Besluit van 30 januari 2019, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XVII van de Reparatiewet BZK 2018 (Stb. 2018, 106) en van artikel IV, onderdeel A, van de wet van 8 maart 2017 tot wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman alsmede tot wijziging van de Algemene Pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met enkele rechtspositionele aanpassingen van meer technische aard (Stb. 2017, 98)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 25 januari 2019, nr.2019-0000026273, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Gelet op artikel XIX van de Reparatiewet BZK 2018 en artikel VI van de wet van 8 maart 2017 tot wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman alsmede tot wijziging van de Algemene Pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met enkele rechtspositionele aanpassingen van meer technische aard (Stb. 2017, 98);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Artikel XVII van de Reparatiewet BZK 2018 (Stb. 2018, 106) treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Artikel 2

Artikel IV, onderdeel A, van de wet van 8 maart 2017 tot wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman alsmede tot wijziging van de Algemene Pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met enkele rechtspositionele aanpassingen van meer technische aard (Stb. 2017, 98) treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2015.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 30 januari 2019

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Uitgegeven de vijftiende februari 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

De wet van 8 maart 2017 tot wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen en de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman alsmede tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met enkele rechtspositionele aanpassingen van meer technische aard (Stb. 2017, 98) bevat in artikel IV, onderdeel A, een wijziging van artikel 3, eerste lid, van de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman (introductie van de mogelijkheid van een eenmalige uitkering voor de in die wet genoemde betrokkenen). In de memorie van toelichting is daarover opgemerkt dat aan deze wijziging terugwerkende kracht wordt verleend tot en met 1 oktober 2015 (kamerstukken II 2016/17, 34 626, nr. 3, blz. 6). In de wet zelf ontbrak per abuis echter een bepaling die in die mogelijkheid voorziet. Die omissie is hersteld in artikel XVII van de Reparatiewet BZK 2018 (Stb. 2018, 106).

Met het onderhavige besluit wordt in artikel 1 de inwerkingtreding vastgesteld van artikel XVII van de Reparatiewet 2018 (Stb. 2018, 106). Aansluitend wordt in artikel 2 de inwerkingtreding van artikel IV, onderdeel A, van genoemde wet van 8 maart 2017 met terugwerkende kracht tot en met 1 oktober 2015 vastgesteld.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven