Besluit van 22 april 2020, houdende wijziging van het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 9 april 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2882452;

Gelet op artikel 33 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid en de artikelen 151e, eerste, derde en zesde lid, 151f, vierde en vijfde lid, 151h, derde en vierde lid, 151i, tweede en derde lid, en 177b, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 april 2020, nr. W16.20.0114/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 20 april 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2890815;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdelen b tot en met d, wordt «bloed» vervangen door «celmateriaal».

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef vervallen de woorden «onderzoek aan bloed ten behoeve van».

b. In onderdeel a wordt «human immunodeficiency virus» vervangen door «Aids».

c. In onderdeel b wordt «en» vervangen door een komma.

d. In onderdeel c wordt de punt vervangen door «, en».

e. Er wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, dat luidt:

  • d. COVID-19.

C

Onder vernummering van de paragrafen 3 tot en met 8 tot 4 tot en met 9 en van de artikelen 3 tot en met 16 tot 4 tot en met 17 wordt na paragraaf 2 een nieuwe paragraaf ingevoegd, die luidt:

§ 3. Aanwijzing van het te onderzoeken celmateriaal

Artikel 3

Als celmateriaal waaraan een onderzoek als bedoeld in artikel 151e, eerste lid, 151e, vijfde lid, artikel 151h, eerste lid, of artikel 151i, eerste lid, van de wet, kan worden verricht, wordt aangewezen:

  • a. bloed, indien het een onderzoek naar een ernstige besmettelijke ziekte als bedoeld in artikel 2, onderdelen a tot en met c, betreft, en

  • b. neus- en keelslijmvlies en sputum, indien het een onderzoek naar een ernstige besmettelijke ziekte als bedoeld in artikel 2, onderdeel d, betreft.

D

In het opschrift van paragraaf 4 (nieuw) wordt «bloed» vervangen door «celmateriaal».

E

Artikel 4 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «bloed» vervangen door «celmateriaal».

b. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In geval van artikel 3, onder a, worden twee buisjes die geen heparinebuisjes zijn, met 4 milliliter bloed afgenomen waarvan één buisje bloed is bestemd voor een onderzoek als bedoeld in artikel 151e, eerste lid, of artikel 151h, eerste lid, van de wet en één buisje bloed voor een onderzoek als bedoeld in artikel 151i, eerste lid, van de wet.

c. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een artikellid toegevoegd, dat luidt:

  • 3. In geval van artikel 3, onder b, worden aan de binnenkant van de neus- of keelholte zoveel slijmvlies afgenomen als voor het uitvoeren een onderzoek als bedoeld in artikel 151e, eerste lid, of artikel 151h, eerste lid, van de wet en voor een onderzoek als bedoeld in artikel 151i, eerste lid, van de wet nodig is of wordt betrokkene gevraagd voldoende sputum op te hoesten.

d. In het vierde lid (nieuw) wordt «bloed» vervangen door «celmateriaal».

F

In artikel 5 (nieuw) wordt «bloed» telkens vervangen door «celmateriaal», wordt «artikel 3, tweede lid» vervangen door «artikel 4, tweede lid» en wordt «Artikel 3, derde lid» vervangen door «Artikel 4, derde lid».

G

Artikel 6 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de aanhef wordt «bloed als bedoeld in artikel 3 of 4» vervangen door «celmateriaal als bedoeld in artikel 4 of 5».

2°. In onderdeel a wordt «bloed» telkens vervangen door «celmateriaal».

3°. De onderdelen b en c komen te luiden:

  • b. de verpakking van het celmateriaal van een identiteitszegel en een sluitzegel voorziet dat gelijk is aan het identiteitszegel, bedoeld onder a,.

  • c. ervoor zorgt dat het celmateriaal zo spoedig mogelijk wordt bezorgd bij een gemeentelijke gezondheidsdienst.

b. In het derde lid wordt «bloedtest justitie» vervangen door «onderzoek justitie».

H

Artikel 7 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste tot en met derde lid wordt «bloed» telkens vervangen door «celmateriaal».

b. In het eerste lid wordt «artikel 3 of artikel 4» vervangen door «artikel 4 of artikel 5».

c. In het derde lid wordt «het het verrichten van een onderzoek» vervangen door «het verrichten van een onderzoek» en wordt «artikel 5, derde lid» vervangen door «artikel 6, derde lid».

I

Artikel 8 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «het bloed, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, of artikel 6, derde lid, of het voorwerp, bedoeld in artikel 6, derde lid» vervangen door «het celmateriaal, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, of artikel 7, derde lid, of het voorwerp, bedoeld in artikel 7, derde lid».

b. In het tweede lid wordt «bloed» vervangen door «celmateriaal» en wordt «5, eerste lid, onder c, of artikel 6, derde lid,» vervangen door «6, eerste lid, onder c, of artikel 7, derde lid,».

J

Artikel 9 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «het ziekenhuis, bedoeld in artikel 7» vervangen door «het ziekenhuis, bedoeld in artikel 8».

b. In het vierde lid wordt «bloed» telkens vervangen door «celmateriaal».

K

Artikel 10 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «de gemeentelijke gezondheidsdienst, bedoeld in artikel 7, het resterende bloed waarmee dat onderzoek is verricht, en het bloed, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, of artikel 6, derde lid» vervangen door «de gemeentelijke gezondheidsdienst, bedoeld in artikel 8, het resterende celmateriaal waarmee dat onderzoek is verricht, en het celmateriaal, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, of artikel 7, derde lid».

b. In het tweede lid wordt «de gemeentelijke gezondheidsdienst, bedoeld in artikel 7, het resterende bloed waarmee dat onderzoek is verricht, en zorgt ervoor dat het bloed, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk in de verpakking, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, of artikel 6, derde lid» vervangen door «de gemeentelijke gezondheidsdienst, bedoeld in artikel 8, het resterende celmateriaal waarmee dat onderzoek is verricht, en zorgt ervoor dat het celmateriaal, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk in de verpakking, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, of artikel 7, derde lid».

c. In het derde lid wordt «een ziekenhuis, bedoeld in artikel 7, vernietigt het ziekenhuis het resterende bloed waarmee dat onderzoek is verricht, en verstrekt het de gemeentelijke gezondheidsdienst, bedoeld in artikel 7» vervangen door «een ziekenhuis, bedoeld in artikel 8, vernietigt het ziekenhuis het resterende celmateriaal waarmee dat onderzoek is verricht, en verstrekt het de gemeentelijke gezondheidsdienst, bedoeld in artikel 8».

d. In het vierde lid wordt «artikel 8, derde lid» vervangen door «artikel 9, derde lid».

L

Artikel 12 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «Artikel 8» vervangen door «Artikel 9» en wordt «artikel 10 vervangen door «artikel 11».

b. In het tweede lid wordt «het bloed, bedoeld in artikel 9, tweede lid, zo spoedig mogelijk in de verpakking, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, of artikel 6, derde lid» vervangen door «het celmateriaal, bedoeld in artikel 10, tweede lid, zo spoedig mogelijk in de verpakking, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, of artikel 7, derde lid».

M

In artikel 13, eerste lid, (nieuw) wordt «het bloed, bedoeld in artikel 9, tweede lid, het verslag van het onderzoek, bedoeld in artikel 8, derde lid» vervangen door «het celmateriaal, bedoeld in artikel 10, tweede lid, het verslag van het onderzoek, bedoeld in artikel 9, derde lid» en wordt «het bloed» vervangen door «het celmateriaal».

N

In artikel 17 (nieuw) wordt «Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte» vervangen door «Besluit onderzoek in strafzaken naar een ernstige besmettelijke ziekte».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 33 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid in werking treedt en vervalt op 1 september 2020, tenzij voor die datum een voorstel van wet bij de Tweede Kamer is ingediend dat het onderwerp van artikel 33 van die wet regelt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 april 2020

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Uitgegeven de vierentwintigste april 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Dit besluit heeft tot doel het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte op een aantal punten te wijzigen. De belangrijkste wijziging die dit besluit bevat, is de toevoeging van COVID-19 aan de lijst van ernstige besmettelijke ziekten die in artikel 2 van dat besluit is opgenomen (zie artikel I, onder B, van dit besluit). Op dit moment is die lijst beperkt tot human immunodeficiency virus (HIV), hepatitis B en hepatitis C. Voor die ernstige besmettelijke ziekten kan aan de hand van bloed dat de verdachte op vrijwillige basis (artikel 151e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering) of onder dwang (artikel 151e, tweede lid, of artikel 177b, vierde lid, van dat wetboek) afstaat, onderzoek worden uitgevoerd om vast te stellen of de verdachte drager is van een van die ziekten. Het onderzoek kan worden verricht in geval van een misdrijf waarbij uit aanwijzingen blijkt dat de verdachte het slachtoffer van dat misdrijf kan hebben besmet of dat de verdachte het slachtoffer met behulp van het celmateriaal van een derde heeft besmet door dit celmateriaal door een misdrijf op het slachtoffer over te brengen. Vanuit de praktijk wordt de noodzaak gevoeld om het onderzoek ook onder dwang te kunnen uitvoeren bij verdachten die politieambtenaren of anderen, zoals conducteurs of kassières, in het gezicht spugen of hoesten en daarbij aangeven dat zij met het coronavirus zijn besmet. Dit onderzoek kan op dit moment niet bij die verdachten worden afgedwongen omdat COVID-19 niet als ernstige besmettelijke ziekte in artikel 2 is aangewezen. Dat betekent dat nu niet met zekerheid gezegd kan worden of een zogeheten coronahoester of -spuger ook daadwerkelijk met het virus is besmet en, dus, of de betrokken politieambtenaar of medewerker en de omgeving waarin zij of hij verkeert, een reëel gezondheidsrisico lopen. Om daarin verandering te brengen en de gezondheid van politieambtenaren en anderen te beschermen, is COVID-19 bij dit besluit aan de lijst van ernstige besmettelijke ziekten toegevoegd. Die toevoeging is ook van belang om ervoor te zorgen dat de verdachte voor een zwaarder misdrijf kan worden vervolgd dan de misdrijven waarvoor coronahoesters en -spugers nu worden vervolgd. Uit de recente jurisprudentie blijkt dat zij voor bedreiging, mishandeling of belediging worden vervolgd en bestraft. Indien kan worden vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk is besmet met COVID-19, komen ernstigere misdrijven in beeld, zoals (poging tot) zware mishandeling.

De tweede wijziging die dit besluit bevat, ziet op de introductie van de mogelijkheid om voor een onderzoek naar een mogelijke besmetting met COVID-19 ander celmateriaal af te nemen dan voor de drie hiervoor genoemde, al aangewezen besmettelijke ziekten is toegestaan. Voor het onderzoek naar die ziekten is bloed het aangewezen onderzoeksmateriaal, terwijl voor het onderzoek naar COVID-19 slijmvlies dat van de binnenzijde van de neus of keel is weggehaald of sputum het meest geschikte onderzoeksmateriaal is. Hiervoor wordt verwezen naar artikel I, onder C, van dit besluit waarin een nieuwe paragraaf 3 met een nieuw artikel 3 in het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte is opgenomen dat bij dit besluit wordt omgedoopt tot het Besluit onderzoek in strafzaken naar een ernstige besmettelijke ziekte (zie de in paragraaf 2 opgenomen toelichting op artikel I, onder N).

De overige wijzigingen die in dit besluit zijn verwerkt, hangen met de twee hiervoor beschreven wijzigingen samen. In de hiernavolgende paragraaf zullen die, waar dat nodig is, worden toegelicht. In paragraaf 3 worden tot slot de administratieve en financiële gevolgen die uit dit besluit voortvloeien, in beeld gebracht.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onder B

Zoals in paragraaf 1 is aangegeven, wordt in dit artikelonderdeel COVID-19 in artikel 2 van het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte als ernstige besmettelijke ziekte aangewezen. Deze ziekte die door het virus Sars-CoV-2 wordt veroorzaakt, is, net zoals de drie in paragraaf 1 genoemde, al aangewezen ziekten, een infectieziekte die de verdachte op het slachtoffer kan overdragen door tijdens het plegen van een misdrijf een inbreuk te maken op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en die blijvend zwaar lichamelijk letsel ten gevolge kan hebben en levensbedreigend kan zijn.

In dit artikelonderdeel is tevens van de gelegenheid gebruikgemaakt om human immunodeficiency virus te vervangen door Aids. De reden daarvoor is dat het in artikel 2 gaat om aanwijzing van de ernstige besmettelijke ziekten en niet van de virussen die die ziekten veroorzaken. Aids is de ernstige besmettelijke ziekte waarvan het virus HIV de veroorzaker is.

In geval van hepatitis B en C is de benaming van de ziekte en het virus gelijkluidend en kan de huidige aanduiding dan ook gehandhaafd blijven.

Artikel I, onder N

In de citeertitel van het huidige Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte wordt ervan uitgegaan dat bloed het enige type celmateriaal is waaraan een onderzoek naar een mogelijke besmetting van een ernstige besmettelijke ziekte kan worden uitgevoerd. Omdat dat, zoals in paragraaf 1 is toegelicht, niet langer het geval is – bij COVID-19 geschiedt het onderzoek aan de hand van afgenomen slijmvlies uit de neus- of keel of opgehoest sputum, is de citeertitel van dat besluit niet langer dekkend en vervangen door: het Besluit onderzoek in strafzaken naar een ernstige besmettelijke ziekte.

Artikel II

Met de inwerkingtredingbepaling is aangesloten bij artikel 35, zesde lid, onder b, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. Het is de bedoeling dat voor 1 september 2020 bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel wordt ingediend waarin de tijdelijke voorziening om op grond van artikel 33 van die Tijdelijke wet van een verdachte slijmvlies of sputum af te nemen, wordt omgezet in een permanente regeling door wijziging van artikel 151e, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Als dat voorstel tot wet zal zijn verheven en in werking is getreden, zal dit besluit niet langer op artikel 33 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid gebaseerd zijn, maar enkel op de overige in aanhef van dit besluit genoemde bepalingen.

3. Administratieve en financiële gevolgen

Er zijn drie organisaties die de administratieve en financiële consequenties zullen dragen voor de wijzigingen die het gevolg zijn van dit besluit: het openbaar ministerie, de politie en de gemeentelijke gezondheidsdiensten. Het is de verwachting dat het aantal gevallen waarin van deze regeling gebruik zal worden gemaakt, in totaal beperkt zal zijn. Hierdoor worden de kosten voor de uitvoeringsorganisaties op nihil tot zeer beperkt geschat en kunnen daarmee binnen de bestaande begrotingen worden opgevangen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven