Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Defensie | Staatsblad 2019, 340 | Klein Koninklijk Besluit |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Defensie | Staatsblad 2019, 340 | Klein Koninklijk Besluit |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Defensie van 4 september 2019, nr. BS2019016446, directie juridische zaken, cluster wet- en regelgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Onze Minister van Defensie is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 17 september 2019
Willem-Alexander
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Uitgegeven de eenentwintigste oktober 2019
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De vaandels en standaarden van de Nederlandse krijgsmacht gaan terug tot de beginjaren van het Koninkrijk. Oorspronkelijk een veldteken en verzamelpunt in de strijd te land, is een vaandel of standaard heden ten dage vooral een symbool van saamhorigheid en van trouw van de eenheid aan de vorst. Een vaandel- of standaardopschrift kan worden toegekend indien de eenheid met ere heeft deelgenomen aan krijgsverrichtingen en zich op enig moment en/of op enige locatie heeft onderscheiden ten opzichte van andere eenheden. Bij de beoordeling worden in beschouwing genomen de aard en de wijze van het optreden, de samenstelling van het verband en de feiten en omstandigheden waaronder de strijd werd gevoerd. Hierbij wordt getoetst aan de criteria voor moedig, beleidvol en dapper optreden en aan de wettelijke grenzen van het optreden.
In het vaandel van het Korps Mariniers staan thans de wapenfeiten: «Chatham», «Spanje-Algiers», «West-Indië», «Seneffe», «Kijkduin», «Doggersbank», «Atjeh-Bali», «Rotterdam», «Javazee», «Java en Madoera» en «Nieuw-Guinea».
De gewapende aanval op de Verenigde Staten op 11 september 2001 was voor Nederland aanleiding om in het kader van collectieve zelfverdediging deel te nemen aan Operation Enduring Freedom (OEF). Vanaf januari 2002 nam Nederland deel aan International Security Assistance Force (ISAF) in Afghanistan, die vanaf augustus 2003 werd geleid door de NAVO. Het Bonn-akkoord uit 2001 en de Resoluties 1386 en volgende van de VN-Veiligheidsraad verschaften ISAF het mandaat om in Afghanistan «by all necessary means» veiligheid te brengen, de stabiliteit te bevorderen en de steun voor de Taliban en aanverwante groeperingen te verminderen. In 2006 besloot de Nederlandse regering tot een civiel-militaire bijdrage in de zuidelijke sector van ISAF. Hierbij werd nadrukkelijk de aandacht gevestigd op het opbouwkarakter van de missie. Dit bleek echter al vrij snel na aanvang een onderschatting te zijn. Geconfronteerd met tegenstanders die als zodanig vaak onherkenbaar waren, zich bevonden tussen de bevolking en bij uitblijvende successen in het reguliere gevecht in toenemende mate gebruik maakten van Improvised Explosive Devices (IED’s), veranderde het operationele concept van de Nederlandse bijdrage in de loop van de operatie.
De Nederlandse troepen traden op in samengestelde verbanden van gevechtseenheden, gevechtssteuneenheden en logistieke eenheden. De aard, omvang en intensiteit alsmede de wijze van optreden van de Nederlandse troepen waren in deze combinatie niet eerder voorgekomen. Dit betekent dat bij de meeste onderscheidende acties verschillende vaandel- of standaardvoerende eenheden betrokken waren.
Na de aanvankelijke ontplooiing in 2004, en later vanwege OEF van 2005 tot 2006 in Kandahar met eenheden van het Korps Commandotroepen, maakten militairen van het Korps Mariniers in de periode 2006–2010 deel uit van ISAF. Hierbij namen mariniers deel aan de Nederlands-Australische Task Force Uruzgan (TFU) in de provincie Uruzgan, en in 2009–2010 aan de special operations taakgroep Task Force 55 in de provincies Helmand, Kandahar en Uruzgan. Gedurende deze jaren voerden mariniers vele speciale operaties uit, vaak samen met Nederlandse commando’s, en waren veelvuldig in gevecht met de vijand.
In 2006 en 2007 waren de voornaamste doelstellingen van de speciale eenheden het verzamelen van gevechtsinlichtingen en het leggen van contacten met autoriteiten en bevolking in de provincie Uruzgan. De verkenningen lokten regelmatig gevechten uit. In juni 2007 speelden mariniers een belangrijke rol bij het voorkomen dat opstandelingen het districtscentrum Chora overrompelden. Tijdens verschillende operaties raakten mariniers van de speciale eenheden veelvuldig en langdurig in intensieve gevechten met opstandelingen verwikkeld. Door koelbloedig optreden en kundige inzet van vuursteunmiddelen wisten ze zich keer op keer uit benarde posities te manoeuvreren. Mariniers vochten in de laatste maanden van 2007 op wisselende fronten fel tegen kundig optredende tegenstanders. In 2009 en 2010 waren speciale eenheden van het Korps Mariniers in het kader van Task Force 55 actief in de provincies Helmand, Kandahar en Uruzgan met inzet ver in vijandelijk gebied. De acties waren gericht tegen vrijhavens en steunpunten van de opstandelingen. Daar waar opstandelingen voorheen ongemoeid waren gelaten, bleken zij goed voorbereid op confrontaties met de coalitietroepen. Bovendien waren in de vrijhavens vaak tactisch onderlegde commandanten aanwezig, die hun terrein niet wilden vrijgeven.
In de periode 2006–2008 maakten op individuele basis 103 mariniers deel uit van meerdere Operational Mentoring and Liaison Teams (OMLT) bij eenheden van het Afghaanse Nationale Leger (ANA) in de provincies Helmand, Kandahar en Uruzgan. Deze teams verzorgden niet alleen de training van eenheden van het ANA, maar namen ook samen met deze bondgenoten deel aan gevechtsacties en operaties van speciale eenheden. Wegens taal- en cultuurverschillen, de mate van training van ANA-personeel en onvoldoende beschikbaarheid van geschikte middelen, betekenden deze werkzaamheden voor de mariniers een substantiële verhoging van de risico’s, zeker tijdens gezamenlijke gevechtsacties buiten de poort.
Voorts leverde het Korps Mariniers in Uruzgan in 2008 en 2009 vuurleidingsspecialisten aan Marine Joint Effects Observers Groups (MJEOG) en in 2009 en 2010 infanteriecompagnieën als onderdeel van de TFU Battle Group. Onderdelen van infanteriecompagnieën namen incidenteel deel aan operaties van de special forces en waren enkele keren betrokken bij gevechtscontacten met opstandelingen. Bij de infanteriecompagnieën vielen betrekkelijk veel slachtoffers door IED’s.
De inzet van mariniers in de periode 2006–2010 werd gekenmerkt door (morele) moed, veelzijdige en brede professionaliteit, weloverwogen planning en gedurfde operationele methodes en de wil om te winnen door het verschil te maken.
Korporaal van de mariniers Jeroen Houweling en marinier der 1e klasse Marc Harders sneuvelden tijdens het uitoefenen van hun taak. Aan achttien mariniers is het Draaginsigne Gewonden toegekend. Aan twaalf mariniers zijn dapperheidsonderscheidingen verleend: zeven Bronzen Kruizen en vijf Kruizen van Verdienste.
Gelet op het positieve advies van de Traditiecommissie Krijgsmacht wordt aan de opschriften in het vaandel van het Korps Mariniers toegevoegd het opschrift «Helmand, Kandahar en Uruzgan» in verband met het uitvoeren van speciale en reguliere gevechtsoperaties van 2006 tot 2010 in Helmand, Kandahar en Uruzgan.
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2019-340.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.