Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2020, 149 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2020, 149 | Wet |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is dat de kadasterfunctie die ondergebracht is bij de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba onder de verantwoordelijkheid van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers komt;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
bewaarder als bedoeld in artikel 9;
Dienst voor het kadaster en de openbare registers als bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster;
onderdelen van de Dienst als bedoeld in artikel 3;
registratie als bedoeld in artikel 55, eerste lid, en de kadastrale kaart van een openbaar lichaam, bedoeld in artikel 55, derde lid;
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
openbare registers als bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES;
visserijvaartuig, plezierjacht of ander vaartuig bestemd voor privédoeleinden;
registratie als bedoeld in artikel 58, eerste lid;
registratie als bedoeld in artikel 56, eerste lid.
2. De begripsomschrijvingen, opgenomen in de artikelen 1, 2, 3, eerste lid, 8 en 10 van Boek 3, en de artikelen 1, 2, 3a en 190 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES, gelden ook voor deze wet.
In ieder van de openbare lichamen is een onderdeel van de Dienst aanwezig, belast met de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 7. Deze onderdelen ressorteren onder het bestuur van de Dienst.
1. Het personeel van de Kadasters, uitgezonderd degenen met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten, is ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet BES.
2. Het bestuur van de Dienst is bevoegd gezag als bedoeld in de Ambtenarenwet BES en de daarop berustende bepalingen voor wat betreft het personeel van de Kadasters.
3. Op het personeel van de Kadasters is het ten aanzien van ambtenaren in dienst van de staat bij of krachtens de Ambtenarenwet BES bepaalde van overeenkomstige toepassing.
Het bestuur van de Dienst bepaalt:
a. op welke plaatsen de Kadasters kantoor houden;
b. op welke plaatsen en gedurende welke tijden in de openbare lichamen stukken ter inschrijving in de openbare registers kunnen worden aangeboden, en
c. op welke plaatsen en gedurende welke tijden in de openbare lichamen loket wordt gehouden voor het publiek.
De Kadasters hebben, onverminderd het bepaalde in andere wettelijke voorschriften, als doeleinden:
a. de bevordering van de rechtszekerheid ten aanzien van registergoederen in het:
1°. rechtsverkeer;
2°. economisch verkeer;
3°. bestuurlijk verkeer tussen burgers en bestuursorganen;
b. de bevordering van een doelmatige geo-informatie-infrastructuur;
c. een doelmatige informatievoorziening van de overheid ten behoeve van de goede vervulling van publiekrechtelijke taken en de nakoming van wettelijke verplichtingen door bestuursorganen, en
d. ondersteuning en bevordering van de economische activiteiten.
1. De Kadasters hebben, onverminderd het bepaalde in andere wettelijke voorschriften, tot taak:
a. het houden van de openbare registers;
b. het houden en bijwerken van de kadastrale registratie;
c. het in stand houden van een net van coördinaatpunten;
d. het in stand houden van geografische gegevens bestaande uit een eilanddekkend topografisch bestand op een schaalniveau van 1:10.000;
e. het houden en bijwerken van een registratie voor schepen;
f. het houden en bijwerken van een registratie voor luchtvaartuigen;
g. het verstrekken van inlichtingen omtrent gegevens, die de Kadasters hebben verkregen in het kader van de uitvoering van de taken, bedoeld onder a tot en met f;
h. het bevorderen van de toegankelijkheid en de uitwisselbaarheid van gegevens als bedoeld onder a tot en met f;
i. het vervaardigen en verstrekken van informatie door verwerking van gegevens als bedoeld onder a tot en met f, voor zover het vervaardigen en verstrekken van die informatie niet onverenigbaar is met de doeleinden, genoemd in artikel 6;
j. het in opdracht van een of meer van Onze Ministers verrichten van werkzaamheden of het aan een of meer van Onze Ministers verstrekken van informatie over gegevens als bedoeld onder a tot en met f, ter nakoming van op Nederland rustende internationale verplichtingen uit verdragen en overeenkomsten of daarop gebaseerde besluiten overeenkomstig die verdragen, overeenkomsten of besluiten, voor zover die de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba betreffen;
k. het voor de Dienst houden van loket voor de teboekstelling van andere schepen dan privéschepen in de openbare registers, bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
2. De werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder k, vinden plaats onder verantwoordelijkheid van een bewaarder van het kadaster en de openbare registers als bedoeld in artikel 6 van de Kadasterwet.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen aan de Kadasters andere taken dan genoemd in het eerste lid worden opgedragen of marktactiviteiten worden toegestaan, voor zover die taken en marktactiviteiten verband houden met de taken, genoemd in het eerste lid, en niet onverenigbaar zijn met de doeleinden, genoemd in artikel 6. Bij die algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van de bij die maatregel opgedragen taken of toegestane marktactiviteiten.
1. De Kadasters verzamelen persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens BES voor de doeleinden, genoemd in artikel 6, onverminderd het bepaalde in andere wettelijke voorschriften.
2. De Kadasters verwerken geen persoonsgegevens in verband met de totstandbrenging of de instandhouding van een directe relatie tussen een Kadaster of een derde en de betrokkene met het oog op werving voor commerciële of charitatieve doelen.
3. Ten aanzien van verwerkingen als bedoeld in dit artikel is het bestuur van de Dienst verantwoordelijke in de zin van artikel 1, tweede lid, onder d, van de Wet bescherming persoonsgegevens BES.
1. Onder de benaming van bewaarder van het kadaster en de openbare registers worden door het bestuur van de Dienst voor de Kadasters gezamenlijk, ten minste een en ten hoogste drie bewaarders benoemd.
2. Tot bewaarder kan uitsluitend worden benoemd degene die:
a. op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek gerechtigd is de titel meester of Master of Laws te voeren;
b. een door het bestuur van de Dienst voldoende verklaarde opleiding of ervaring van gelijkwaardige aard hebben, of
c. in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van bewaarder verleende erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten, bedoeld in het tweede lid, onder a.
4. Bij afwezigheid, belet, ontstentenis of schorsing van een bewaarder wordt hij vervangen door een of meer van de andere bewaarders, door het bestuur van de Dienst aan te wijzen op een daarbij door dat bestuur te bepalen wijze.
5. Het bestuur van de Dienst kan een of meer personen die zijn aangesteld door de Dienst belasten met de waarneming van het ambt van bewaarder.
1. De bewaarder is, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze of een andere wet, belast met:
a. het verrichten van inschrijvingen in de openbare registers en het stellen van aantekeningen in die registers;
b. het bijwerken van de kadastrale registratie; en
c. het bijwerken van de registratie voor schepen en de registratie voor luchtvaartuigen.
2. De bewaarder kan met betrekking tot een of meer van zijn bevoegdheden die hem zijn toegekend bij of krachtens deze of een andere wet, mandaat of machtiging verlenen aan een of meer ambtenaren of personen die op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst werkzaamheden verrichten voor de Kadasters. Verlening van mandaat of machtiging behoeft de instemming van het bestuur van de Dienst.
3. Het bestuur van de Dienst kan richtlijnen en instructies geven aan de bewaarder met betrekking tot:
a. het verrichten van werkzaamheden en het uitoefenen van bevoegdheden die hem zijn opgedragen onderscheidenlijk toegekend bij of krachtens deze of een andere wet, en
b. de toepassing van het tweede lid, eerste zin.
1. Het bestuur van de Dienst raadpleegt ten minste een maal per kalenderjaar de bestuurscolleges van de openbare lichamen over de kwaliteit en de doelmatigheid van de dienstverlening, over toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot de Kadasters en over andere zaken van gemeenschappelijk belang.
2. Indien het bestuur van de Dienst voornemens is in zijn beleid wijzigingen aan te brengen die betrekking hebben op de in het eerste lid genoemde aangelegenheden, geeft het bestuur aan de bestuurscolleges van de openbare lichamen de gelegenheid daarover binnen acht weken na verzending van een verzoek daartoe hun zienswijze naar voren te brengen.
3. De bestuurscolleges van de openbare lichamen kunnen het bestuur van de Dienst daarnaast uit eigen beweging schriftelijk in kennis stellen van de binnen de bestuurscolleges levende standpunten over een onderwerp als bedoeld in het eerste lid.
4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. de werkwijze met betrekking tot het raadplegen, bedoeld in het eerste lid,
b. de wijze waarop een zienswijze als bedoeld in het tweede lid tot stand komt, waaronder in ieder geval het betrekken van zienswijzen van personen die gebruiker zijn van de door de Kadasters geleverde diensten, en
c. het betrekken van de zienswijze bij beleidswijzigingen als bedoeld in het tweede lid.
1. De openbare registers waarin feiten die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zijn, worden ingeschreven, zijn:
a. de registers van inschrijving van feiten die betrekking hebben op onroerende zaken en de rechten waaraan die onderworpen zijn:
b. de registers van inschrijving van feiten die betrekking hebben op schepen en de rechten waaraan deze onderworpen zijn;
c. de registers van inschrijving van feiten die betrekking hebben op luchtvaartuigen en de rechten waaraan deze onderworpen zijn;
d. het register van voorlopige aantekeningen onderscheidenlijk voor onroerende zaken, schepen en luchtvaartuigen en de rechten waaraan deze onderworpen zijn, waarin de aanbieding van stukken waarvan de inschrijving door de bewaarder ingevolge artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES is geweigerd, wordt aangetekend onder vermelding van de gerezen bedenkingen.
2. Indien naar het oordeel van de bewaarder in de stukken die ter inschrijving worden aangeboden niet genoegzaam wordt aangetoond dat het een privéschip betreft, tekent de bewaarder de aanbieding van de stukken aan in het register van voorlopige aantekeningen.
3. Tot de openbare registers behoren ook de openbare registers, bedoeld in de Wet openbare registers BES, zoals die luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet.
4. Het bestuur van de Dienst stelt nadere regels vast ter zake van de vorm van de in het eerste lid bedoelde registers.
5. Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden, onverminderd het bepaalde in andere wettelijke voorschriften, de gevallen vastgesteld waarin in de in het eerste lid bedoelde registers door de bewaarder aantekeningen, daaronder begrepen doorhalingen van inschrijvingen in die registers, worden gesteld, de aard van die aantekeningen en de wijze waarop deze worden gesteld, zodanig dat:
a. de doorhaling behoudens in het onder d voorziene geval, slechts geschiedt op grond van de in de desbetreffende registers ingeschreven stukken die de bewaarder tot doorhaling machtigen;
b. na een inschrijving van een stuk dat tot doorhaling machtigt, deze terstond geschiedt;
c. tenzij ingevolge artikel 14, eerste lid, of artikel 16, zesde lid, van dat stuk een afschrift in de vorm van een mechanische reproductie is vervaardigd, op het stuk door middel waarvan het door te halen feit is ingeschreven, wordt vermeld op grond van welk stuk de doorhaling is geschied; en
d. als ingevolge een wettelijk voorschrift door een beschikking of door de inschrijving van enig stuk met betrekking tot een zaak bestaande lasten en rechten vervallen of tenietgaan, na de inschrijving van die beschikking of van dat stuk de inschrijvingen betreffende hypotheken en beslagen die door die beschikking, onderscheidenlijk de inschrijving van dat stuk, waardeloos zijn geworden, met bekwame spoed worden doorgehaald.
1. Het bestuur van de Dienst draagt zorg dat de openbare registers zodanig duurzaam worden bewaard dat de inhoud ervan naar de eisen van openbaarheid binnen redelijke termijn voor raadpleging beschikbaar is.
2. De inhoud van de openbare registers kan worden gehouden op papieren, elektronische of andere gegevensdragers.
3. Het bestuur van de Dienst kan ten aanzien van door hem aan te wijzen openbare registers of gedeelten ervan, de inhoud overbrengen op andere gegevensdragers van dezelfde of een andere soort, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave van alle desbetreffende gegevens, ter waarborging waarvan het bestuur van de Dienst passende maatregelen ten uitvoer legt. Het bestuur van de Dienst kan bepalen dat meer dan een duplicaat van dezelfde of een andere soort als bedoeld in de eerste zin wordt vervaardigd. Het bestuur van de Dienst draagt in elk geval zorg dat van de openbare registers zo spoedig mogelijk ten minste een duplicaat in dubbel aanwezig is, waarbij het bestuur rekening houdt met de stand van de techniek, de kosten van tenuitvoerlegging en de desbetreffende risico’s.
4. Het bestuur van de Dienst kan bepalen dat een ingevolge het derde lid vervaardigd duplicaat de inhoud vervangt van de openbare registers of gedeelten ervan waarvan dat duplicaat een afschrift is.
5. De duplicaten, bedoeld in het derde en vierde lid, hebben dezelfde bewijskracht als de inhoud van de registers die is geplaatst op de oorspronkelijke gegevensdragers onderscheidenlijk als de oorspronkelijke inhoud van de registers.
6. Van elke vervaardiging van een duplicaat en vervanging als bedoeld in het derde onderscheidenlijk vierde lid wordt een verklaring opgemaakt, die ten minste een specificatie bevat van de desbetreffende vervaardiging onderscheidenlijk vervanging, en aangeeft op grond waarvan zij is geschied. Het bestuur van de Dienst stelt de vorm van de verklaring vast, en wanneer en door wie zij wordt opgemaakt en ondertekend.
7. Het bestuur van de Dienst stelt met inachtneming van het eerste tot en met zesde lid nadere regels omtrent de wijze waarop de openbare registers worden gehouden. Daarbij wordt in elk geval geregeld de wijze waarop voor gebruik niet langer geschikte of beschikbare duplicaten als bedoeld in het derde lid worden vervangen door nieuwe duplicaten.
1. Het bestuur van de Dienst kan bepalen dat de inhoud van de registers, bedoeld in artikel 12, eerste lid, wordt vervangen door afschriften daarvan in tweevoud in de vorm van door de bewaarder vervaardigde mechanische reproducties.
2. Het bestuur van de Dienst bepaalt de wijze waarop de vervanging, bedoeld in het eerste lid, geschiedt.
3. De reproducties, bedoeld in het eerste lid, hebben dezelfde bewijskracht als de oorspronkelijke inhoud van de registers.
Stukken ter verkrijging van inschrijving van feiten die betrekking hebben op onroerende zaken of de rechten waaraan deze onderworpen zijn, worden aangeboden aan de Kadasters van het openbaar lichaam waarbinnen de onroerende zaken waarop de in te schrijven feiten betrekking hebben, zijn gelegen.
1. Voor inschrijving van een feit in de openbare registers, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder a tot en met c, is vereist:
a. een stuk dat voldoet aan de eisen gesteld in titel 2 van dit hoofdstuk; en
b. een afschrift van dat stuk, gesteld op een door de Kadasters verstrekt formulier en voorzien van een verklaring van eensluidendheid.
2. De bewaarder is niet gehouden de juistheid van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onder b, te onderzoeken. De Dienst is niet aansprakelijk voor schade voortvloeiend uit onjuistheden en onvolledigheden in het afschrift.
3. Bij ministeriële regeling:
a. wordt de vorm van de in het eerste lid bedoelde verklaring vastgesteld;
b. wordt bepaald, onverminderd het bepaalde in andere wettelijke voorschriften, door wie die verklaring wordt ondertekend;
c. kan voor bijzondere gevallen worden bepaald dat geen afschrift, als bedoeld in het eerste lid, behoeft te worden aangeboden;
d. worden de vereisten vastgesteld waaraan tekeningen die deel uitmaken van ter inschrijving aangeboden stukken moeten voldoen. Daarbij kan worden afgeweken van het eerste tot en met het vierde lid.
4. In de gevallen, bedoeld in het derde lid, onder c, doet de bewaarder het afschrift van het ter inschrijving aangeboden stuk vervaardigen. Het zevende lid is dan van overeenkomstige toepassing.
5. Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden de vorm van het in het eerste lid bedoelde formulier, alsmede de vereisten met inachtneming waarvan dit formulier dient te worden ingevuld en aangeboden, vastgesteld.
6. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat in afwijking van het eerste lid, onder b, de bewaarder een afschrift van het ter inschrijving aangeboden stuk in tweevoud vervaardigt in de vorm van een mechanische reproductie. In dat geval voldoet het ter inschrijving aan te bieden stuk aan bij die regeling gestelde eisen en zijn het derde lid, onder c, en het vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
7. De Dienst is aansprakelijk voor schade voortvloeiend uit onjuistheden en onvolledigheden in het afschrift, ontstaan ten gevolge van de vervaardiging van de mechanische reproductie, bedoeld in het zesde lid.
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de in artikel 18 bedoelde stukken in elektronische vorm kunnen worden aangeboden, voorzien van een elektronische handtekening.
2. Bij regeling van het bestuur van de Dienst wordt bepaald:
a. aan welke vereisten de stukken in elektronische vorm moeten voldoen;
b. onder welke voorwaarden elektronische aanlevering van deze stukken kan plaatsvinden;
c. dat de aanbieder van het stuk een verklaring toevoegt dat het aangeboden stuk inhoudelijk een volledige en juiste weergave is van de inhoud van het stuk waarvan het een afschrift is onderscheidenlijk van de desbetreffende gedeelten van het stuk waarvan het een uittreksel is;
d. wiens elektronische handtekening is vereist, en
e. op welke wijze de inschrijving van stukken in elektronische vorm geschiedt en welke aantekeningen op de stukken in elektronische vorm worden geplaatst.
1. De inschrijving geschiedt door het in bewaring nemen van het afschrift van het stuk, bedoeld in artikel 16, eerste lid.
2. De afschriften van de stukken worden zo veel mogelijk gerangschikt in de volgorde waarin zij ter inschrijving zijn aangeboden, met vermelding van het tijdstip waarop deze aanbieding is geschied.
3. Het bestuur van de Dienst stelt nadere regels vast omtrent de rangschikking en de wijze van opberging van de afschriften.
4. Indien artikel 16, zesde lid, toepassing heeft gevonden, geschiedt de inschrijving in afwijking van het eerste lid door de vervaardiging van het afschrift in tweevoud, bedoeld in dat lid. Het tweede en derde lid zijn dan van overeenkomstige toepassing.
Na de inschrijving, bedoeld in artikel 18, eerste lid, worden de ter inschrijving aangeboden stukken aan de aanbieder teruggegeven nadat zij door de bewaarder zijn voorzien van een aantekening, vermeldende het kantoor, dag, uur en minuut van aanbieding, alsmede het deel van het desbetreffende register waarin en het nummer waaronder in dat deel de opberging van het afschrift is geschied, of ingeval artikel 16, zevende lid, toepassing heeft gevonden, de verwijzing naar de plaats waaronder de desbetreffende mechanische reproductie is opgeborgen.
1. Op de inschrijving van een feit, waarvan de inschrijving alsnog is bevolen overeenkomstig artikel 20, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES of opnieuw is verzocht, als bedoeld in artikel 20, vierde lid, tweede zin, van Boek 3 van dat wetboek, zijn de artikelen 16 tot en met 19 van toepassing, voor zover daarvan in dit artikel niet wordt afgeweken.
2. Voor een inschrijving als bedoeld in het eerste lid wordt vereist het oorspronkelijk aangeboden stuk dat is voorzien van de in artikel 21, tweede lid, bedoelde verklaring.
3. De inschrijving geschiedt, tenzij artikel 16, zevende lid, toepassing heeft gevonden, door doorhaling van de voorlopige aantekening en door vermelding daarbij van het deel en nummer, bedoeld in artikel 19.
4. Artikel 19 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bewaarder op het ingeschreven stuk eveneens van doorhaling van de voorlopige aantekening melding maakt overeenkomstig door het bestuur van de Dienst daartoe vast te stellen regels.
1. De boeking, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES, geschiedt in het register van voorlopige aantekeningen voor goederen als waarop het aangeboden stuk betrekking heeft, met vermelding van de gerezen bedenkingen, alsmede voor zover bekend, van de naam en woonplaats met adres van de aanbieder.
2. Na de boeking wordt dat stuk voorzien van een door de bewaarder ondertekende verklaring, vermeldende ten minste het kantoor, dag, uur en minuut van aanbieding, onder verwijzing naar de boeking in het desbetreffende register van voorlopige aantekeningen, alsmede de gerezen bedenkingen, en wordt het aan de aanbieder teruggegeven. Het voor inschrijving vereiste, aangeboden afschrift van het stuk wordt in bewaring genomen. Artikel 19, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Ingeval het voor inschrijving vereiste afschrift niet is aangeboden, vervaardigt de bewaarder een afschrift van het in het eerste lid bedoelde stuk overeenkomstig door het bestuur van de Dienst daartoe vast te stellen regels, waarbij artikel 16, zevende lid, van overeenkomstige toepassing is. De vorige zin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot in het eerste lid bedoelde stukken waarop ten aanzien van de inschrijving artikel 16, vierde lid, van toepassing is.
4. Het bestuur van de Dienst stelt voorts regels vast in welke van de gevallen, waarin het in artikel 16, eerste lid, bedoelde formulier niet met inachtneming van de in artikel 16, zesde lid, bedoelde vereisten is ingevuld of aangeboden, de bewaarder een afschrift vervaardigt van het stuk waarvan de inschrijving is geweigerd, en op welke wijze deze vervaardiging geschiedt. Artikel 18, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing. Het aangeboden afschrift wordt opgeborgen in het desbetreffende register van voorlopige aantekeningen bij het desbetreffende door de bewaarder vervaardigde afschrift.
5. Indien artikel 16, zesde lid, toepassing heeft gevonden, vervaardigt de bewaarder voor zover mogelijk een afschrift van het stuk waarvan de inschrijving is geweigerd overeenkomstig door het bestuur van de Dienst daartoe vast te stellen regels, alvorens dat stuk aan de aanbieder terug te geven. Artikel 16, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
6. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de boeking van de aanbieding van een stuk, dat krachtens artikel 43, tweede lid, slechts op bevel van de rechter kan worden ingeschreven.
1. Van aan de bewaarder uitgebrachte oproepingen, als bedoeld in artikel 20, vierde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES, en van uitspraken van de rechter in eerste aanleg, aangespannen ter verkrijging van het in artikel 20, tweede lid, van Boek 3 van dat wetboek bedoelde bevel, wordt aantekening gehouden in het desbetreffende register van voorlopige aantekeningen overeenkomstig door het bestuur van de Dienst daartoe vast te stellen regels.
2. Het bestuur van de Dienst stelt voorts regels vast omtrent de wijze waarop in het register van voorlopige aantekeningen de in artikel 21, eerste lid, bedoelde boeking geschiedt, alsmede omtrent de wijze van doorhaling van voorlopige aantekeningen.
3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van oproepingen uitgebracht aan de bewaarder ter verkrijging van een bevel van de rechter tot inschrijving van een notariële verklaring, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onder c. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in artikel 43, tweede lid, eerste zin, bedoelde boeking en de doorhaling van een zodanige boeking in het register van voorlopige aantekeningen.
Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van het bewijs van ontvangst, bedoeld in artikel 18 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES, alsmede regels omtrent de wijze waarop op dat bewijs de verrichte inschrijving desverlangd wordt aangetekend, bedoeld in artikel 19, derde lid, van Boek 3 van dat wetboek.
1. Onverminderd de overige uit deze titel voortvloeiende eisen, moet een ter inschrijving aangeboden notariële akte, notariële verklaring of authentiek afschrift of uittreksel van een zodanige akte of verklaring vermelden:
a. naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, woonplaats met adres en burgerlijke staat van de natuurlijke personen die blijkens het aangeboden stuk daarbij als partij zijn opgetreden;
b. aard, naam en woonplaats met adres van de rechtspersonen die blijkens het aangeboden stuk daarbij als partij zijn opgetreden;
c. dezelfde gegevens, behoudens de burgerlijke staat, ten aanzien van natuurlijke personen en rechtspersonen die blijkens het aangeboden stuk de voormelde partijen hebben vertegenwoordigd, alsmede de grond van hun bevoegdheid.
2. Als opgave van een of meer van de in het eerste lid genoemde gegevens niet mogelijk is, worden de redenen daarvan vermeld.
3. Andere ter inschrijving aangeboden stukken vermelden, zo mogelijk, dezelfde gegevens als in het eerste lid omschreven, tenzij anders voortvloeit uit hetgeen de wet voor een stuk van de aard als waarom het gaat, ten aanzien van de vermelding van voornamen, namen en woonplaatsen voorschrijft.
4. In elk geval worden de in het eerste lid omschreven gegevens opgegeven van de partij ten behoeve van wie de aanbieding ter inschrijving geschiedt. Als het ter inschrijving aangeboden stuk een of meer van deze gegevens niet vermeldt en naar zijn aard niet voor aanvulling vatbaar is, wordt vermelding van de ontbrekende gegevens en, als opgave van een of meer van deze gegevens niet mogelijk is, de vermelding van de redenen daarvan in een nadere door of namens die partij ondertekende verklaring alsnog op het stuk gesteld of daaraan gehecht.
5. Als een partij geen woonplaats heeft in het openbaar lichaam, waarin de inschrijving of teboekstelling plaatsvindt, kiest de partij ter zake van de inschrijving in dat openbaar lichaam een woonplaats.
6. Indien een partij in een ter inschrijving aangeboden stuk woonplaats heeft gekozen in het openbaar lichaam, waarin de inschrijving of teboekstelling plaatsvindt, wordt niettemin daarin ook de wettelijke woonplaats met adres vermeld.
Ingeval het ter inschrijving aangeboden stuk betrekking heeft op een bepaald reeds eerder ingeschreven stuk, bevat het een verwijzing naar dit eerdere stuk overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.
1. Indien een stuk ter inschrijving wordt aangeboden en het daarin vermelde in te schrijven feit betrekking heeft op een onroerende zaak of op een recht waaraan een zodanige zaak is onderworpen, vermeldt dit stuk de aard, de plaatselijke aanduiding als deze er is, en de kadastrale aanduiding van die onroerende zaak onderscheidenlijk van de onroerende zaak die aan dat recht is onderworpen, dan wel indien die aanduiding ontbreekt een meetbrief, zijnde een verklaring van een daartoe bevoegde ambtenaar betreffende de grenzen en maatvoering van een nieuw gevormd perceel.
2. Indien het in te schrijven feit betrekking heeft op een appartementsrecht, wordt in het ter inschrijving aangeboden stuk vermeld de plaatselijke aanduiding van het desbetreffende gedeelte van het gebouw dat is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, alsmede de aard en de kadastrale aanduiding van dat appartementsrecht.
3. Het bestuur van de Dienst kan regels vaststellen omtrent de wijze waarop de plaatselijke aanduiding, bedoeld in het eerste en tweede lid, in het ter inschrijving aangeboden stuk wordt vermeld.
1. Indien het in te schrijven feit betrekking heeft op een in de registratie voor schepen te boek staand privéschip of op een recht waaraan een zodanige zaak is onderworpen, bevat het ter inschrijving aangeboden stuk:
a. de naam van het privéschip met vermelding van het gebruik waartoe het is bestemd, en de bruto-inhoud of het bruto-tonnage van het privéschip;
b. het type en de inrichting van het privéschip, het materiaal waarvan de romp is gemaakt, jaar en plaats van de bouw, en, voor zover het een privéschip met een mechanische voortstuwing betreft, ook al betreft het slechts een hulpmotor, het aantal motoren, het type, vermogen en de fabrikant van elke motor, alsmede het fabrieksnummer daarvan met aanduiding van de plaats waar dit nummer is aangebracht;
c. het nummer waaronder de inschrijving van het verzoek tot teboekstelling van het privéschip in het desbetreffende register is geschied, de door de Kadasters vastgestelde afkorting van een privéschip ter onderscheiding van andere schepen dan privéschepen, de aanduiding van het kantoor waar de teboekstelling is geschied, en het jaar van teboekstelling, welke gegevens tezamen in genoemde volgorde het brandmerk van het privéschip vormen.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op ter inschrijving aangeboden rechterlijke uitspraken. Deze stukken kunnen, onverminderd andere vereisten gesteld bij of krachtens de wet, echter slechts worden ingeschreven, indien en voor zover de identiteit van het desbetreffende privéschip voldoende vaststaat.
3. In afwijking van het eerste lid kan worden volstaan met het vermelden van de naam van het privéschip en de in het eerste lid, onder c, genoemde gegevens in het ter inschrijving aangeboden stuk, indien dat stuk betreft:
a. de doorhaling van de teboekstelling van een schip, bedoeld in artikel 195, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES;
b. de aangifte van de eigenaar inhoudende dat het privéschip een wijziging heeft ondergaan waardoor de beschrijving van het privéschip in de registratie voor privéschip niet meer aan de werkelijkheid beantwoordt;
c. een afwijkend beding als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES, of
d. de verandering van een door de eigenaar van een privéschip in een ingeschreven stuk gekozen woonplaats.
4. Het derde lid, aanhef, is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van stukken als bedoeld in de artikelen 38, eerste lid, 44, eerste lid, en 45.
1. Indien het in te schrijven feit betrekking heeft op een in de registratie voor luchtvaartuigen te boek staand luchtvaartuig of op een recht waaraan een zodanige zaak is onderworpen, bevat het ter inschrijving aangeboden stuk:
a. het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Wet luchtvaart;
b. de naam en woonplaats van de fabrikant en het type van het luchtvaartuig, jaar en plaats van de bouw, het fabrieksnummer als het luchtvaartuig dat heeft, met vermelding van de plaats waar dit nummer is aangebracht, en het aantal motoren, het type, vermogen en de fabrikant van elke motor, alsmede het fabrieksnummer daarvan met aanduiding van de plaats waar dit nummer is aangebracht;
c. de maximaal toegelaten massa van het luchtvaartuig en, indien het luchtvaartuig een naam voert, de naam ervan, en
d. het nummer waaronder de inschrijving van het verzoek tot teboekstelling van dat luchtvaartuig in het desbetreffende register is geschied.
2. Artikel 27, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Indien een ter inschrijving aangeboden stuk niet een of meer van de gegevens die in de artikelen 25 tot en met 28 voor een zodanig stuk zijn voorgeschreven vermeldt en het naar zijn aard niet voor aanvulling vatbaar is, wordt de vermelding van de ontbrekende gegevens in een nadere, door degene die de inschrijving verlangt ondertekende, verklaring alsnog op het stuk gesteld of daaraan gehecht.
1. Ter inschrijving van een akte van levering, vereist voor de overdracht van een registergoed, voor de vestiging, afstand of wijziging van een beperkt recht dat een registergoed is, of voor de overgang van een registergoed na toedeling uit hoofde van de verdeling van een gemeenschap, wordt aangeboden de notariële akte betreffende deze levering, of een authentiek afschrift of een authentiek uittreksel daarvan. In geval van vestiging van een recht van hypotheek op een privéschip in aanbouw wordt mede ter inschrijving aangeboden een verklaring van een ambtenaar of van een andere door de bewaarder daarmee belaste persoon, inhoudende dat de bouw van het privéschip nog niet is voltooid.
2. Het ter inschrijving aangeboden stuk, bedoeld in het eerste lid, bevat in elk geval:
a. de titel op grond waarvan de levering plaatsvindt en, in geval van vestiging van een recht van hypotheek, tevens:
1°. een aanduiding van de vordering waarvoor het recht van hypotheek tot zekerheid strekt, of van de feiten aan de hand waarvan die vordering zal kunnen worden bepaald;
2°. het bedrag waarvoor het recht van hypotheek wordt gevestigd of, wanneer dit bedrag nog niet vaststaat, het maximumbedrag dat uit hoofde van dat recht van hypotheek op het goed kan worden verhaald;
3°. in geval van vestiging van een recht van hypotheek op een teboekstaand privéschip of op een recht waaraan een zodanige zaak is onderworpen, bovendien: een duidelijke vermelding van het aan de hypotheek onderworpen privéschip;
4°. in geval van vestiging van een recht van hypotheek op een teboekstaand luchtvaartuig, bovendien: een duidelijke vermelding van het aan de hypotheek onderworpen luchtvaartuig;
b. de wettelijke benaming van het recht, op levering waarvan het ter inschrijving aangeboden stuk betrekking heeft, of in geval dat recht geen wettelijke benaming heeft:
1°. de gangbare benaming, of de vermelding dat het recht geen gangbare benaming heeft;
2°. de wettelijk grondslag volgens welke het recht kan worden gevestigd of een registergoed is;
3°. in geval van een recht van grondrente als bedoeld in artikel 100 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek BES, de omschrijving van de inhoud van dat recht.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van het proces-verbaal van toewijzing, bedoeld in de artikelen 525, eerste lid, en 584o, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES, onverminderd hetgeen in ieder van de artikelen in het tweede lid is bepaald.
4. Het aangeboden stuk mag op meer leveringen als bedoeld in het eerste lid betrekking hebben, voor zover voor ieder daarvan aan de in de vorige leden gestelde eisen is voldaan. Indien het stuk een overdracht onder voorbehoud van een beperkt recht of van een beding als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES betreft, wordt de vestiging van dit recht of het op zich nemen van het beding afzonderlijk en duidelijk vermeld, bij gebreke waarvan de inschrijving van het stuk geacht wordt niet mede dit recht of dit beding te betreffen.
5. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van een akte van grensvastlegging, opgemaakt krachtens artikel 31 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek BES, alsmede op de inschrijving van een akte van splitsing als bedoeld in artikel 109, eerste lid, van Boek 5 van dat wetboek, en een akte tot wijziging of opheffing van een zodanige splitsing.
1. Ter inschrijving van een rechterlijke uitspraak die voor een akte van levering in de plaats treedt of die anderszins op grond van een wettelijke bepaling kan worden ingeschreven, wordt een expeditie van de rechterlijke uitspraak aangeboden, alsmede:
a. indien de rechterlijke uitspraak slechts inschrijfbaar is, nadat die in kracht van gewijsde is gegaan: een verklaring van de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, inhoudende dat daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat;
b. indien de onder a bedoelde eis voor inschrijfbaarheid niet is gesteld en de rechterlijke uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad is: een verklaring van de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, inhoudende hetzij dat daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, hetzij dat hem zes weken na de uitspraak niet van het instellen van een gewoon rechtsmiddel is gebleken; betreft het een beroep in cassatie dan is een verklaring vereist van de griffier van de Hoge Raad der Nederlanden, inhoudende dat hem drie maanden na de uitspraak niet van een beroep in cassatie is gebleken;
c. indien voor de inschrijving betekening aan de veroordeelde vereist is, een door de deurwaarder getekend afschrift van het exploot waarbij de betekening is geschied.
2. Ter inschrijving van een beslissing van de rechter van een vreemde Staat, wordt een authentiek afschrift van deze beslissing aangeboden.
3. Indien de rechterlijke uitspraak in een verlof tot tenuitvoerlegging van een beslissing van arbiters bestaat, wordt ook een afschrift van deze beslissing aangeboden, getekend door de griffier van het gerecht dat het verlof gaf.
1. Ter inschrijving van een rechtshandeling naar burgerlijk recht die op grond van een wettelijke bepaling kan worden ingeschreven, wordt, tenzij anders is bepaald, aangeboden een door een notaris met inachtneming van artikel 43 opgemaakte verklaring, inhoudende dat de rechtshandeling naar de verklaring van degene die de inschrijving verlangt, is verricht en wat de rechtshandeling inhoudt, met daaraan gehecht de stukken waaruit van die rechtshandeling blijkt, of authentieke afschriften van die verklaring van de notaris en van die stukken.
2. Ingeval voor de rechtshandeling of de inschrijving daarvan een notariële akte is vereist, wordt aangeboden hetzij die akte, hetzij een authentiek afschrift of een authentiek uittreksel daarvan.
3. Ingeval van de rechtshandeling een notariële akte is opgemaakt, zonder dat dit vereist was, kan naar keuze van degene die de inschrijving verlangt het eerste of tweede lid worden toegepast.
4. Ingeval het gaat om een eenzijdige tot een of meer bepaalde personen gerichte rechtshandeling, kan worden volstaan met aanbieding van een aan die persoon of personen uitgebracht exploot, waarbij die rechtshandeling is verricht of tijdig bevestigd, of een authentiek afschrift daarvan.
5. Ter inschrijving van een afwijkend beding als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES, wordt, in afwijking van het eerste lid, een door de eigenaar van het privéschip ondertekende verklaring aangeboden, waarin het scheepstoebehoren ten aanzien waarvan het afwijkend beding is gemaakt, eenduidig is omschreven.
1. Ter inschrijving van erfopvolgingen die registergoederen betreffen, wordt een door een notaris opgemaakte verklaring van erfrecht, of een authentiek afschrift van de verklaring van de notaris aangeboden, waaruit van de erfopvolging blijkt.
2. Ter inschrijving van een executele of een bij uiterste wilsbeschikking ingesteld bewind wordt een door een notaris opgemaakte verklaring van erfrecht of een authentiek afschrift van de verklaring van de notaris aangeboden, waaruit van deze executele, onderscheidenlijk van dit bewind blijkt.
Ter inschrijving van de aanvaarding van een nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving of van de verwerping van een nalatenschap, wordt een door de griffier getekende verklaring aangeboden, inhoudende de verklaring betreffende de aanvaarding of verwerping die krachtens artikel 1055 of artikel 1083 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek BES ter griffie is afgelegd.
Ter inschrijving van de afstand van een huwelijksgemeenschap, wordt een door de griffier getekend uittreksel uit het huwelijksgoederenregister aangeboden, inhoudende de verklaring betreffende de afstand, die krachtens artikel 104 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES in het huwelijksgoederenregister is ingeschreven.
1. Ter inschrijving van de vervulling van een voorwaarde, gesteld in een ingeschreven voorwaardelijke rechtshandeling, of van de verschijning van een onzeker tijdstip, aangeduid in de aan een ingeschreven rechtshandeling verbonden tijdsbepaling, wordt aangeboden een door een notaris met inachtneming van artikel 43 opgemaakte verklaring, inhoudende dat naar de verklaring van degene die de inschrijving verlangt, de voorwaarde is vervuld, onderscheidenlijk het tijdstip is verschenen, met daaraan gehecht de stukken waaruit van deze vervulling of verschijning blijkt, of authentieke afschriften van de verklaring van de notaris en van die stukken.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van de dood van de vruchtgebruiker van een registergoed. De verklaring van de notaris houdt in dit geval tevens in:
a. het tijdstip van overlijden van de vruchtgebruiker; en
b. of het vruchtgebruik is vervallen of bij wie het vruchtgebruik na de dood van de vruchtgebruiker is verbleven.
Op de inschrijving van reglementen en andere regelingen die tussen medegerechtigden in registergoederen zijn vastgesteld, zijn van overeenkomstige toepassing:
a. voor zover het reglement of de regeling door de rechter is vastgesteld: artikel 31;
b. voor zover het reglement of de regeling bij rechtshandeling is vastgesteld: artikel 33, eerste en derde lid.
1. Ter inschrijving van een proces-verbaal van inbeslagneming, wordt dit proces-verbaal of een door de deurwaarder of een advocaat getekend afschrift daarvan aangeboden. Artikel 24, derde tot en met zesde lid, is niet van toepassing.
2. Ingeval een proces-verbaal van inbeslagneming van een luchtvaartuig in het buitenland is opgemaakt door een deurwaarder of andere volgens de daar geldende wet hiertoe bevoegde persoon, kan ook een zodanig proces-verbaal ter inschrijving worden aangeboden.
3. Ter inschrijving van een van de in artikel 211 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES genoemde voorrechten, wordt aangeboden een door een deurwaarder ondertekend verzoek tot inschrijving van het voorrecht, inhoudende naar de verklaring van degene die de inschrijving verlangt:
a. de aanduiding van de desbetreffende vordering;
b. het beloop van de vordering ten tijde van het ondertekenen door de deurwaarder van het verzoek of van de feiten aan de hand waarvan die vordering zal kunnen worden bepaald;
c. de omschrijving van het voorrecht door vermelding van het wettelijk voorschrift, op grond waarvan aan die vordering het voorrecht is toegekend; en
d. het tijdstip waarop de vordering is ontstaan.
4. Indien het verzoek van de deurwaarder ter inschrijving wordt aangeboden na het verloop van de termijn, genoemd in artikel 219, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES, wordt ter inschrijving tevens aangeboden een stuk waaruit blijkt dat de schuldeiser zijn vordering binnen die termijn in rechte heeft geldend gemaakt, op de inschrijving van welk bewijsstuk artikel 44 van overeenkomstige toepassing is.
5. Op de inschrijving van een voorrecht als bedoeld in artikel 1320, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES is het derde lid van overeenkomstige toepassing. Indien het verzoek van de deurwaarder ter inschrijving wordt aangeboden drie maanden of langer na het in dat lid, onder d, bedoelde tijdstip, wordt ter inschrijving tevens aangeboden een stuk waaruit blijkt dat binnen de in artikel 1320, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES genoemde termijn:
a. het bedrag van de vordering in der minne is vastgesteld; of
b. langs gerechtelijke weg erkenning van het voorrecht en de omvang ervan is gevorderd, op de inschrijving van welk bewijsstuk artikel 44 van overeenkomstige toepassing is.
1. Ter inschrijving van een verandering in de voornaam of de geslachtsnaam van tot registergoederen gerechtigde natuurlijke personen, wordt een door of namens deze persoon ondertekend stuk aangeboden, inhoudende de gegevens, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onder a, met vermelding van de oude en de nieuwe naam of voornaam, en de dag waarop de verandering is ingegaan. Indien de verandering blijkt uit de registers van de burgerlijke stand, wordt een uittreksel daaruit overgelegd, dat de verandering relateert. In andere gevallen wordt een ander bewijsstuk betreffende deze verandering overgelegd.
2. Ter inschrijving van de naamsverandering van een rechtspersoon, wordt een opgave van een notaris aangeboden, inhoudende de gegevens, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onder b, met vermelding van de oude en de nieuwe naam en de dag waarop de verandering is ingegaan. Indien het een publiekrechtelijke rechtspersoon betreft, kan deze de opgave zelf doen.
3. Ter inschrijving van een omzetting van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 300 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES, wordt een opgave van een notaris aangeboden, inhoudende de in artikel 24, eerste lid, onder b, bedoelde gegevens, met vermelding van de oude en nieuwe rechtsvorm, de oude en nieuwe naam alsmede van de dag waarop de omzetting van kracht is geworden.
4. Ter inschrijving van een fusie van rechtspersonen als bedoeld in artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES, wordt een opgave van een notaris aangeboden, inhoudende met betrekking tot elk van de fuserende rechtspersonen en, als de verkrijgende rechtspersoon een door hen samen bij de fusie opgerichte nieuwe rechtspersoon is, tevens met betrekking tot die rechtspersoon de in artikel 24, eerste lid, onder b, bedoelde gegevens, met vermelding wie de verkrijgende rechtspersoon is alsmede van de dag waarop de fusie van kracht is geworden.
5. Ter inschrijving van een splitsing van rechtspersonen als bedoeld in artikel 335 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES, wordt een opgave van een notaris aangeboden, inhoudende met betrekking tot elke partij bij de splitsing en, als bij de splitsing verkrijgende rechtspersonen worden opgericht, tevens met betrekking tot die rechtspersonen de in artikel 24, eerste lid, onder b, bedoelde gegevens, met vermelding op welke verkrijgende rechtspersoon welke registergoederen zijn overgegaan alsmede van de dag waarop de splitsing van kracht is geworden.
Ter inschrijving van een verjaring, wordt een door een notaris met inachtneming van artikel 43 opgemaakte verklaring of een authentiek afschrift daarvan aangeboden, inhoudende dat naar de verklaring van degene die de inschrijving verlangt, de verjaring is ingetreden, alsmede:
a. welk registergoed door verjaring is verkregen, of welk beperkt recht op een registergoed is tenietgegaan;
b. tegen wie de verjaring werkt, indien dit bekend is;
c. welke feiten tot de verjaring hebben geleid; en
d. dat de verjaring wordt betwist of niet wordt betwist door degene tegen wie zij werkt, als dit bekend is.
1. Ter inschrijving van een of meer verklaringen van waardeloosheid als bedoeld in artikel 28 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES, wordt een door een notaris met inachtneming van artikel 43 opgemaakte verklaring aangeboden, die inhoudt dat degenen voor wie de inschrijving zou hebben gestrekt, schriftelijk hebben verklaard dat zij waardeloos is, en waaraan deze schriftelijke verklaringen zijn gehecht, of een authentiek afschrift van de verklaring van de notaris en de daaraan gehechte verklaringen.
2. Tenzij de inschrijving een hypotheek of een beslag betreft, vermelden de in het eerste lid bedoelde schriftelijke verklaringen voor wie de inschrijving zou hebben gestrekt, tevens de feiten waarop de waardeloosheid berust, en houdt de in dat lid bedoelde verklaring van de notaris tevens in dat de vermelde feiten een rechtsgrond voor de waardeloosheid van de inschrijving opleveren.
3. Ter inschrijving van een verklaring als bedoeld in artikel 273 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES, wordt aangeboden die verklaring of een authentiek afschrift daarvan.
4. Ter inschrijving van een verklaring als bedoeld in artikel 274 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES, wordt aangeboden de desbetreffende authentieke akte of een authentiek afschrift daarvan.
1. Ter inschrijving van het feit dat het nut van een mandelige zaak voor elk van de erven is geëindigd, wordt een door een notaris met inachtneming van artikel 43 opgemaakte verklaring aangeboden, inhoudende dat naar de verklaring van hen die de inschrijving verlangen, het nut voor elk van de erven is geëindigd, of een authentiek afschrift van de verklaring van de notaris. Werken niet alle rechthebbenden op de mandelige zaak mee, dan vermeldt de notaris in zijn verklaring de reden daarvan.
2. Ter inschrijving van het bestaan van een grondrente als bedoeld in artikel 100 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek BES, wordt een door een notaris met inachtneming van artikel 43 opgemaakte verklaring aangeboden, waarin het bestaan van het recht wordt geconstateerd, en die tevens inhoudt:
a. de omschrijving van de inhoud van het recht; en
b. wie de rechthebbende op dat recht is, met daaraan gehecht de stukken waaruit een en ander blijkt, of authentieke afschriften van die verklaring en die stukken.
3. Ter inschrijving van het ontstaan van een erfdienstbaarheid door bestemming of herleving, bedoeld in artikel 111, eerste zin, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek BES, wordt een door een notaris met inachtneming van artikel 43 opgemaakte verklaring aangeboden, waarin het ontstaan van de erfdienstbaarheid wordt geconstateerd, en die tevens inhoudt:
a. de omschrijving van de inhoud van de erfdienstbaarheid; en
b. wie de rechthebbende op dat recht is, met daaraan gehecht de stukken waaruit een en ander blijkt, of authentieke afschriften van die verklaring en die stukken.
1. Een notariële verklaring als bedoeld in de artikelen 32, 36, 40, 41 en 42 houdt, behalve hetgeen in die artikelen is voorgeschreven, tevens in een verklaring van de notaris dat:
a. allen die als partij bij het in te schrijven feit betrokken zijn aan de notaris hebben medegedeeld met de inschrijving in te stemmen;
b. bewijsstukken aan de notaris zijn overgelegd en aan de verklaring zijn gehecht, die genoegzaam aantonen dat het in te schrijven feit zich inderdaad heeft voorgedaan of, in geval van een verklaring als bedoeld in artikel 42, tweede lid, dat het recht bestaat; of
c. hij niet aan het onder a en b gestelde kan voldoen.
2. In het in het eerste lid, onder c, bedoelde geval boekt de bewaarder de aanbieding van de notariële verklaring slechts in het register van voorlopige aantekeningen en kan inschrijving alleen plaatsvinden op bevel van de rechter. Het tweede en derde lid, het vierde lid, eerste zin, alsmede het vijfde en zesde lid van artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bevel slechts wordt gegeven als de eiser naast de bewaarder allen die als partij bij het in te schrijven feit zijn betrokken, tijdig in het geding heeft geroepen.
3. De kosten van het geding blijven voor rekening van de eiser, tenzij de vordering ondanks verweer wordt toegewezen, in welk geval degene die het verweer heeft gevoerd in de kosten wordt veroordeeld.
4. Wanneer het aangeboden stuk ook overigens niet aan de vereisten voor inschrijving voldoet, vermeldt de bewaarder bij de voorlopige aantekening tevens de gerezen bedenkingen en is artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES van toepassing, met dien verstande dat het daar bedoelde bevel slechts tezamen met dat uit hoofde van het tweede lid kan worden gevorderd.
1. Ter inschrijving van het instellen van een rechtsvordering of de indiening van een verzoekschrift ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak die de rechtstoestand van een registergoed betreft, wordt aangeboden een afschrift daarvan, getekend door de griffier van het gerecht waar de zaak aanhangig is.
2. Artikel 24, tweede tot en met zesde lid, is niet van toepassing, behoudens dat het aangeboden stuk in elk geval de naam en een ter zake van het geding gekozen woonplaats met adres van degene voor wie de aanbieding geschiedt, bevat.
Ter inschrijving van de instelling van een rechtsmiddel tegen een rechterlijke uitspraak als bedoeld in artikel 44 is dat artikel van overeenkomstige toepassing. Indien het ingestelde rechtsmiddel een beroep in cassatie is, wordt aangeboden een door de griffier van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curaçao, Aruba, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba of door de griffier van de Hoge Raad der Nederlanden getekende verklaring dat beroep in cassatie is ingesteld.
Ter inschrijving van de waardeloosheid van een overeenkomstig artikel 44 of artikel 45 verkregen inschrijving, kan ook worden aangeboden:
a. een daartoe strekkende verklaring, afgegeven door een deurwaarder of gemachtigde die optreedt voor de eiser, de verzoeker of degene die het rechtsmiddel heeft ingesteld;
b. een rechterlijke uitspraak die ertoe strekt dat een zodanige inschrijving waardeloos is.
1. Ter inschrijving van een feit dat is opgenomen in een stuk gesteld in een andere taal dan het Nederlands, het Engels of het Papiamento, wordt naast dat ter inschrijving aangeboden stuk een letterlijke vertaling in het Nederlands, het Engels of het Papiamento ter inschrijving aangeboden, vervaardigd en voor overeenstemmend verklaard door een voor die taal als bevoegd toegelaten beëdigd vertaler.
2. Het bepaalde in het eerste lid lijdt uitzondering ingeval met betrekking tot luchtvaartuigen een proces-verbaal van inbeslagneming, opgemaakt in het buitenland door een deurwaarder of door een andere volgens de daar geldende wet daartoe bevoegde persoon en gesteld in een vreemde taal, aan de bewaarder wordt toegezonden of bij deze wordt ingeleverd. In dat geval wordt door de zorg van de aanbieder zo spoedig mogelijk een vertaling van een zodanig proces-verbaal vervaardigd door een in de openbare lichamen toegelaten beëdigd vertaler.
3. De vertalingen worden ingeschreven in plaats van de in de vreemde taal gestelde stukken, die onder de bewaarder blijven berusten.
Op de inschrijving van stukken tot verbetering van onjuistheden en onvolledigheden in ingeschreven stukken zijn de bepalingen gegeven bij of krachtens dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.
Indien het ter inschrijving aangeboden stuk waarin het in te schrijven feit is opgenomen, niet voldoet aan de vereisten, gesteld in de artikelen 24 tot en met 48, kan het met ontbrekende gegevens worden aangevuld door een verklaring aan de voet van het stuk, ondertekend door degene die bevoegd is tot het opmaken en ondertekenen van een zodanig stuk, een en ander voor zover de aard van het stuk zich daartegen niet verzet.
1. Stukken die voor bewijs bij de aanbieding van een stuk worden overgelegd, worden slechts mede ingeschreven als de wet dit eist of als de aanbieder dit verlangt, tenzij bij wet is bepaald dat de desbetreffende stukken niet worden ingeschreven.
2. Door de bewaarder wordt, overeenkomstig door het bestuur van de Dienst te stellen regels, van de overlegging melding gemaakt op het ter inschrijving aangeboden stuk, alsmede ingeval artikel 16, zesde lid, geen toepassing heeft gevonden, op het afschrift van dat stuk. De stukken die moeten worden overgelegd, maar waarvan de inschrijving niet wordt geëist of verlangd, worden onverwijld aan de aanbieder teruggegeven.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de vereisten waaraan stukken dienen te voldoen die worden aangeboden ter inschrijving van andere inschrijfbare feiten dan die waarop de artikelen 30 tot en met 46 betrekking hebben, voor zover dit niet reeds bij deze wet of bij of krachtens een andere wet is geschied.
2. Voor zover bij de in het eerste lid bedoelde maatregel niet anders is bepaald, wordt ter inschrijving van een beschikking of van een uitspraak waarbij een beschikking werd vernietigd, ingetrokken of gewijzigd, een afschrift van die beschikking onderscheidenlijk van die uitspraak aangeboden, afgegeven door het bestuursorgaan onderscheidenlijk het rechterlijk orgaan dat de beschikking of de uitspraak gaf.
1. Naast feiten die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zijn, kunnen in de openbare registers tevens algemene voorwaarden, modelreglementen en andere stukken, die niet op een bepaald registergoed betrekking hebben, worden ingeschreven, met het uitsluitend doel dat daarnaar in later ter inschrijving aangeboden stukken kan worden verwezen. De artikelen 18, 19, 20, eerste lid, eerste zin, en 22 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Ter inschrijving van de in het eerste lid bedoelde stukken is naast het stuk zelf vereist een afschrift van dat stuk, gesteld op een door de bewaarder verstrekt formulier en voorzien van een verklaring van eensluidendheid. Artikel 16, tweede tot en met zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De artikelen 24 tot en met 29 zijn niet van toepassing. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld waaraan ter inschrijving aangeboden stukken als bedoeld in het eerste lid moeten voldoen. Het bestuur van de Dienst stelt regels vast omtrent de wijze waarop de verwijzing in de latere stukken geschiedt.
4. In een ter inschrijving aangeboden stuk kan slechts worden verwezen naar een eerder ingeschreven stuk, indien de inschrijving van het later ter inschrijving aangeboden stuk plaatsvindt in het openbaar lichaam waar het stuk waarnaar wordt verwezen, reeds is ingeschreven.
5. Een verwijzing naar een stuk als bedoeld in het eerste lid, eerste zin, heeft tot gevolg dat het stuk waarnaar in een ter inschrijving aangeboden stuk wordt verwezen, geacht wordt deel uit te maken van de inschrijving die op grond van het aangeboden stuk plaatsvindt.
1. Een verandering van een in een ingeschreven stuk gekozen woonplaats, een alsnog ter zake van een inschrijving gedane keuze van woonplaats en de opheffing van een gekozen woonplaats kunnen worden ingeschreven. Ter inschrijving van de verandering, keuze of opheffing wordt een door of namens de belanghebbende ondertekende verklaring aangeboden die de nieuwe en de vorige gekozen of wettelijke woonplaats vermeldt, alsmede de datum van ingang.
2. Een krachtens artikel 24, vijfde lid, van deze wet of de artikelen 260, eerste lid, van Boek 3 of 252, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES gekozen woonplaats, heeft, ongeacht of die met het oorspronkelijke stuk of krachtens het eerste lid is ingeschreven, geen ander gevolg dan dat:
a. daar exploten kunnen worden uitgebracht die de inschrijving betreffen, ter zake waarvan woonplaats werd gekozen;
b. daar de bij of krachtens de wet voorgeschreven mededelingen en kennisgevingen van de bewaarder en de Kadasters kunnen worden gedaan.
3. Bij of krachtens deze wet voorgeschreven mededelingen en kennisgevingen worden in elk geval gedaan aan de laatste bij de Kadasters bekende woonplaats van de belanghebbende. In geval van overlijden van een persoon die tot een registergoed gerechtigd was, worden zodanige mededelingen en kennisgevingen aan zijn rechtsopvolgers gedaan aan het laatste bij de Kadasters bekende adres van de boedel of, als deze onbekend is, aan de laatst bekende woonplaats van de overleden persoon, alsmede aan de boedelnotaris, als deze bekend is.
1. De gebouwde en ongebouwde eigendommen worden aangeduid door de opgave van de kadastrale afdeling, de sectie en het nummer, waaronder zij in de registers van de Kadasters bekend zijn en worden kadastrale percelen genaamd.
2. In de kadastrale aanduiding wordt de afkorting van het openbaar lichaam vermeld, waar de onroerende zaak is gelegen. Het bestuur van de Dienst kan nadere regels stellen met betrekking tot de kadastrale aanduiding. Bij die regeling kan de kadastrale aanduiding per openbaar lichaam verschillend worden geregeld.
1. De kadastrale registratie, bestaande uit een verzameling administratieve gegeven met betrekking tot onroerende zaken, ontsluit de openbare registers door middel van:
a. de kadastrale aanduiding van de onroerende zaak en van een appartementsrecht; en
b. de naam van de eigenaar van, of beperkt gerechtigde met betrekking tot een onroerende zaak, met uitzondering van de rechthebbende op een erfdienstbaarheid.
2. Het bestuur van de Dienst kan regels stellen omtrent de in de kadastrale registratie op te nemen gegevens. De kadastrale registratie kan geen andere gegevens bevatten dan:
a. de kadastrale aanduiding van onroerende zaken en van appartementsrechten;
b. naam, voornamen, adres, geboortedatum en burgerlijke staat van de eigenaar van, beperkt gerechtigde met betrekking tot, of beslaglegger op, een onroerende zaak of, ingeval die eigenaar, gerechtigde of beslaglegger een rechtspersoon is, de rechtsvorm;
c. de wettelijke benaming van de beperkte rechten waaraan een onroerende zaak is onderworpen, en van de beslagen die op die zaak of dat beperkte recht zijn gelegd, als ook, of die zaak of dat beperkte recht onder bewind staat of ten aanzien daarvan een beding als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES is ingeschreven;
d. de kadastrale grootte, zijnde de indicatieve omvang van een perceel, berekend door de Kadasters;
e. gegevens die krachtens een andere wet aan de Kadasters ter inschrijving in de openbare registers, respectievelijk ter opneming in de kadastrale registratie, worden aangeboden;
f. ten aanzien van een eigenaar en beperkt gerechtigde als bedoeld onder b: een verwijzing naar alle in de openbare registers ingeschreven of geboekte stukken, voor zover die stukken betreffen onroerende zaken en rechten waaraan die zaken zijn onderworpen;
g. ten aanzien van een onroerende zaak en een appartementsrecht: een verwijzing naar alle daarop betrekking hebbende, in de openbare registers ingeschreven of geboekte stukken;
h. voor zover op een onroerende zaak een recht van hypotheek rust, het bedrag waarvoor de hypotheek is gevestigd, of indien dit bedrag nog niet vaststaat, het maximumbedrag dat uit hoofde van een hypotheek op het goed kan worden verhaald;
i. feitelijke gegevens met betrekking tot een onroerende zaak, een beperkt recht met betrekking tot die zaak of een appartementsrecht, voor zover die een nadere omschrijving, een beperking, een begunstiging of een kenmerk bevatten, die voor het rechtsverkeer of de landelijke kadastrale kaart van belang zijn, of voor zover die betrekking hebben op het beheer, de domicilie of de beschikkingsbevoegdheid van de eigenaar van, beperkt gerechtigde met betrekking tot, of de beslaglegger op, een onroerende zaak, een beperkt recht of een appartementsrecht;
j. het aandeel van een eigenaar of beperkt gerechtigde als bedoeld onder b in geval van een gemeenschap.
3. De kadastrale registratie bevat een kadastrale kaart. Die kaart is toegankelijk door middel van een coördinaat in het net van coördinaatpunten of de kadastrale aanduiding van een perceel. De kadastrale kaart bevat:
a. de afbeelding van de op basis van inlichtingen van belanghebbenden en met gebruikmaking van de aan de kadastrale kaart ten grondslag liggende bescheiden door de Kadasters vastgestelde grens tussen percelen, weergegeven in het net van coördinaatpunten;
b. de kadastrale aanduiding van een perceel;
c. een voorstelling van de omtrek van een hoofd- of bijgebouw op een perceel, met dien verstande dat de omtrek van een bijgebouw uitsluitend wordt weergegeven indien die weergave naar het oordeel van de Dienst nodig is voor een goede oriëntatie op de kadastrale kaart.
1. De registratie voor schepen, bestaande uit een verzameling administratieve gegevens met betrekking tot privéschepen, ontsluit de openbare registers door middel van:
a. de naam van de eigenaar van, of beperkt gerechtigde met betrekking tot, een privéschip; en
b. het brandmerk van een privéschip.
2. De registratie voor schepen kan geen andere gegevens bevatten dan:
a. naam, voornamen, adres of verblijfplaats, geboortedatum en burgerlijke staat van de eigenaar van, beperkt gerechtigde met betrekking tot, of beslaglegger op, een privéschip of, ingeval die eigenaar, gerechtigde of beslaglegger een rechtspersoon is, de rechtsvorm;
b. ten aanzien van een eigenaar en beperkt gerechtigde als bedoeld onder a, een verwijzing naar alle op hen betrekking hebbende in de openbare registers ingeschreven of geboekte stukken, voor zover die stukken betreffen privéschepen en rechten waaraan die privéschepen zijn onderworpen;
c. de wettelijke benaming van de beperkte rechten waaraan de privéschepen onderworpen zijn, en van de beslagen die op de privéschepen of beperkte rechten zijn gelegd, als ook of die privéschepen of beperkte rechten onder bewind staan, alsmede of ten aanzien daarvan zijn ingeschreven:
1°. een beding als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES;
2°. een afwijkend beding als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES onder vermelding van het scheepstoebehoren ten aanzien waarvan het afwijkend beding is gemaakt;
3°. voorrechten als genoemd in artikel 211 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES;
d. de naam en het brandmerk, bedoeld in artikel 27, eerste lid, onder c;
e. de dagtekening van de teboekstelling;
f. het type, de inrichting, het materiaal waarvan de romp is gemaakt, jaar en plaats van de bouw en, voor zover het een privéschip met mechanische voortstuwing betreft, ook al betreft het slechts een hulpmotor, het aantal motoren, het type, vermogen en de fabrikant van elke motor, alsmede het fabrieksnummer daarvan met aanduiding van de plaats waar dit nummer is aangebracht;
g. ten aanzien van elk privéschip een verwijzing naar alle daarop betrekking hebbende, in de openbare registers ingeschreven stukken en in het register van voorlopige aantekeningen geboekte stukken;
h. elk register waarin het privéschip te boek heeft gestaan;
i. voor zover op een privéschip een recht van hypotheek rust, ten minste de gegevens, genoemd in artikel 55, tweede lid, onder h;
j. gegevens die worden opgenomen op grond van andere wettelijke bepalingen; en
k. in geval van mede-eigendom of een rederij van een privéschip, het aandeel van ieder van de deelgenoten.
3. De detaillering, verbijzondering en beschrijving van gegevens als bedoeld in het tweede lid vinden plaats bij regeling van het bestuur van de Dienst.
De eigenaar, de beperkt gerechtigde en de gebruiker van een privéschip zijn verplicht te gedogen dat daarop een brandmerk als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onder c, wordt aangebracht ter uitvoering van aan de Kadasters opgedragen taken.
1. De registratie voor luchtvaartuigen, bestaande uit een verzameling administratieve gegevens met betrekking tot luchtvaartuigen, ontsluit de openbare registers door middel van:
a. de naam van de eigenaar van, of beperkt gerechtigde met betrekking tot, een luchtvaartuig;
b. het in artikel 28, eerste lid, onder a, bedoelde inschrijvingskenmerk; en
c. het in artikel 28, eerste lid, onder d, bedoelde boekingsnummer.
2. De registratie voor luchtvaartuigen kan geen andere gegevens bevatten dan:
a. naam, voornamen, adres, geboortedatum en burgerlijke staat van de eigenaar van, beperkt gerechtigde met betrekking tot, of beslaglegger op een luchtvaartuig of, ingeval die eigenaar, gerechtigde of beslaglegger een rechtspersoon is, de rechtsvorm;
b. ten aanzien van een eigenaar en beperkt gerechtigde als bedoeld onder a, een verwijzing naar alle op hen betrekking hebbende in de openbare registers ingeschreven stukken of geboekte stukken, voor zover die stukken betreffen luchtvaartuigen en rechten waaraan die luchtvaartuigen zijn onderworpen;
c. de wettelijke benaming van de beperkte rechten waaraan de luchtvaartuigen onderworpen zijn, en van de beslagen die op die luchtvaartuigen of beperkte rechten zijn gelegd, als ook of die luchtvaartuigen of beperkte rechten onder bewind staan, alsmede of ten aanzien daarvan zijn ingeschreven:
1°. een beding, als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES; en
2°. voorrechten als bedoeld in artikel 1317 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES;
d. het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Wet luchtvaart;
e. de naam en woonplaats van de fabrikant, het type, jaar en plaats van de bouw, het serienummer, als het luchtvaartuig dat heeft, met de aanduiding van de plaats waar dit nummer is aangebracht, het aantal motoren, het type, vermogen en de fabrikant van elke motor, alsmede het fabrieksnummer daarvan met de aanduiding van de plaats waar dit nummer is aangebracht;
f. de maximaal toegelaten startmassa;
g. de dagtekening van de teboekstelling en het boekingsnummer, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder d;
h. ten aanzien van elk luchtvaartuig een verwijzing naar alle daarop betrekking hebbende, in de openbare registers ingeschreven stukken en in het register van voorlopige aantekeningen geboekte stukken;
i. elk register waarin het luchtvaartuig te boek heeft gestaan;
j. voor zover op een luchtvaartuig een recht van hypotheek rust, ten minste de gegevens, genoemd in artikel 55, tweede lid, onder h;
k. gegevens die worden opgenomen op grond van andere wettelijke bepalingen; en
l. in geval van een gemeenschap, het aandeel van ieder van de deelgenoten.
3. De detaillering, verbijzondering en beschrijving van gegevens als bedoeld in het tweede lid vinden plaats bij regeling van het bestuur van de Dienst.
1. Bijwerking vindt plaats als bijhouding.
2. Bijwerking van de kadastrale registratie vindt tevens plaats als vernieuwing.
3. Het bestuur van de Dienst kan regels stellen omtrent de bijhouding van de in de kadastrale registratie, de registratie voor schepen en de registratie voor luchtvaartuigen op te nemen gegevens.
1. De metingen en andere werkzaamheden, nodig voor het inrichten en in stand houden van de kadastrale registraties, worden door of onder verantwoordelijkheid van de ambtenaren of de ambtenaren van de Dienst verricht.
2. Het bestuur van de Dienst kan andere diensten, belast met het bijhouden van kadasters binnen het Koninkrijk, mandateren tot het verrichten van de metingen, bedoeld in het eerste lid.
1. Personen die door de Kadasters of een daartoe op grond van een wettelijk voorschrift bevoegde functionaris zijn belast met aan de uitvoering van de aan de Kadasters opgedragen taken verbonden werkzaamheden, zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur en andere hulpmiddelen, elke plaats te betreden, onverminderd de artikelen 155 tot en met 163 van het Wetboek van Strafvordering BES, en daar een waarneming, meting of graving te verrichten en daarop of daarin een teken te stellen, voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van hun taak ter uitvoering van aan de Kadasters opgedragen taken.
2. De eigenaar, de beperkt gerechtigde en de gebruiker van een registergoed zijn verplicht aan een persoon als bedoeld in het eerste lid binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden, genoemd in het eerste lid, met dien verstande dat de toegang slechts wordt verleend tussen zeven uur ’s morgens en zes uur ’s avonds en dat die niet behoeft te worden verleend op zaterdagen, zondagen en algemeen erkende feestdagen.
3. De eigenaar, de beperkt gerechtigde en de gebruiker van een gebouw en grond zijn verplicht te gedogen dat daarop of daarin een teken wordt gesteld ter uitvoering van aan de Kadasters opgedragen taken. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op het aanbrengen van een brandmerk op een privéschip als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onder c.
4. Indien de toegang wordt geweigerd, verschaffen de personen, bedoeld in het eerste lid, zich zo nodig toegang met behulp van de sterke arm. Indien het verrichten van de handelingen, bedoeld in het eerste lid, niet wordt toegestaan of de medewerking, bedoeld in het tweede lid, niet wordt verleend, zijn de personen, bedoeld in het eerste lid, bevoegd het verrichten van de handelingen, bedoeld in het eerste lid, zo nodig met behulp van de sterke arm mogelijk te maken.
1. Een persoon als bedoeld in artikel 63, eerste lid, draagt bij het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in dat artikel een legitimatiebewijs bij zich, dat is uitgegeven door het bestuur van de Dienst, en toont zijn legitimatiebewijs desgevraagd terstond.
2. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de betrokken persoon en vermeldt in elk geval zijn naam en hoedanigheid.
3. Het model van het legitimatiebewijs wordt vastgesteld bij regeling van het bestuur van de Dienst.
1. De percelen grond, welke op aanvraag van belanghebbenden zijn opgemeten, worden op hun kosten, ten genoegen van de Kadasters, van duurzame officiële grenstekens voorzien.
2. De percelen grond, welke ten behoeve van de inrichting van de kadastrale registratie zijn opgemeten, worden op kosten van de Kadasters van gelijke grenstekens voorzien.
3. Verplaatsing van eenmaal aangebrachte grenstekens, zonder toestemming van de Kadasters, is verboden.
4. Bij ministeriële regeling worden de eisen opgenomen waaraan de te plaatsen grenstekens moeten voldoen.
1. Hij die handelt in strijd met het bepaalde bij artikel 65, derde lid, wordt, gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opdracht heeft gegeven tot verplaatsing van eenmaal aangebrachte grenstekens zonder toestemming van de Kadasters, indien de verplaatsing ingevolge die opdracht is geschied.
3. De in dit artikel strafbaar gestelde feiten, worden beschouwd als overtredingen.
1. De rechthebbende op de grond is verplicht de grenstekens in behoorlijke staat, ter beoordeling van de Kadasters, te onderhouden.
2. Door de Kadasters wordt, indien na schriftelijke aanmaning op een termijn van een maand niet het nodig geoordeelde bijzonderlijk omschreven onderhoud is geschied, op kosten van de nalatige daarin voorzien.
Vernieuwing vindt plaats op grond van veranderingen, voor zover deze blijken uit in de openbare registers ingeschreven akten van vernieuwing als bedoeld in artikel 73.
Het voorstel van vernieuwing als bedoeld in artikel 72, derde lid, geldt als een beschikking als bedoeld in artikel 3 van de Wet administratieve rechtspraak BES.
In bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen is de Dienst bevoegd te onderzoeken of de gegevens betreffende de rechtstoestand, de grootte en feitelijke gesteldheid van onroerende zaken, alsmede de gegevens betreffende de rechtstoestand van de rechten waaraan deze onroerende zaken onderworpen zijn, die zijn weergegeven in de kadastrale registratie en de aan de kadastrale kaart ten grondslag liggende bescheiden juist en volledig zijn.
1. Vóór de aanvang van een onderzoek van vernieuwing als bedoeld in artikel 70 maakt het bestuur van de Dienst het voornemen daartoe openbaar volgens bij ministeriële regeling gegeven regels. Bij algemene maatregel van bestuur kan voor daarin omschreven gevallen worden bepaald dat openbaarmaking achterwege kan blijven op de grond dat het bereiken van alle belanghebbenden door het bepaalde in het tweede lid voldoende gewaarborgd is.
2. De Dienst doet in elk geval van een voornemen tot een onderzoek van vernieuwing schriftelijk mededeling aan de eigenaar en beperkt gerechtigde met betrekking tot de onroerende zaak, waarop de vernieuwing betrekking heeft, alsmede aan de personen die bij de Kadasters of de Dienst anderszins als belanghebbenden bij de vernieuwing bekend zijn. De mededeling houdt in elk geval in de dag en het uur waarop de aanwijzing die de grondslag vormt voor de meting, zal plaatsvinden.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de wijze waarop de mededeling, bedoeld in het tweede lid, wordt gedaan.
4. Een voornemen tot een onderzoek van vernieuwing wordt bij het desbetreffende perceel in de kadastrale registratie vermeld volgens door het bestuur van de Dienst vast te stellen regels.
5. In de mededeling, bedoeld in het tweede lid, wordt gewezen op de in artikel 74, tweede en derde lid, genoemde gevolgen die de wet aan de vernieuwing verbindt.
1. De met het onderzoek van vernieuwing belaste ambtenaar wint, zo nodig ter plaatse, inlichtingen in, verzoekt zo nodig om overlegging of openlegging van bescheiden en doet de nodige waarnemingen. De belanghebbenden, bedoeld in artikel 71, tweede lid, dienen, indien naar het oordeel van de ambtenaar nodig door aanwijzing ter plaatse, de door de ambtenaar voor de vernieuwing benodigde inlichtingen te verschaffen en daartoe zo nodig bescheiden over te leggen of open te leggen.
2. De ambtenaar maakt een relaas van zijn bevindingen. Indien ten behoeve van het onderzoek een meting plaatsvindt, worden de daardoor verkregen gegevens eveneens opgenomen in het relaas van bevindingen.
3. Op de grondslag van het relaas van bevindingen worden voorstellen van vernieuwing gemaakt. Alvorens daartoe wordt overgegaan, wordt nagegaan of na het onderzoek van vernieuwing met betrekking tot de onroerende zaak waarop het voorstel betrekking heeft, nog bijhoudingen hebben plaatsgevonden. Is dat het geval, dan wordt in het voorstel afzonderlijk melding gemaakt van die bijhoudingen, overeenkomstig door het bestuur van de Dienst vast te stellen regels. Elk voorstel bevat in elk geval de gegevens omtrent de rechten, de rechthebbenden, de grootte en de kadastrale aanduiding van de onroerende zaak waarop het betrekking heeft, zoals deze luiden op de dag waarop het voorstel is opgemaakt.
4. Bij het maken van een voorstel van vernieuwing wordt geen acht geslagen op niet-ingeschreven feiten waarvan het rechtsgevolg slechts kan intreden door inschrijving daarvan in de openbare registers.
5. In het voorstel worden de gegevens omtrent rechten van hypotheek en inbeslagnemingen, zoals deze blijken uit de in de openbare registers ingeschreven stukken, ongewijzigd overgenomen. Indien tijdens het onderzoek is gebleken dat de omvang van de onroerende zaak waarop het recht van hypotheek is gevestigd of waarop beslag is gelegd, wijziging heeft ondergaan, wordt bij het opmaken van het voorstel op die wijziging acht geslagen.
6. In het voorstel worden slechts gegevens omtrent die erfdienstbaarheden vermeld welke in de kadastrale registratie zijn vermeld, of, indien niet daarin vermeld, waarvan het bestaan aannemelijk is geworden op grond van inlichtingen, bescheiden of waarnemingen als bedoeld in het eerste lid.
7. Het voorstel van vernieuwing wordt bekendgemaakt aan belanghebbenden door toezending of uitreiking. De verzending vindt plaats op dezelfde dag als de bekendmaking overeenkomstig het negende lid.
8. Indien overeenkomstig paragraaf 1 of 2 van hoofdstuk 4 van de Wet administratieve rechtspraak BES een heroverweging plaatsvindt van het voorstel van vernieuwing, bevat de beschikking in heroverweging alle gegevens uit het voorstel van vernieuwing omtrent de rechten, de rechthebbenden, de kadastrale aanduiding en de grootte van de onroerende zaak, waarop de vernieuwing betrekking heeft, ook die waarvan de juistheid door belanghebbenden niet is betwist.
9. Het bestuur van de Dienst doet mededeling van het voorstel van vernieuwing in het afkondigingblad van het desbetreffende openbaar lichaam, bedoeld in artikel 142, tweede lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Van de indiening van bezwaarschriften en het instellen van beroep, alsmede van daarop gegeven beslissingen wordt bij het voorstel melding gemaakt overeenkomstig door het bestuur van de Dienst vast te stellen regels.
1. Voor zover tegen een voorstel van vernieuwing geen, of niet tijdig, bezwaren zijn ingediend, de beschikking in heroverweging onherroepelijk is geworden of het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak heeft gedaan, wordt door een daartoe door de Dienst aangewezen notaris een akte van vernieuwing opgemaakt. De akte wordt door de Dienst ondertekend.
2. Een akte van vernieuwing kan op een of meer voorstellen van vernieuwing betrekking hebben. De akte bevat ten aanzien van elke onroerende zaak waarop de vernieuwing betrekking heeft, het relaas van bevindingen, de inhoud van het voorstel van vernieuwingen en, ingeval er onherroepelijk in heroverweging is beschikt of door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak is gedaan, die beslissing of uitspraak. Bescheiden die tijdens het onderzoek aan de met het onderzoek van vernieuwing belaste ambtenaar worden overgelegd, worden in de akte vermeld en daaraan in afschrift gehecht.
3. Tevens worden overeenkomstig door het bestuur van de Dienst vast te stellen regels aan de voet van de akte van vernieuwing ten aanzien van elke onroerende zaak waarop de vernieuwing betrekking heeft, afzonderlijk vermeld de in artikel 72, derde lid, bedoelde bijhoudingen alsmede die bijhoudingen, als die hebben plaatsgevonden, welke zich hebben voorgedaan tussen het tijdstip van de dagtekening van het voorstel van vernieuwing en dat van de dagtekening van de akte van vernieuwing.
4. Een bezwaar of beroep ter zake van een bijhouding als bedoeld in het derde lid kan op verzoek van de belanghebbende gevoegd worden behandeld met bezwaren of beroepen ter zake van een voorstel van vernieuwing. De behandeling kan op verzoek van de belanghebbende ook worden aangehouden tot na het verlijden van de akte van vernieuwing.
5. De akte van vernieuwing wordt ingeschreven in de openbare registers.
1. Na de inschrijving, bedoeld in artikel 73, vijfde lid, wordt de kadastrale registratie met bekwame spoed vernieuwd op de voet van de akte van vernieuwing.
2. Zij die volgens de akte van vernieuwing rechthebbende zijn op een daarin opgenomen onroerende zaak of recht dat geen recht van hypotheek is, gelden voor de toepassing van de verjaring, bedoeld in artikel 99 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES, met ingang van de dag van de inschrijving als bezitter te goeder trouw van die zaak of dat recht zoals zij in de akte worden omschreven.
3. De in artikel 106 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES bedoelde rechtsvordering van een beperkt gerechtigde, wiens recht niet in de akte van vernieuwing is opgenomen, verjaart in elk geval door verloop van tien jaren na de dag van de inschrijving van deze akte.
1. Desgevraagd verleent de bewaarder inzage van de openbare registers, de kadastrale registratie, de registratie voor schepen en de registratie voor luchtvaartuigen en geeft hij af of zendt toe voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels van de in deze registers ingeschreven of geboekte stukken, alsmede getuigschriften omtrent het al dan niet bestaan van inschrijvingen of voorlopige aantekeningen betreffende een registergoed of een persoon.
2. Het bestuur van de Dienst stelt de vorm van de afschriften, uittreksels en getuigschriften vast, alsmede regels omtrent de wijze van raadplegen van de in het eerste lid bedoelde registers.
1. Indien met betrekking tot een registergoed inschrijvingen ter zake van hypotheken en beslagen in de openbare registers, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder a tot en met c, zijn doorgehaald, wordt op de getuigschriften inzake dat registergoed ten aanzien van hypotheken en beslagen melding gemaakt van het feit dat doorhaling heeft plaatsgevonden.
2. Indien met betrekking tot een registergoed in het register van voorlopige aantekeningen, bedoeld in artikel 12 eerste lid, onder d, voorlopige aantekeningen zijn gesteld die nog niet zijn doorgehaald, wordt op de getuigschriften inzake dat registergoed melding gemaakt van die nog niet doorgehaalde voorlopige aantekeningen.
1. Desgevraagd verstrekken de Kadasters inlichtingen over het net van coördinaatpunten.
2. Desgevraagd verstrekken de Kadasters inlichtingen over de geografische gegevens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder d, en verlenen de Kadasters inzage van de daaraan ten grondslag liggende bescheiden.
Het bestuur van de Dienst stelt vast:
a. de vorm van de afschriften, uittreksels en getuigschriften, bedoeld in de artikelen 75 tot en met 77, alsmede de gevallen waarin de Kadasters getuigschriften opmaken;
b. de wijze en plaats van raadpleging van de openbare registers, de kadastrale registratie en de aan de kadastrale kaart ten grondslag liggende bescheiden, de registratie voor schepen en andere documenten betreffende privéschepen, de registratie voor luchtvaartuigen en andere documenten betreffende luchtvaartuigen, de geografische gegevens en de aan die gegevens ten grondslag liggende bescheiden;
c. de wijze waarop de waarmerking, bedoeld in artikel 75, eerste lid, van in papieren vorm te verstrekken afschriften, uittreksels en getuigschriften als bedoeld in dat artikel plaatsvindt;
d. de wijze waarop in elektronische vorm te verstrekken afschriften, uittreksels en getuigschriften als bedoeld in artikel 75, eerste lid, worden gewaarmerkt, waartoe zij ten minste worden voorzien van een elektronische handtekening van de bewaarder en welke waarmerking wat betreft afschriften en uittreksels mede omvat de waarmerking voor eensluidendheid;
e. de wijze waarop inlichtingen over het net van coördinaatpunten worden verstrekt, en
f. de wijze waarop inlichtingen over geografische gegevens worden verstrekt en de wijze waarop inzage wordt verleend van de aan die geografische gegevens ten grondslag liggende bescheiden.
Het bestuur van de Dienst stelt regels vast omtrent de wijze waarop vergissingen, verzuimen of andere onregelmatigheden, begaan door de bewaarder bij de inschrijving van stukken in de openbare registers, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder a tot en met c, bij het stellen daarin van aantekeningen, daaronder begrepen doorhalingen van inschrijvingen in die registers, bij de boeking van stukken in de registers van voorlopige aantekeningen, of bij de doorhaling van voorlopige aantekeningen, worden hersteld.
Artikel 27 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES is niet van toepassing ingeval de verstrekking van inlichtingen ingevolge dit hoofdstuk persoonsgegevens betreft.
Ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van personen die in de kadastrale registratie, de registratie voor schepen en in de registratie voor luchtvaartuigen vermeld staan, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor een daarbij aangewezen soort of daarbij aangewezen soorten van persoonsgegevens beperkingen worden gesteld ten aanzien van de verstrekking van inlichtingen als bedoeld in de artikelen 75 tot en met 79. Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld voor de behandeling van verzoeken tot afscherming van persoonsgegevens.
1. Betrokkenen zijn aan de Kadasters wegens het krachtens deze wet verrichten van diensten door de bewaarder of de Kadasters vergoedingen verschuldigd overeenkomstig de door het bestuur van de Dienst vastgestelde regels.
2. De vergoedingen worden tot geen hoger bedrag vastgesteld dan wordt vereist tot dekking van de ten laste van de Kadasters komende kosten van het verrichten van diensten, bedoeld in het eerste lid.
3. Het bestuur van de Dienst stelt regels vast omtrent de wijze waarop een vergoeding wordt voldaan of verrekend.
4. Het bestuur van de Dienst kan regels stellen met betrekking tot de gevallen waarin en de verrichtingen ten aanzien waarvan in die gevallen geen vergoeding is verschuldigd.
5. Het bestuur van de Dienst is bevoegd om in bijzondere gevallen vrijstelling, vermindering of teruggaaf van de vergoeding te verlenen.
1. Het bestuur van de Dienst stelt de regels met betrekking tot de hoogte van de vergoedingen, bedoeld in artikel 82, eerste lid, niet vast dan nadat de bestuurscolleges van de openbare lichamen de gelegenheid is geboden om binnen acht weken na toezending van een voorstel met betrekking tot de hoogte van de vergoedingen zienswijzen kenbaar te maken.
2. Bij het aanbieden ter goedkeuring, als bedoeld in artikel 17 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, vermeldt het bestuur van de Dienst over de voorgestelde vergoedingen de zienswijze van de raad van toezicht, bedoeld in artikel 3 van de Organisatiewet Kadaster en de zienswijzen, bedoeld in het eerste lid dan wel het feit dat niet binnen de termijn, bedoeld in dat lid, zienswijzen kenbaar zijn gemaakt, alsmede de wijze waarop het bestuur met de zienswijzen van de raad van toezicht respectievelijk de bestuurscolleges is omgegaan.
3. Het bepaalde krachtens artikel 11, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. De Dienst is jegens belanghebbenden aansprakelijk voor de schade die zij lijden doordat in strijd met de wet een inschrijving is geweigerd of geschied.
2. De Dienst is eveneens aansprakelijk voor alle verdere vergissingen, verzuimen, vertragingen of andere onregelmatigheden van zijn ambtenaren, gepleegd bij het houden van de openbare registers of bij het opmaken of afgeven van afschriften, uittreksels en getuigschriften.
3. De Dienst is jegens belanghebbenden aansprakelijk voor vergissingen, verzuimen of andere onregelmatigheden door de Dienst begaan bij het bijwerken van en het verstrekken van inlichtingen uit de kadastrale registratie en de aan de kadastrale kaart ten grondslag liggende bescheiden, alsmede de registratie voor schepen en de registratie voor luchtvaartuigen.
4. De Dienst is aansprakelijk voor schade die is veroorzaakt door een vergissing, verzuim of een andere onregelmatigheid door hem begaan bij:
a. het in stand houden van geografische gegevens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder d; en
b. het in papieren vorm en in elektronische vorm verstrekken van inlichtingen omtrent de geografische gegevens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder d.
5. Het bestuur van de Dienst kan regels stellen met betrekking tot de aansprakelijkheid voor de gevolgen van storingen in de middelen die de Dienst gebruikt bij elektronische gegevensuitwisseling als bedoeld in deze wet.
1. Door het bestuur van de Dienst te nemen beslissingen en te stellen regels als bedoeld in deze wet worden geplaatst in het afkondigingblad van het desbetreffende openbaar lichaam, bedoeld in artikel 142, tweede lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de beslissingen, bedoeld in de artikelen 9, 10, tweede en derde lid, 12, vierde en vijfde lid, 16, derde tot en met zevende lid, 23 en 75, tweede lid, 82, vijfde lid.
De Organisatiewet Kadaster wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 komt de begripsomschrijving van Onze Minister te luiden:
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende:
De Dienst is werkzaam in het Europese deel van Nederland en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
2. In het tweede lid wordt na «de Kadasterwet» ingevoegd «, de Kadasterwet BES».
C
Artikel 16, vierde lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie;.
D
Aan artikel 18 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op het personeel van de Kadasters, bedoeld in artikel 3, van de Kadasterwet BES.
Artikel 30 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES komt te luiden:
Onverminderd de aansprakelijkheden van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 84 van de Kadasterwet BES, is de Staat der Nederlanden aansprakelijk, wanneer iemand ten gevolge van omstandigheden die naar redelijkheid en billijkheid niet voor zijn rekening komen, door toepassing van een der artikelen 24, 25 of 27 zijn recht verliest.
De kadastrale registratie omvat mede het kadaster, bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet, voor zover zij betrekking heeft op gebouwde en ongebouwde eigendommen in het betreffende openbaar lichaam.
1. Artikel 30 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES, zoals het luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing met betrekking tot aansprakelijkheid en schadevergoeding ter zake van in dat artikel bedoelde feiten die zich hebben voorgedaan vóór dat tijdstip.
2. Het desbetreffende openbare lichaam blijft aansprakelijk voor schade veroorzaakt door vergissingen, verzuimen of andere onregelmatigheden die zich hebben voorgedaan vóór de inwerkingtreding van deze wet met betrekking tot het verrichten van de taken door het Kadaster, bedoeld in artikel 2 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.
1. De bewaarder haalt ambtshalve de teboekstelling van andere schepen dan privéschepen in de openbare registers door, indien deze schepen niet binnen zes maanden na inwerkingtreding van deze wet te boek zijn gesteld in de openbare registers, bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Teboekstelling in de openbare registers, bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, als bedoeld in het eerste lid, is kosteloos.
De tarieven, bedoeld in artikel 3 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, zoals die luidden op de dag voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven van kracht tot het tijdstip waarop de vergoedingen, bedoeld in artikel 82, overeenkomstig artikel 83 zijn vastgesteld.
De handelingen van het Kadaster, bedoeld in artikel 1 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, met betrekking tot het verrichten van de taken, bedoeld in artikel 2 van die wet, en de handelingen van de bewaarder, bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare registers BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, met betrekking tot het inschrijven van stukken in de openbare registers op grond van artikel 8 van die wet, die hebben plaatsgevonden tussen 10 oktober 2010 en het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet, worden geacht rechtsgeldig verricht te zijn indien het niet rechtsgeldig zijn van deze handelingen gelegen is in het enkele feit dat deze handelingen zijn verricht door personen die niet werkzaam waren voor het Kadaster, bedoeld in artikel 1 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, maar wel belast waren met de taken, bedoeld in artikel 2 van die wet of artikel 8 van de Wet openbare registers BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.
1. Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn de personeelsleden van de Rijksdienst Caribisch Nederland of het Kadaster, bedoeld in artikel 1 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, van wie naam en functie zijn vermeld op een door Onze Minister vastgestelde lijst, van rechtswege ontslagen en aangesteld in dienst van de Dienst als ambtenaar als bedoeld in artikel 4.
2. De personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht behoren tot het personeel van de Rijksdienst Caribisch Nederland of het Kadaster, bedoeld in artikel 1 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, en van wie naam en functie zijn vermeld op een door Onze Minister vastgestelde lijst, zijn op dat tijdstip van rechtswege ontslagen en aangesteld in dienst van de Dienst als ambtenaar als bedoeld in artikel 4.
3. De overgang van de in het eerste en tweede lid bedoelde personeelsleden vindt plaats met een rechtspositie die in totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold bij de Rijksdienst Caribisch Nederland of het Kadaster, bedoeld in artikel 1 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.
1. Onze Minister bepaalt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën welke vermogensbestanddelen van de Staat die aan de openbare lichamen of het Kadaster, bedoeld in artikel 1 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, worden toegerekend, worden toebedeeld aan de Dienst.
2. De in het eerste lid bedoelde vermogensbestanddelen gaan op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet onder algemene titel over op de Dienst tegen een door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën te bepalen waarde.
3. Ingeval krachtens het eerste en het tweede lid registergoederen overgaan, doet Onze Minister van Financiën de overgang van die registergoederen onverwijld inschrijven in de openbare registers, bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES. Artikel 24, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES is niet van toepassing.
De Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES en de Wet openbare registers BES worden ingetrokken.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te ’s-Gravenhage, 8 april 2020
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops
Uitgegeven de tweeëntwintigste mei 2020
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2020-149.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.