Besluit van 11 oktober 2019 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 22 mei 2019 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES in verband met de strafbaarstelling van het in justitiële inrichtingen binnenbrengen van verboden voorwerpen (Stb. 2019, 200)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 8 oktober 2019, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2716991;

Gelet op artikel III van de Wet van 22 mei 2019 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES in verband met de strafbaarstelling van het in justitiële inrichtingen binnenbrengen van verboden voorwerpen (Stb. 2019, 200);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet van 22 mei 2019 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES in verband met de strafbaarstelling van het in justitiële inrichtingen binnenbrengen van verboden voorwerpen (Stb. 2019, 200) treedt in werking met ingang van 1 november 2019.

Onze Minister voor Rechtsbescherming is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 oktober 2019

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de drieëntwintigste oktober 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Met gebruikmaking van Aanwijzing 4.17, vijfde lid, wordt met het tijdstip van inwerkingtreding afgeweken van de vaste verandermomenten, omdat de uitvoeringspraktijk geholpen is met een spoedige inwerkingtreding van de strafbaarstelling. Het betreft ernstige problematiek die vraagt om een urgente aanpak.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven