Besluit van 24 april 2020 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met nieuwe regels met betrekking tot het gebruik van werkbakken en werkplatforms aan hijswerktuigen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 april 2019, nr. 2019-0000050845;

Gelet op de artikelen 16, eerste, tweede en zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 mei 2019, No. W12.19.0091/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 april 2020, nr. 2020-0000031167;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7.23d komt te luiden:

Artikel 7.23d Toepassing werkbakken en werkplatforms

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. werkbak:

    een bak waar vanuit arbeid kan worden verricht en die rondom is voorzien van hekwerken waarmee wordt voorkomen dat een persoon op hoogte uit de bak kan klimmen of vallen;

    b. werkplatform:

    een platform waar vanuit arbeid kan worden verricht en dat met uitzondering van één zijde is voorzien van hekwerken of waarvan het hekwerk aan een zijde kan worden geopend en waarmee het valgevaar van een persoon op hoogte vanaf het werkplatform wordt voorkomen.

  • 2. Artikel 7.18, vierde lid, is niet van toepassing op arbeid verricht door personen vanuit een werkbak die of een werkplatform dat is gekoppeld aan een hijswerktuig, indien vanuit de werkbak of het werkplatform werkzaamheden worden verricht op plaatsen die moeilijk bereikbaar zijn en waarbij geen andere meer geëigende arbeidsmiddelen of werkmethoden beschikbaar zijn om die plaatsen veilig te bereiken.

  • 3. Het is verboden aan te vangen met de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, alvorens:

    • a. in een door een werkgever opgesteld schriftelijk werkplan dat door een veiligheidskundige als bedoeld in artikel 2.7 is getoetst, is geoordeeld en vastgelegd dat, rekening houdend met de aard en de inrichting van het bouwwerk waar de werkzaamheden zullen worden verricht en de gegeven omgevingsfactoren, geen andere veilige werkwijze mogelijk is; en

    • b. in het werkplan tevens door die veiligheidskundige is geoordeeld en vastgelegd dat op de locatie waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden, die werkzaamheden overeenkomstig het werkplan veilig kunnen worden verricht.

  • 4. Onverminderd artikel 4.47c worden werkzaamheden waarbij gebruik wordt gemaakt van een werkbak of een werkplatform uiterlijk twee dagen voor aanvang van de werkzaamheden door de werkgever gemeld aan de toezichthouder. De melding bevat ten minste een beknopte beschrijving van:

    • a. de locatie waar de werkzaamheden worden verricht;

    • b. het aantal betrokken personen; en

    • c. de datum en het tijdstip waarop de werkzaamheden aanvangen, alsmede de duur ervan.

  • 5. Bij ministeriele regeling kan worden bepaald in welke bijzondere spoedeisende situaties de melding, in afwijking van het vierde lid, op een ander tijdstip kan plaatsvinden.

  • 6. De op grond van het vierde lid gemelde gegevens kunnen worden ingezien door de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, of bij het ontbreken daarvan, door de belanghebbende werknemers.

  • 7. Bij toepassing van het tweede lid worden uitsluitend werkbakken of werkplatforms gebruikt waarbij de volle belasting van de werkbak of het werkplatform en het bijbehorend hijsgereedschap niet meer bedraagt dan 25% van de maximale werklast van de hijskraan, tenzij er een technische voorziening is getroffen die de werklast begrenst op 50% of minder van de maximale werklast die met de hijskraan kan worden gehesen.

  • 8. Bij toepassing van het tweede lid is de bedieningsplaats van het hijswerktuig permanent bemenst.

  • 9. Bij toepassing van het tweede lid wordt de werkbak of het werkplatform op hoogte niet verlaten door de personen die zich daarop bevinden en niet betreden door de personen die zich buiten de werkbak of het werkplatform bevinden.

  • 10. Bij toepassing van het tweede lid geldt ten aanzien van de hijskraan die in combinatie met een werkbak of werkplatform wordt gebruikt, dat:

    • a. met een mobiele hijskraan, waaraan een bemande werkbak of een bemand werkplatform is bevestigd, niet wordt gereden;

    • b. met een op een kraanbaan rijdende hijskraan met een bemande werkbak of een bemand werkplatform met een snelheid van maximaal 2,5 km/uur wordt gereden;

    • c. de snelheid waarmee de last verticaal wordt verplaatst, de hoeksnelheid waarmee de giek wordt gedraaid en de snelheid waarmee de vlucht wordt gewijzigd, niet hoger zijn dan één kwart van de snelheid van de hijskraan waarvoor deze is ontworpen; en

    • d. de windsnelheid niet meer bedraagt dan 7 m/s.

  • 11. Bij toepassing van het tweede lid geldt ten aanzien van de betrokken personen dat:

    • a. zij bij de werkzaamheden beschikken over een doeltreffend communicatiemiddel; en

    • b. er doeltreffende voorzieningen zijn getroffen om hen bij gevaar te kunnen evacueren.

B

In artikel 9.3, tweede lid, onder f, wordt «7.23d, eerste, derde en vijfde lid» vervangen door «7.23d, derde, vierde en zevende tot en met elfde lid».

C

In artikel 9.5, vijfde lid, onder c, ten vijfde, wordt «7.18, eerste, derde en vijfde lid» vervangen door «7.18».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2020.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 april 2020

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Uitgegeven de elfde mei 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Deze wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna Arbobesluit) heeft betrekking op het vervoer van personen in werkbakken, die daarvoor niet bestemd of geschikt zijn. Het vervoer van personen in werkbakken die gekoppeld zijn aan hijs- of hefwerktuigen was niet toegestaan anders dan op basis van artikel 7.23d (oud) Arbobesluit. Artikel 7.23d (oud) werkte als een soort vrijstellingsregeling voor artikel 7.18, vierde lid, waarin is bepaald dat met een hijs- of hefwerktuig dat uitsluitend is bestemd en ingericht voor het vervoer van goederen, geen personen worden vervoerd. De voornaamste aanleiding om artikel 7.23d Arbobesluit aan te passen is de noodzaak het onterecht gebruik van werkbakken terug te dringen.

In artikel 7.23d (oud) lag sterk de nadruk op het incidentele en kortdurende karakter van de werkzaamheden. Werkzaamheden die jaarlijks vaker dan een enkele keer voorkwamen of per keer langer duurden dan vier uren, waren uitgesloten. Door die tijdsbeperking konden er echter situaties ontstaan waarin sprake was van op zich noodzakelijke werkzaamheden die echter niet binnen de kaders van de toenmalige regelgeving, op een veilige wijze verricht konden worden. Hierdoor heeft zich een praktijk ontwikkeld waarbij werkbakken worden ingezet voor het vervoer van personen op een wijze waardoor voor werknemers, met het Arbobesluit strijdige, veiligheids- en gezondheidsrisico’s ontstaan zoals blijkt uit een aantal recente ernstige incidenten die de Inspectie SZW onderzoekt.

Hijskranen, bestemd voor goederenvervoer, zijn niet uitgerust met de veiligheidsvoorzieningen, bedoeld in EU-richtlijn 2006/42/EG, waarmee machines bestemd en ingericht voor personenvervoer, (moeten) zijn uitgerust. Door het ontbreken van dergelijke veiligheidsvoorzieningen kunnen er veiligheids- en gezondheidsrisico’s ontstaan, die bij specifiek voor personenvervoer bestemde en ingerichte machines wel geborgd zijn. Behalve dat dergelijk gebruik tot veiligheids- en gezondheidsrisico’s kan leiden, werkt het concurrentieverstorend ten opzichte van bedrijven die wel passende arbeidsmiddelen of werkmethodes toepassen, en kan het op termijn innovatie doen stagneren. Niet voor niets is het gebruik van hijskranen voor vervoer van personen in beginsel verboden. Dat blijft het uitgangspunt.

Een bijkomende aanleiding is het signaal van de asbestsector dat het saneren van asbest en asbesthoudende producten van daken in 7% van de totale oppervlakte aan te saneren daken (100 miljoen m2), met de wettelijk toegestane en op de markt zijnde arbeidsmiddelen die geschikt zijn voor het vervoer van personen, niet mogelijk is. De sector was van mening dat het Arbobesluit, zoals dat luidde voorafgaand aan deze wijziging, te strikt was en verhinderde om een deel van de daken te saneren.

Voor het saneren van asbestdaken waarbij de belastbaarheid van het dak niet goed is vast te stellen is, is het uit oogpunt van veiligheid van de werknemers van belang dat zij het asbest kunnen verwijderen vanuit een veilige werkplek. Een werkbak die rondom voorzien is van een vast hekwerk om te voorkomen dat de werknemer eruit valt, is om die reden ongeschikt voor werkzaamheden waarbij van daaruit ondergelegen (de)montage werkzaamheden moeten worden verricht zoals onder andere bij asbestsanering van daken. Met name het kunnen laden en lossen van goederen of materialen ten behoeve van die (de)montage verlangt dat aan een zijde de hekwerken van de werkbak geopend moet kunnen worden dan wel open is. De noodzaak om op hoogte materialen te kunnen laden of lossen is ook te verwachten bij andersoortige werkzaamheden dan sanering van asbesthoudende dakbeplating, zoals bij de plaatsing van zonnepanelen.

Dit is ook de reden waarom in artikel 7.23d voor specifieke werkzaamheden waarbij op hoogte handmatig materialen geladen of gelost moeten worden is voorzien in een uitzondering van artikel 7.18, vierde lid, onder strikte voorwaarden wat betreft de toepassing van wat gedefinieerd is als een werkplatform aan een hijswerktuig. Een werkplatform is een platform van waaruit arbeid kan worden verricht en dat met uitzondering van één zijde is voorzien van hekwerken of waarvan het hekwerk aan een zijde kan worden geopend en waarmee het valgevaar van een persoon op hoogte vanaf het werkplatform wordt voorkomen.

Hoewel de urgentie voor deze uitzondering deels is weggevallen vanwege het feit dat een wijziging van de Wet milieubeheer (verwijdering asbest en asbesthoudende producten; Kamerstukken 34 675), dat voorzag een snelle sanering van asbesthoudende daken (eind 2024) op 4 juni 2019 is verworden door de Eerste Kamer, zal als gevolg van de doorgaande saneringswerkzaamheden van dergelijke daken, in bijzondere gevallen toch behoefte zijn aan de inzet van werkplatforms als geen andere geschikte arbeidsmiddelen of werkmethoden beschikbaar zijn. In die uitzonderlijke situaties moet gebruik van daarvoor niet bestemde en ingerichte hijswerktuigen toch mogelijk zijn. De door de werkgever aan te tonen technische noodzaak om gebruik te moeten maken van de uitzonderingsbepaling is leidend. Daarom is de tijdsbeperking geschrapt. Vanzelfsprekend moeten veiligheid en gezondheid van de personen in de werkbak of op het werkplatform onder alle omstandigheden gewaarborgd zijn.

De noodzaak om met een werkbak of werkplatform veilig te werken moet worden aangetoond in een schriftelijk werkplan.

Het onderzoek naar de toe te passen werkmethode en het opstellen van een werkplan is niet een geheel nieuwe verplichting maar sluit aan bij de bestaande Arbowetgeving. Het gaat dan om de schriftelijke inventarisatie en evaluatie van de arbeidsrisico’s die bij de werkzaamheden kunnen optreden (artikel 5 Arbowet), het voeren van arbobeleid dat er op gericht is de huidige stand van de wetenschap en de professionele dienstverlening op een juiste wijze toe te passen (artikel 3 Arbowet), het onderbouwd kunnen kiezen welk arbeidsmiddel in de genoemde situatie veilig toepasbaar is (artikel 7.3 Arbobesluit), het opstellen van een hijsplan om te garanderen dat de hijswerkzaamheden veilig kunnen worden uitgevoerd (artikel 7.18a, achtste lid, Arbobesluit). Nieuw is dat deze verplichting door een onafhankelijk deskundige, waarvan het kennis- en vaardighedenniveau wordt bewaakt, wordt beoordeeld en dat het oordeel van die deskundige wordt vastgelegd.

Het werkplan hoeft overigens geen apart document te zijn, het kan ook onderdeel zijn van een op de concrete situatie toegespitste risico-inventarisatie en -evaluatie als bedoeld in artikel 5 Arbowet, of van het werkplan dat door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf wordt opgesteld (artikel 4.50 Arbobesluit). Dit plan is noodzakelijk bij asbestverwijdering in de risicoklasse 2 of 2a, hetgeen bij asbestverwijdering van daken veelal het geval is. Bij het opstellen van het werkplan door de werkgever moet in ieder geval een gecertificeerde veiligheidskundige worden betrokken.

Door het mogelijk te maken het werkplan van artikel 7.23d Arbobesluit te combineren met de risico-inventarisatie en -evaluatie of het werkplan, bedoeld in artikel 4.50 Arbobesluit, worden de administratieve lasten zo laag mogelijk gehouden.

Het voorgaande laat onverlet dat er bij sanering van een zekere omvang of met bijzondere gevaren voor de veiligheid of gezondheid van de betrokken werknemers ook een Veiligheid- en Gezondheidsplan moet worden opgesteld (artikel 2.28 Arbobesluit). Verder is bij het saneren van asbestdaken ook milieuwetgeving van toepassing.

In verband daarmee wordt nog opgemerkt, dat het bij de onderhavige wijziging alleen gaat om de veiligheid en gezondheid van de werknemers die met gebruikmaking van een werkbak of werkplatform werkzaamheden uitvoeren. De toezichthouder is hier de Inspectie SZW. Ook kunnen en zullen er milieubelangen in het geding zijn (bijvoorbeeld als gevolg van de verspreiding van asbeststof bij het onjuist verwijderen of verpakken bij de sanering van asbestdaken). De bewaking van die milieubelangen loopt via de milieuwetgeving met de omgevingsdiensten als toezichthouder. De betrokken toezichthouders werken nauw samen.

Deze aanpassing van het Arbobesluit past binnen de richtlijn arbeidsmiddelen (Richtlijn nr. 2009/104/EG) waarin in bijlage I, onder punt 3.1.2, is bepaald dat het hijsen/heffen van werknemers uitsluitend is toegestaan met behulp van speciaal daarvoor bestemde arbeidsmiddelen. Onverminderd artikel 5 van Richtlijn 89/391/EEG, mogen bij wijze van uitzondering niet daarvoor bestemde arbeidsmiddelen worden gebruikt voor het hijsen/heffen van werknemers, mits passende maatregelen zijn genomen om de veiligheid te waarborgen, overeenkomstig de nationale wetgevingen of praktijken die in passend toezicht voorzien. Artikel 7.23d oud en nieuw geeft daar invulling aan.

Bedrijfseffecten en effecten voor regeldruk

Deze aanpassing van het Arbobesluit maakt het mogelijk om onder bijzondere voorwaarden te mogen werken met een werkbak of werkplatform. De noodzaak om met een werkbak of werkplatform veilig te werken moet worden aangetoond in een door de werkgever op te stellen schriftelijk werkplan, inclusief het oordeel van een gecertificeerde veiligheidskundige als bedoeld in artikel 2.7 Arbobesluit en worden gemeld aan de toezichthouder. De bijzondere voorwaarden ten aanzien van het werkplan leveren een beperkte administratieve last op nu dit werkplan kan worden gecombineerd met een op de concrete situatie toegespitste risico-inventarisatie en evaluatie of het werkplan dat bij asbestsanering van daken doorgaans door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf moet worden opgesteld.

Om het toenemende oneigenlijke gebruik en de daarmee samenhangende risico’s voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers terug te dringen wordt het noodzakelijk geacht een verplichte beoordeling door een gecertificeerde hogere veiligheidskundige op te leggen alsmede een meldingsplicht. Hieruit volgt een beperkte kostenverhoging voor een beperkt deel van de saneringen waarbij een werkplatform wordt gebruikt. Deze kosten worden proportioneel geacht in relatie tot de risico’s voor de veiligheid en gezondheid van werknemers. Het werkplan mag onderdeel uitmaken van de risico-inventarisatie en -evaluatie waartoe de werkgever al verplicht is. Bij asbestsanering bestaat overigens al een meldingsplicht, zodat in die gevallen geen sprake is van toenemende lasten op dat punt.

Voor de berekening van de regeldrukkosten dienen de kosten per handeling (P) vermenigvuldigd te worden met het aantal handelingen per jaar (Q). De inschatting is dat de inzet van een gecertificeerde hogere veiligheidskundige, met een tarief van 600 tot 800 euro per dag bedraagt, maximaal twee werkdagen nodig is. Aangenomen wordt dat een gemiddeld bedrag van 1.400 euro per geval verwacht kan worden. Onduidelijk is hoe vaak er op grond van het artikel 7.23d (oud) Arbobesluit gebruik is gemaakt van werkbakken die gekoppeld zijn aan hijs- of hefwerktuigen voor het vervoer van personen. De Inspectie SZW heeft aangegeven dat in een toenemend aantal gevallen oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van deze methode. De verwachting is dat met de aanpassing van artikel 7.23d het gebruik niet meer dan incidenteel (circa 100 keer per jaar) zal zijn. Bij die spaarzame gevallen is het gemiddelde bedrag van 1.400 euro van toepassing.

Het onderzoek van TNO toont aan dat het gebruik van een werkplatform in de asbestsector tot een minimum kan worden beperkt. De inschatting van de asbestsector is dat in 7% van het totale oppervlakte aan te saneren daken (100 miljoen m2), sanering met de reguliere, toegestane en op de markt zijnde arbeidsmiddelen niet mogelijk is. Op grond van het TNO onderzoek kan echter aangenomen worden dat er in werkelijkheid in meer gevallen met reeds toegestane middelen gesaneerd kan worden. Om die reden lijkt een iets lager percentage, namelijk 5% aannemelijker. De inschatting is dat het jaarlijks in maximaal 200 gevallen noodzakelijk zal zijn om gebruik te kunnen maken van werkplatforms. De totale regeldrukkosten worden geschat (P x Q) op maximaal 420.000 euro (100 x 1.400) + (200 x 1.400) in totaal per jaar. Om werkgevers tegemoet te komen en de regeldrukkosten te beperken, wordt in nauwe samenwerking met direct betrokken partijen (branche en toezichtouders) een leidraad ontwikkeld waarmee werkgevers beter kunnen inschatten of een bepaalde opdracht in aanmerking komt voor de inzet van een werkplatform en welke risicoreducerende maatregelen voor de hand liggen.

Consultatie Inspectie SZW

De Inspectie SZW deelt het uitgangspunt dat er in principe niet gewerkt zou moeten worden met hijswerktuigen met werkbakken of werkplatforms. Op basis van het TNO-rapport en de signalen uit de asbestsector zijn daarom ook aanscherpte voorwaarden opgenomen in het gewijzigde artikel 7.23d Arbobesluit.

De Inspectie SZW verwacht dat de wijziging van artikel 7.23d Arbobesluit zal bijdragen aan het terugdringen van oneigenlijk gebruik van werkbakken en werkplatforms aan hijswerktuigen en daardoor kunnen de risico’s op ongevallen van werknemers en derden afnemen. De nieuwe randvoorwaarden (plan, veiligheidskundige en melding) dwingen de werkgever tot een scherpe afweging van de noodzaak van de inzet van werkbakken en werkplatforms en, indien die inzet nodig blijkt, te zorgen voor veilige voorzieningen en werkuitvoering.

De meldingsplicht leidt er toe dat de Inspectie SZW weet wanneer en op welke locatie wordt gewerkt met werkbakken of werkplatforms aan een hijskraan. Hierdoor is de Inspectie SZW in staat gericht te handhaven.

Internetconsultatie

Van 2 oktober tot 13 november 2018 is een internetconsultatie uitgevoerd over onderhavige wijziging van het Arbobesluit gericht op de vaststelling van nieuwe regels met betrekking tot het gebruik van werkbakken en werkplatforms aan hijswerktuigen. Er zijn in totaal vijftien reacties binnengekomen. Op basis van deze reacties is het ontwerpbesluit op een aantal punten aangescherpt.

De regeldrukparagraaf is aangepast. Hierin is nu de volledige omvang van de regeldruk opgenomen.

Naar aanleiding van de internetconsultatie is verduidelijkt hoe het toezicht op de asbestregelgeving is georganiseerd. Toezichthouder op de Arbowetgeving is de Inspectie SZW. Eventuele milieubelangen worden bewaakt via de milieuwetgeving (omgevingsdiensten), waarbij nauw wordt samengewerkt tussen de betrokken toezichthouders.

Ten slotte zijn naar aanleiding van de internetconsultatie een aantal technische suggesties overgenomen. Zo is de beperking van de werklast tot 25% is verhoogd naar 50% mits er een technische voorziening is getroffen die de werklast begrenst op 50% of minder van de maximale werklast die met de hijskraan kan worden gehesen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

De behoefte aan het terugdringen van oneigenlijk gebruik van artikel 7.23d (oud) Arbobesluit enerzijds en de behoefte aan de inzet van werkbakken in situaties die artikel 7.23d (oud) niet mogelijk maakte, is thans gerealiseerd door in artikel 7.23d enerzijds het gebruik van werkbakken voor arbeid verricht door personen zowel op het niveau van een werkplan als op de concrete arbeidsplaats strakker te reguleren (definitie werkbak, noodzaaktoets, beoordeling door een en dezelfde gecertificeerde hogere veiligheidskundige, snelheid verplaatsen last en windsnelheid) en anderzijds iets meer ruimte te bieden aan het gebruik van werkplatforms voor het vervoer van personen bij onder andere de sanering van asbesthoudende daken.

Het nieuwe artikel 7.23d ziet op alle vormen van gebruik van werkbakken en werkplatform voor arbeid verricht door van personen aan hijswerktuigen. Hierbij hangen de werkbakken of werkplatforms vrij aan een kabel. Arbeid verricht door personen in werkbakken gekoppeld aan hefwerktuigen is niet meer toegestaan, omdat er inmiddels een ruime beschikbaarheid is van werkbakken die bevestigd zijn aan hefwerktuigen voorzien van een typekeur voor het gebruik van vervoer van personen. Van beide begrippen werkbak en werkplatform zijn definities opgenomen in het Arbobesluit.

Een werkbak is een bak van waaruit arbeid kan worden verricht en die rond om is voorzien van hekwerken waarmee wordt voorkomen dat een persoon op hoogte uit de bak kan klimmen of vallen. Een werkplatform is, zoals eerder aangegeven, een platform van waaruit arbeid kan worden verricht en dat met uitzondering van één zijde is voorzien van hekwerken of waarvan het hekwerk aan een zijde kan worden geopend en waarmee het valgevaar van een persoon op hoogte vanaf het werkplatform wordt voorkomen. Het onder andere bij asbestsanering te gebruiken werkplatform is dus aan een kant open dan wel kan aan een kant worden geopend. De hekwerken moeten voorkomen dat personen uit de bak of het platform kunnen klimmen of vallen.

Bij werkzaamheden die verband houden met het op hoogte kunnen laden en lossen van materialen mogen minder veilige werkplatforms worden gebruikt voor het vervoer van personen. De inzet van werkplatforms is beperkter dan bij werkbakken die voor andere werkzaamheden kunnen worden gebruikt, omdat de inzet uitdrukkelijk is gekoppeld aan de noodzaak tot het aansluitend aan (de)montage moeten kunnen laden of lossen van goederen op hoogte.

De inhoudelijke voorschriften van artikel 7.23d (oud) zijn in aangescherpte vorm gecontinueerd in het nieuwe artikel 7.23d, derde tot en met vijfde en zevende tot en met elfde lid.

Dat geldt ook voor de daarop gestelde bestuurlijke boetes voor werkgevers, alleen werkende werkgevers, zelfstandigen en werknemers.

Op niet-naleving van het derde lid staat voor de werkgever een bestuurlijke boete voor zowel de situatie dat een werkplan ontbreekt als de situatie, waarin overduidelijk (op het eerste gezicht) sprake is van een ondermaats werkplan.

Indien de beoordeling van het werkplan door de gecertificeerde hogere veiligheidskundige niet in overeenstemming is met het van deze gecertificeerde professional te verwachten onafhankelijke deskundig oordeel en daarmee afwijkend van zijn certificatie-eisen, dan zal de Inspectie SZW-contact opnemen met de certificerende instelling, die verantwoordelijk is voor de certificering van betrokkene, met het verzoek passende maatregelen te treffen.

De naleving van het zesde lid loopt via de Wet op de ondernemingsraden en artikel 7:611 BW (zo nodig met ondersteuning van de Inspectie SZW via artikel 24 Arbowet).

In artikel 7.23d, derde lid, zijn de voorwaarden opgenomen waaraan een werkgever moet voldoen om van de mogelijkheden die artikel 7.23d biedt, gebruik te mogen maken.

De primaire verplichting betreft het in een schriftelijk werkplan door hem (al of niet gecombineerd met een op de concrete situatie toegespitste risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 Arbowet, of het werkplan, bedoeld in artikel 4.50 Arbobesluit) vastleggen op welke wijze de werkzaamheden veilig vanuit een werkbak of vanaf een werkplatform kunnen worden verricht (onderdeel a). Onderbouwd zal moeten worden dat het werken met een werkbak of werkplatform in de concrete omstandigheden ter plaatse noodzakelijk is en de meest veilige werkwijze.

Moet op de locatie op meer plaatsen worden gewerkt, dan moeten al die plaatsten apart worden beoordeeld op de noodzaak van de inzet van een werkbak of werkplatform. De beoordelingen worden opgenomen in hetzelfde werkplan, dat ziet op de hele locatie.

Hiermee wordt ook rekenschap gegeven van de stand van de techniek en actualisering daarvan als gevolg van nieuwe ontwikkelingen. Daarbij moet worden gelet op de aard en inrichting van het bouwwerk waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden en de omgevingsfactoren. Tot de omgevingsfactoren horen onder meer bebouwing, open ruimtes en weersomstandigheden (windsnelheid, gladheid en lage temperatuur). Verder is de eis gesteld dat de situatie ter plaatse is beoordeeld en op grond van die beoordeling geconcludeerd kan worden dat de werkzaamheden onder de in het werkplan opgenomen randvoorwaarden veilig vanuit een werkbak of werkplatform kunnen worden verricht. Hiermee wordt de werkgever gedwongen zich rekenschap te geven van het directe gevaar dat hij introduceert voor de veiligheid en gezondheid van zijn werknemers en de eventueel door hem ingeschakelde zelfstandigen of alleen werkende werkgevers.

Tenslotte geldt als voorwaarde dat de in de onderdelen a en b vermelde beoordelingen (het werkplan in abstracto en op de concrete arbeidsplaats) moeten worden getoetst door een gecertificeerde hogere veiligheidskundige. Daarbij moet het dan gaan om dezelfde veiligheidskundige. Deze is goed op de hoogte van alle in’s en outs ter zake van het werkplan en kan vanuit die wetenschap de arboveiligheidsaspecten verbonden aan het gebruik van een werkbak of werkplatform voor arbeid verricht door personen op de concrete arbeidsplaats ook het beste beoordelen. Het zevende en negende tot en met elfde lid van artikel 7.23d zijn ontleend aan artikel 7.23d, derde, vijfde en zesde lid (oud), met dien verstande dat het tiende lid, onderdeel c (nieuw), in combinatie met het zevende lid dient ter voorkoming van een pendule effect (slingeren) van een werkbak of werkplatform, hetgeen knel- en pletgevaar oplevert. Om die reden is de hoeksnelheid waarmee de giek kan draaien en de snelheid waarmee de wagen over de giek kan worden verplaatst, beperkt tot één kwart van de snelheid waarvoor de hijskraan waar een werkbak of werkplatform aan hangt is ontworpen. Ook nieuw is onderdeel d betreffende de windsnelheid. Het moge duidelijk zijn dat onderdeel d een regelmatige monitoring door de werkgever noodzakelijk maakt.

In de Arbowetgeving is voor het verrichten van hijswerkzaamheden geen grenswaarde opgegeven voor de maximale windbelasting. Artikel 7.18a, dertiende lid, Arbobesluit geeft uitsluitend aan dat de werkzaamheden gestaakt dienen te worden bij weersomstandigheden die een gevaar voor de bedrijfsveiligheid zijn. Bij het vervoer van personen in een werkbak of op een werkplatform, welke aan een enkele hijskabel hangt, is het in het kader van arbeidsveiligheid van belang dat deze zo stil als mogelijk blijft hangen. De windbelasting op een werkbak of werkplatform zal deze doen slingeren waardoor er een verhoogd risico voor de veiligheid en gezondheid van de personen in een werkbak of op een werkplatform ontstaat. De gekozen grenswaarde van 7m/s is gebaseerd op en in overeenstemming met de Europese norm EN 14502-1:2010 Cranes – Equipment for the lifting of persons – Part 1: Suspended baskets.

Het vierde en vijfde lid bevatten een meldingsregeling bij gebruik van werkbakken voor arbeid verricht door personen. Daarbij dienen onder meer de werkmethoden (zoals inzet van een werkbak) te worden vermeld. Dat maakt het de Inspectie SZW mogelijk om desgewenst de werkzaamheden te bezoeken en te bekijken of onder de gegeven omstandigheden terecht met een werkbak wordt gewerkt. Tevens zal daarbij naar de relevante onderdelen van het werkplan en het oordeel van de veiligheidskundige worden gekeken. Ter zake is aangesloten bij artikel 4.47c Arbobesluit (meldplicht asbestsanering).

Uitgangspunt is een meldtermijn van 2 dagen. Het vijfde lid maakt het mogelijk daarvan af te wijken bij ministeriele regeling omdat de termijn van twee dagen die in het vierde lid genoemd wordt niet in alle gevallen toepasbaar is.

Het negende lid bevat een regeling specifiek bij het gebruik van werkplatforms en werkbakken. Personen mogen niet vanaf het werkplatform of de werkbak op een etage of het dak stappen. Ook mag niet vanaf een etage of het dak op het werkplatform of de werkbak worden gestapt. Het risico van valgevaar is daarvoor in de praktijk te groot.

Tot zover is sprake van generieke eisen die voorafgaand aan het aan het gebruik van hijs- en hefwerktuigen worden gesteld.

Daarnaast worden eisen gesteld aan de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden opdat van te voren verzekerd is dat de werkzaamheden onder veilige condities worden verricht. Daarbij gelden onder meer de algemene veiligheidseisen van de artikelen 3.2 (veilige arbeidsplaats) en 3.16 (werken op hoogte) Arbobesluit. Denk aan valgevaar, gladheid als gevolg van regen, sneeuw, hagel of ijzel en lage temperaturen (minder dan 4 graden Celsius). Deze zaken kunnen er uiteindelijk toe leiden dat moet worden besloten nog niet te beginnen of te stoppen met de werkzaamheden omdat de veiligheid of gezondheid van de betrokken werknemers op dat moment in het geding is.

Mocht blijken dat de veiligheidskundige onterecht heeft geoordeeld en vastgelegd dat op de locatie waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden, de werkzaamheden veilig kunnen worden verricht, dan kan de Inspectie SZW de werkzaamheden stilleggen en/of een bestuurlijke boete opleggen aan de werkgever. Verder zal door de Inspectie SZW een signaal worden doorgegeven aan de certificerende instelling hetgeen uiteindelijk kan leiden tot schorsing of intrekking van het certificaat van de betrokken veiligheidskundige door de certificerende instelling.

De positie van een zelfstandige of alleen werkende werkgever die opereert onder verantwoordelijkheid van een hoofdaannemer of werkgever, is met het bovenstaande al voldoende gewaarborgd. Hier is de hoofdaannemer of werkgever de eindverantwoordelijke.

Artikel I, onderdelen B en C

Deze onderdelen zorgen ervoor dat de verwijzingen in het Arbobesluit technisch kloppen.

Artikel II

De datum van inwerkingtreding van het besluit is 1 juli 2020.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Naar boven