
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Besluit van 22 april 2020 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 22 april 2020, nr. 2893708;
Gelet op artikel 35, eerste en tweede lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Onze Minister voor Rechtsbescherming is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 22 april 2020
Willem-Alexander
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Uitgegeven de vierentwintigste april 2020
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
NOTA VAN TOELICHTING
De Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid beoogt een aantal voorzieningen te treffen die noodzakelijk zijn in verband met de uitbraak van COVID-19. Artikel 35 van die wet bepaalt dat het moment van inwerkingtreding daarvan bij koninklijk besluit wordt bepaald alsmede dat bij dat besluit terugwerkende kracht kan worden verleend aan een aantal bepalingen in die wet.
Bij dit besluit wordt het tijdstip van inwerkingtreding vastgesteld en wordt bepaald dat aan de bepalingen waarvoor dat toegestaan is, terugwerkende kracht wordt verleend tot en met 16 maart 2020. Reden voor dit laatste is dat deze terugwerkende kracht nodig is om de nadelige gevolgen van de vóór de datum van inwerkingtreding reeds afgekondigde en nageleefde maatregelen ter voorkoming van besmettingsgevaar, zo veel mogelijk te beperken.
In verband met het spoedeisende karakter van de wet is bij de vaststelling van het moment van inwerkingtreding afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker