluiten gecontroleerd en voldoende in tijd gespreid worden genomen. Tegelijkertijd constateert het Instituut dat er vertraging is opgetreden in de ontwikkeling van de ICT-systemen die hiervoor nodig zijn door de gevolgen van de noodmaatregelen in het kader van COVID-19 (kamerbrief van 26 mei 2019 met kenmerk PDGB/20143276).

Deze omstandigheden leiden er toe dat het Instituut op het moment dat de wet in werking treedt niet in staat is om binnen de genoemde beslistermijn van acht weken besluiten te nemen op aanvragen om vergoeding van schade door waardedaling. Om deze reden wordt met onderhavig besluit het Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Tijdelijke wet Groningen aangepast. Deze wijziging houdt in dat de inwerkingtreding van artikel 13 van de Tijdelijke wet Groningen wordt uitgesteld. Dit betekent dat voor de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding voor waardedaling en immateriële schade op grond van de Tijdelijke wet Groningen de standaardregeling over beslistermijnen van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:13 en 4:14 Awb) geldt. De werkwijze voor de vergoeding van immateriële schade wordt momenteel door het IMG i.o. uitgewerkt en het streven is dat de werkwijze deze zomer gereed is.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven