Besluit van 11 oktober 2019 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie van de richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PbEU 2017, L 198)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 18 september 2019, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2705381;

Gelet op artikel 6 van het Wetboek van Strafrecht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 oktober 2019, nr. W16.19.0296/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 10 oktober 2019, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2717664;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 4 van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot zevende en achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. De Nederlandse strafwet is toepasselijk op de Nederlander of de vreemdeling die in Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een van de misdrijven omschreven in de artikelen 177, 178, 225, eerste en tweede lid, 227a, 227b, 323a, 326, 363, 364 en 420bis tot en met 420ter van de wet en de artikelen 69 en 69a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, voor zover het feit valt onder de omschrijving van de artikelen 3, 4 en 5 van de richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PbEU 2017, L 198).

2. In het achtste lid (nieuw) wordt «eerste tot en met vijfde lid» vervangen door «eerste tot en met zesde lid».

ARTIKEL II

Na het onderdeel met het opschrift «artikel 4, vierde en vijfde lid» van de bijlage bij het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

Artikel 4, zesde lid

  • De richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PbEU 2017, L 198)

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 oktober 2019

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Uitgegeven de drieëntwintigste oktober 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit wordt het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht gewijzigd met het oog op de implementatie van de rechtsmachtbepaling in de richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PbEU 2017, L 198). Artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van die richtlijn verplicht de lidstaten rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de ingevolge de richtlijn strafbaar te stellen feiten, wanneer deze zijn gepleegd door een eigen onderdaan. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot implementatie van de richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PbEU 2017, L 198) (Kamerstukken II 2018/19, 35 160, nr. 3) is beschreven hoe aan deze verplichting uitvoering zal worden gegeven. De uitwerking hiervan is thans neergeslagen in artikel 4, zesde lid, van het besluit.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven