Wet van 10 juli 2019 tot wijziging van de Wet langdurige zorg om toegang tot deze wet te bieden aan mensen die vanwege een psychische stoornis blijvend behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg nabij

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is toegang tot de Wet langdurige zorg te bieden aan mensen die vanwege een psychische stoornis blijvend behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. behandeling, die noodzakelijk is in verband met de aandoening, beperking, stoornis of handicap van de verzekerde, omvattende:

    • 1°. geneeskundige zorg van specifiek medische, specifiek gedragswetenschappelijke of specifiek paramedische aard, en

    • 2°. geneeskundige zorg zoals klinisch-psychologen en psychiaters plegen te bieden in verband met de psychische stoornis van de verzekerde;.

B

Artikel 3.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking» ingevoegd: , een psychische stoornis.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste lid heeft een jeugdige als bedoeld in de eerste twee onderdelen van het begrip jeugdige van artikel 1.1 van de Jeugdwet geen recht op zorg indien hij vanwege een psychische stoornis een blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid als bedoeld in het eerste lid, onder a en b.

C

Artikel 3.2.2 vervalt.

D

Artikel 3.3.4 vervalt.

ARTIKEL IA

Artikel 3.2.1, zesde lid, van de Wet langdurige zorg vervalt.

ARTIKEL II

  • 1. Het CIZ stelt voorafgaand aan 1 januari 2021 op aanvraag van de verzekerde het recht op zorg vast van de verzekerde die vanwege een psychische stoornis overeenkomstig artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg, zoals dat artikel komt te luiden na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet, is aangewezen op zorg.

  • 2. Het CIZ stelt het recht op zorg, bedoeld in het eerste lid, vast in een indicatiebesluit als bedoeld in artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg waarvan de geldigheidsduur ingaat op 1 januari 2021.

ARTIKEL IIA

  • 1. Het CIZ stelt voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel IA op aanvraag vast of een verzekerde als bedoeld in artikel 3.2.1, zesde lid, van de Wet langdurige zorg met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IA recht heeft op zorg vanwege een psychische stoornis.

  • 2. Het CIZ verricht de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, op basis van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg, zoals dat artikellid komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B.

  • 3. Het CIZ stelt het recht op zorg, bedoeld in het eerste lid, vast in een indicatiebesluit als bedoeld in artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg waarvan de geldigheidsduur ingaat op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IA.

ARTIKEL III

Indien een verzekerde ervoor kiest de zorg op grond van het indicatiebesluit als bedoeld in artikel II, tweede lid, tot gelding te brengen met verblijf in een instelling, en hij voor 1 januari 2021 reeds in een dergelijke instelling verblijft dan wel beschermd woont als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, spant de Wlz-uitvoerder zich ervoor in dat de verzekerde het verblijf bij die aanbieder kan voortzetten.

ARTIKEL IIIA

Indien een jeugdige als bedoeld in de eerste twee onderdelen van het begrip jeugdige van artikel 1.1 van de Jeugdwet ervoor kiest de zorg op grond van het indicatiebesluit, bedoeld in artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg, tot gelding te brengen met verblijf in een instelling, en hij voor inwerkingtreding van artikel IA reeds in een dergelijke instelling verblijft, spant de Wlz-uitvoerder zich ervoor in dat de verzekerde het verblijf in die instelling kan voortzetten.

ARTIKEL IV

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van aanspraken, rechten en verplichtingen van verzekerden waarvan het CIZ vaststelt dat zij vanwege een psychische stoornis overeenkomstig artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg zijn aangewezen op zorg.

ARTIKEL IVa

Het recht op voortzetting van de zorg, bedoeld in artikel 3.2.2 van de Wet langdurige zorg, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, geldt voor een verzekerde voor wie dit recht is ingegaan voor dat tijdstip gedurende de resterende duur van het betreffende indicatiebesluit.

ARTIKEL IVb

Gedurende de geldigheid van het recht op voorzetting van zorg op grond van artikel IVa blijft artikel 3.3.4 van de Wet langdurige zorg, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van toepassing voor de betreffende verzekerde.

ARTIKEL V

  • 1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. De voordracht voor een koninklijk besluit als bedoeld in het eerste lid wordt, indien het de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, betreft, niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 3. De voordracht voor een koninklijk besluit als bedoeld in het eerste lid wordt, indien het de inwerkingtreding van artikel IA betreft, niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 10 juli 2019

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

Uitgegeven de zesentwintigste november 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 146

Naar boven