Besluit van 20 maart 2020, houdende wijziging van het Registratiebesluit BIG teneinde regels te stellen over het gebruik van het BIG-nummer door geregistreerde beroepsbeoefenaren

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Medische Zorg van 19 februari 2020, kenmerk 1651906-202257-WJZ;

Gelet op artikel 4a Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 maart 2020, no. W13.20.0040/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Medische Zorg van 17 maart 2020, kenmerk 1659071-202257-WJZ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Registratiebesluit BIG wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4a vervalt.

B

Er wordt een nieuw artikel 4a ingevoegd, dat luidt:

Artikel 4a

Een beoefenaar van een beroep als bedoeld in artikel 3 van de wet draagt er zorg voor dat zijn BIG-nummer kenbaar wordt gemaakt:

  • a. wanneer hem daarom wordt verzocht;

  • b. wanneer de beroepsbeoefenaar zijn naam in het kader van de uitoefening van het beroep of van een specialisme daarvan als bedoeld in artikel 14 van de wet, kenbaar maakt, dan wel ermee instemt dat zijn naam in dat kader kenbaar wordt gemaakt:

    • bij het gebruik van zijn naam op de website van de beroepsbeoefenaar of van de organisatie waarvoor hij het beroep of het specialisme daarvan uitoefent;

    • onder door de beroepsbeoefenaar of onder diens naam door zijn werkgever verzonden e-mailberichten.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2021.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 maart 2020

Willem-Alexander

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

Uitgegeven de tweede april 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 1 april 2019 is artikel 4a van het Registratiebesluit BIG in werking getreden. Dat artikel bepaalt in welke gevallen een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar zijn BIG-nummer aan het publiek kenbaar moet maken. Na de inwerkingtreding van artikel 4a bleek dat er bij de uitvoering problemen rezen en dat daardoor overleg met de veldpartijen noodzakelijk was. De Minister voor Medische Zorg heeft daarop besloten de verplichting uit artikel 4a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) vooralsnog niet te handhaven totdat verdere afstemming over de invulling van artikel 4a Wet BIG had plaatsgevonden. De Tweede Kamer is daarover bij brief van 8 maart 2018 geïnformeerd1. Dat overleg heeft inmiddels plaatsgevonden en heeft ertoe geleid dat artikel 4a anders zal worden ingevuld. Van 8 juli tot en met 30 september 2019 heeft internetconsultatie plaatsgevonden over het ontwerpbesluit dat de invulling nader regelt. Naar aanleiding van het advies van het Adviescollege toetsing regeldruk en reacties op de internetconsultatie is het ontwerpbesluit aangepast met als resultaat dit besluit. De uitwerking van de verplichting van artikel 4a Wet BIG om het BIG-nummer te vermelden bleek op bezwaren te stuiten. De verplichting om het nummer op basis van artikel 4a, zoals dat oorspronkelijk luidde, te vermelden via «andere digitale media» levert in de praktijk veel onduidelijkheid over wat wel en niet onder andere digitale media wordt verstaan. De verplichting het nummer te vermelden op facturen leidt in bepaalde situaties tot onevenredig grote administratieve lasten omdat systemen voor het digitaal indienen van declaraties zouden moeten worden omgebouwd. Ook de verplichting om het nummer te vermelden op briefpapier kan in bepaalde situaties leiden tot onevenredig grote administratieve lasten.

Daarom is de verplichting geschrapt om het nummer te vermelden bij gebruik via «andere digitale media», op briefpapier en op facturen.

Over de uitwerking op welke plekken het BIG-nummer moet worden vermeld heeft alsnog overleg plaatsgevonden met beroeps-, koepel- en consumentenorganisaties.

Vanuit de beroeps- en koepelorganisaties is voorgesteld om in de amvb ook uitdrukkelijk op te nemen dat een beoefenaar ervoor zorgt dat zijn BIG-nummer zo spoedig mogelijk wordt meegedeeld indien iemand daarom vraagt. Daarbij deden die organisaties de suggestie dat beroepsbeoefenaren die niet als zodanig op websites zijn vermeld, een telefoonnummer kenbaar kunnen maken waar het BIG-nummer kan worden opgevraagd. De verplichting om het BIG-nummer op verzoek te verstrekken is opgenomen in deze wijziging van de amvb zodat er geen twijfel over kan bestaan dat een BIG-geregistreerde op verzoek zijn BIG-nummer kenbaar moet (laten) maken. Naar aanleiding van het advies van het Adviescollege toetsing regeldruk en reacties op de internetconsultatie is ook de verplichting om het nummer te vermelden in wachtruimten geschrapt. Deze plek levert in de praktijk veel onduidelijkheid op en kan zo ook indirect tot veel extra administratieve lasten leiden. Niet digitaal vaardige patiënten kunnen als zij een zorginstelling of -praktijk bezoeken het BIG-nummer opvragen bij de receptie of aan een assistent van de beroepsbeoefenaar.

De plicht tot vermelding van het BIG-nummer op professionele websites is gehandhaafd. De verplichting geldt pas zodra de naam van de BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar in de in artikel 4a, onder b genoemde gevallen kenbaar wordt gemaakt. Dat kan dus zijn bij de inwerkingtreding van dit besluit, maar ook later, bijvoorbeeld wanneer een huisarts pas na de inwerkingtreding van dit besluit op de website van de huisartspraktijk zijn naam laat vermelden.

Het expliciet vermelden van BIG-nummers draagt bij aan de bekendheid van het bestaan en de functie van het BIG-register. Dit draagt vervolgens bij aan transparantie van kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid.

Het toevoegen van BIG-nummers op de professionele websites (aan de reeds aanwezige vermeldingen van de BIG-geregistreerden) vraagt om een eenmalige investering. Het bijwerken is relatief eenvoudig uit te voeren. Het betreft de website van de organisatie waarvoor de beroepsbeoefenaar het beroep uitoefent, zoals een ziekenhuis of groepspraktijk, of van de individuele beroepsbeoefenaar in geval van een solo-praktijk of zzp-er. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om vermelding van de naam en het beroep van een bedrijfsarts op intranet. Het BIG-nummer moet alleen worden vermeld op de eigen website of de website van de organisatie waarvoor de beroepsbeoefenaar het beroep uitoefent. Dus stel dat een arts werkt in een ziekenhuis en als docent op een universiteit, dan moet het BIG-nummer wel worden vermeld op de site van het ziekenhuis (als de arts daar vermeld staat), en niet op de site van de universiteit. Het BIG-nummer hoeft ook niet vermeld te worden op de website van een beroepsvereniging als daarop een overzicht van BIG-geregistreerde leden staat dat primair bedoeld is voor potentiële cliënten. Een beroepsvereniging is immers geen organisatie waarvoor de beroepsbeoefenaar het beroep uitoefent.

Het is mogelijk dat de BIG-nummers op een centrale plaats te vinden zijn, zoals op het overzicht van medewerkers of onder de contactgegevens als de beroepsbeoefenaar daar vermeld wordt. Als een BIG-geregistreerde op meerder plaatsen op de website vermeld staat, is het dan niet nodig op al die plaatsen het BIG-nummer te vermelden.

De toevoeging van het BIG-nummer aan de e-mailondertekening, waarin bijvoorbeeld ook een telefoonnummer, e-mailadres en bezoekadres zijn vermeld, is eenvoudig te realiseren door met een automatische e-mailondertekening te werken en daaraan eenmalig het BIG-nummer toe te voegen. Het kan gaan om een e-mail die de BIG-geregistreerde zelf stuurt of een e-mail die onder diens naam (in de hoedanigheid van BIG-geregistreerde) wordt verstuurd door bijvoorbeeld de werkgever of een assistent. Het BIG-nummer hoeft niet in het e-mailbericht zelf te worden toegevoegd als daarin de BIG-geregistreerde wordt genoemd, bijvoorbeeld als een zorginstelling een e-mail stuurt waarin een afspraak met de BIG-geregistreerde wordt bevestigd.

Wanneer een werkgever de naam van de BIG-geregistreerde op een van de voornoemde manieren vermeldt, dan kan de BIG-geregistreerde daar alleen mee instemmen onder de voorwaarde dat de werkgever ook zijn BIG-nummer vermeldt.

– Regeldruk en financiële lasten

De toelichting bij artikel 4 van het Registratiebesluit BIG, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onder B, bevat voor de verplichting een raming van administratieve lasten groot € 16.887.584. Door het schrappen van de verplichting het BIG-nummer te vermelden op facturen en in wachtruimtes blijft de toename van administratieve lasten beperkt tot € 2.734.496.

De huidige groep geregistreerde beroepsbeoefenaren waarvoor het verplichte gebruik van het BIG-nummer financiële lasten en regeldruk oplevert betreft naar schatting 156.046 (1 januari 2020) beroepsbeoefenaren. Het gaat hier om de geregistreerde beroepsbeoefenaren die zich mogelijk op de hier aan de orde zijnde wijzen naar buiten toe kenbaar maken als BIG-geregistreerde. Dit zijn dus niet alle beroepsbeoefenaren. Het is lastig een exacte inschatting te maken omdat de verplichting niet voor alle BIG-geregistreerden gevolgen heeft en ook niet in dezelfde mate. Daarnaast heeft een aantal BIG-geregistreerden altijd al het BIG-nummer vermeld op de website of in de e-mailondertekening. Voor de meerderheid van de verpleegkundigen geldt dat zij in dienstverband werken en niet met naam zijn vermeld op de website van de werkgever. De aanpassing van de website brengt in het algemeen meer administratieve lasten met zich mee dan de aanpassing van de automatische e-mailondertekening. De kans dat verpleegkundig specialisten vermeld worden op de website van hun werkgever is groter dan dat basisverpleegkundigen daar worden vermeld. Daarom zijn voor de berekening de verpleegkundig specialisten wel meegerekend maar de overige verpleegkundigen niet. Concreet betekent dit dat van de totaal 346.116 BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren, 190.070 verpleegkundigen (194.070 verpleegkundigen – 4.000 verpleegkundig specialisten) buiten beschouwing worden gelaten. Dit betekent dus niet dat er verpleegkundigen (niet zijnde verpleegkundig specialisten) zijn voor wie de verplichting geen gevolgen kan hebben. Het gaat hier om een totale schatting waarin het aantal niet in de berekening betrokken verpleegkundigen voor wie de verplichting wel gevolgen heeft min of meer wegvalt tegen de aantallen beroepsbeoefenaren van de andere beroepen voor wie de verplichting geen of beperkte gevolgen heeft.

De aanpassing van websites om het BIG-nummer toe te voegen kost naar schatting eenmalig € 10 per beroepsbeoefenaar. Daarmee komt het totaal van deze kosten op € 1.560.460 (156.046 beroepsbeoefenaren * € 10).

Naast de financiële lasten zorgt de aanpassing ook voor regeldruk. Zo zal het tijd kosten om het BIG-nummer te vermelden op de website en in de e-mailondertekening. De belasting in benodigde tijd hiervoor wordt geschat op in totaal gemiddeld 10 minuten per beroepsbeoefenaar. Uitgaande van een gemiddeld uurtarief van € 48, betekent dit aan eenmalige administratieve last € 1.248.368 (156.046 * 1/6 * € 48).

De inschatting van de totale lasten bedraagt eenmalig € 2.808.828 (€ 1.560.460 + € 1.248.368). Ten opzichte van de huidige bepaling valt de toename van de administratieve lasten daarmee € 14.078.756 lager uit.

– Advies Adviescollege toetsing regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft bij brief van 24 juli 2019 advies uitgebracht. Het college adviseert vanuit de optiek van regeldruk het verplicht kenbaar maken van het BIG-nummer in wachtruimten achterwege te laten. De ATR geeft aan dat er een minder belastende alternatief is, namelijk dat de patiënt het BIG-nummer bij de receptie of aan de assistent van de beroepsbeoefenaar kan vragen. Dat scheelt in de aanpassingskosten voor de wachtruimte.

Mede naar aanleiding van het advies van de ATR is het ontwerpbesluit aangepast: de verplichting is voor wachtruimten geschrapt.

– Advies Autoriteit Persoonsgegevens

Bij brief van 9 september 2019 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens aangegeven geen opmerkingen te hebben over het ontwerpbesluit.

– Internetconsultatie

In totaal zijn er 138 reacties ontvangen, waarvan 83 reacties met toestemming openbaar zijn. De meerderheid van de reacties was van beroepsbeoefenaren en werkgevers. Slechts enkele zorgconsumenten hebben gereageerd. Veel beroepsbeoefenaren en werkgevers gaven aan het niet eens te zijn met de verplichting zelf. De verplichting zelf is echter opgenomen in artikel 4a Wet BIG en staat daarmee niet meer ter discussie. De verplichting is eerder aanbevolen in de Tweede evaluatie van de Wet BIG (ZonMw 2013).

Naar aanleiding van de reacties zijn dit besluit en de toelichting op punten verduidelijkt. Een meerderheid van de respondenten gaf aan dat de regeling leidt tot onevenredige administratieve lasten. Opmerkelijk is in dat kader dat bijna een vierde van de respondenten plekken noemde waar het BIG-nummer naar hun veronderstelling vermeld zou moeten worden, zoals op briefpapier, naamkaartjes of zelfs overal, terwijl dat niet in het ontwerpbesluit stond. Deze reacties onderstrepen het belang om helder te communiceren over de verplichtingen die dit besluit meebrengt. Dit om te voorkomen dat voor beroepsbeoefenaren onduidelijk is waar zij wel én niet aan moeten voldoen.

Op de vraag of men suggesties heeft voor alternatieve plekken om het BIG-nummer te vermelden noemden veel respondenten plekken die meer administratieve lasten met zich meebrengen. Eerder is besloten om van vermelding op dergelijke plekken, zoals op gedragen naambordjes, visitekaartjes of briefpapier (afspraakbevestiging, verwijsbrief) af te zien juist vanwege de administratieve lasten.

Voorgesteld is om op de website te vermelden dat het BIG-nummer van een beroepsbeoefenaar aan de balie of telefonisch opgevraagd kan worden. Via de expliciete vermelding van het BIG-nummer worden patiënten (en anderen) echter geattendeerd op of herinnerd aan het bestaan van het BIG-register. Dit kan in combinatie met publiekvoorlichting stimuleren dat men vaker het BIG-register gaat raadplegen.

Een aantal respondenten geeft aan dat het vermelden van het BIG-nummer in strijd is met de privacywetgeving. Artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG) bepaalt dat een nummer dat ter identificatie van een persoon bij wet is voorgeschreven, bij de verwerking van persoonsgegevens slechts wordt gebruikt ter uitvoering van de desbetreffende wet dan wel voor doeleinden bij de wet bepaald. In artikel 4a Wet BIG is de verplichting tot het vermelden van het BIG-nummer opgenomen. Daarmee is voldaan aan art. 46 van de UAVG. In artikel 3, derde lid, Wet BIG is overigens bepaald dat het BIG-nummer een openbaar nummer is. Het nummer moet vermeld worden daar waar de naam van de beroepsbeoefenaar reeds vermeld is. De naam is dan dus al openbaar gemaakt.

Veel respondenten gaven als suggestie de zoekfunctie van het BIG-register te verbeteren. Sinds de invoering van het BIG-register in 1997 is vergeefs gezocht naar mogelijkheden om die functie te verbeteren. Zo levert het zoeken aan de hand van het werkadres enerzijds uitvoeringsproblemen op (meerdere werkadressen, niet actuele adressen, administratieve lasten om de werkadressen actueel te houden) en is het anderzijds een manier die minder betrouwbaar en eenvoudig is dan het zoeken op BIG-nummer.

Als gekeken wordt naar buitenlandse openbare registers voor beroepsbeoefenaren of naar andersoortige, openbare registers, dan komt daaruit naar voren dat de meest betrouwbare en eenvoudige manier om een persoon in een register te vinden het gebruik van een uniek, persoonsgebonden nummer is.

Aan de betrokken beroeps- en koepelorganisaties is gevraagd om concrete verbetersuggesties voor de manier waarop gezocht kan worden in het BIG-register. Geen van de organisaties heeft een suggestie gedaan. Ook uit de reacties op de internetconsultatie is hiervoor geen bruikbare suggestie gekomen.

Veel respondenten gaven de suggestie om de publieksvoorlichting over het BIG-register te verbeteren, zodat patiënten het BIG-register vaker zullen gaan gebruiken om te controleren of een beroepsbeoefenaar bevoegd is om het beroep uit te oefenen.

Het BIG-register is bezig de publieksvoorlichting te verbeteren.

Naar aanleiding van opmerkingen van Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (VenVN) over de gevolgen van de verplichting voor verpleegkundigen, is in de toelichting over de administratieve lasten daarover een nadere toelichting opgenomen en is de berekening van de administratieve lasten aangepast.

Van de beroeps- en koepelorganisaties die hebben gereageerd, hebben de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP), de Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie en haar specialismen (NVGzP), het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO) en de Federatie van Gezondheidszorgpsychologen en Psychotherapeuten (FGzPt) aangegeven dat zij zich in het ontwerpbesluit kunnen vinden. De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG), mede namens de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT), de Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT), de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP), het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF), de Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA) en OVAL, gaf aan de verplichte vermelding in wachtruimten ongewenst te vinden vanwege administratieve lasten en omdat er een minder belastend alternatief is, zoals genoemd door het ATR. Voor het overige konden deze organisaties zich vinden in het ontwerpbesluit.

Artikelsgewijs

Artikel I

B

Omdat artikel 4a van het Registratiebesluit BIG, zoals dat bij het Besluit van 22 februari 20192 is vastgesteld, niet wordt gehandhaafd totdat artikel I, onderdeel A in werking treedt, hoeft de intrekking van artikel 4a niet te wachten op de nieuwe vaststelling van dat artikel. Er is daarom gekozen voor de gefaseerde uitvoering van dit besluit.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins


X Noot
1

Kamerstukken II, 2018-2019, 29 282, nr. 354.

X Noot
2

Besluit van 22 februari 2019, houdende wijziging van het Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid, het Besluit periodieke registratie Wet BIG, het Registratiebesluit BIG, het Besluit psychotherapeut en het Tuchtrechtbesluit BIG in verband met tekstuele verbeteringen en verduidelijkingen die noodzakelijk zijn door de inwerkingtreding van de Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de wet (Stb. 2018, 260)

Naar boven