Besluit van 11 september 2019, tot toekenning van het standaardopschrift «Uruzgan 2006-2007» aan het Korps Veldartillerie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Defensie van 4 september 2019, nr. BS2019016438, directie juridische zaken, cluster wet- en regelgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Aan de opschriften van de standaard van het Korps Veldartillerie wordt toegevoegd het opschrift «Uruzgan 2006-2007» in verband met de inzet van de Forward Observers en Forward Air Controllers als essentieel onderdeel van de vuursteunketen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 december 2019.

Onze Minister van Defensie is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 september 2019

Willem-Alexander

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Uitgegeven de achttiende oktober 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

De vaandels en standaarden van de Nederlandse krijgsmacht gaan terug tot de beginjaren van het Koninkrijk. Oorspronkelijk een veldteken en verzamelpunt in de strijd te land, is een vaandel of standaard heden ten dage vooral een symbool van saamhorigheid en van trouw van de eenheid aan de vorst. Een vaandel- of standaardopschrift kan worden toegekend indien de eenheid met ere heeft deelgenomen aan krijgsverrichtingen en zich op enig moment en/of op enige locatie heeft onderscheiden ten opzichte van andere eenheden. Bij de beoordeling worden in beschouwing genomen de aard en de wijze van het optreden, de samenstelling van het verband en de feiten en omstandigheden waaronder de strijd werd gevoerd. Hierbij wordt getoetst aan de criteria voor moedig, beleidvol en dapper optreden en aan de wettelijke grenzen van het optreden.

In de standaard van het Korps Veldartillerie staan thans de wapenfeiten: «Citadel van Antwerpen 1832» en «Mill 1940».

De gewapende aanval op de Verenigde Staten op 11 september 2001 was voor Nederland aanleiding om in het kader van collectieve zelfverdediging deel te nemen aan Operation Enduring Freedom (OEF). Vanaf januari 2002 nam Nederland deel aan International Security Assistance Force (ISAF) in Afghanistan, die vanaf augustus 2003 werd geleid door de NAVO. Het Bonn-akkoord uit 2001 en de Resoluties 1386 en volgende van de VN-Veiligheidsraad verschaften ISAF het mandaat om in Afghanistan «by all necessary means» veiligheid te brengen, de stabiliteit te bevorderen en de steun voor de Taliban en aanverwante groeperingen te verminderen. In 2006 besloot de Nederlandse regering tot een civiel-militaire bijdrage in de zuidelijke sector van ISAF. Hierbij werd nadrukkelijk de aandacht gevestigd op het opbouwkarakter van de missie. Dit bleek echter al vrij snel na aanvang een onderschatting te zijn. Geconfronteerd met tegenstanders die als zodanig vaak onherkenbaar waren, zich bevonden tussen de bevolking en bij uitblijvende successen in het reguliere gevecht in toenemende mate gebruik maakten van Improvised Explosive Devices (IED’s), veranderde het operationele concept van de Nederlandse bijdrage in de loop van de operatie.

De Nederlandse troepen traden op in samengestelde verbanden van gevechtseenheden, gevechtssteuneenheden en logistieke eenheden. De aard, omvang en intensiteit alsmede de wijze van optreden van de Nederlandse troepen waren in deze combinatie niet eerder voorgekomen. Dit betekent dat bij de meeste onderscheidende acties verschillende vaandel- of standaardvoerende eenheden betrokken waren.

In de periode 2006–2010 maakten militairen van het Korps Veldartillerie deel uit van ISAF, onder meer als onderdeel van de Nederlands-Australische Task Force Uruzgan (TFU) in de provincie Uruzgan. Militairen van het korps waren in nagenoeg alle gelederen van de TFU aanwezig en vormden een essentieel onderdeel van de Nederlandse inspanningen en de vuursteunketen in Uruzgan.

Na hun initiële ontplooiing via Kandahar werd tijdens operatie «Medusa» vuursteun geleverd. Daarna werden de pantserhouwitsers gestationeerd in «Kamp Holland» en «Camp Hadrian». ISAF-operaties werden doorgaans alleen uitgevoerd als vuursteun met deze zware vuurmonden kon worden gegarandeerd. De geleverde vuursteun gaf bij gevechtscontacten regelmatig de doorslag bij het behalen en behouden van tactisch overwicht, als escalatiemiddel, als breekijzer en als redmiddel. Het korps leverde voorts individuele militairen voor de Operational Mentoring and Liaison Teams (OMLT’s) en vormde de kern van een Provincial Reconstruction Team (PRT) van september 2007 tot maart 2008.

Het Korps Veldartillerie onderscheidde zich van 2006–2007 met de inzet van de bij de manoeuvre-eenheden ingedeelde Forward Observers en Forward Air Controllers. Als essentiële schakel in de vuursteunketen waren zij verantwoordelijk voor de gecoördineerde inzet en eindgeleiding van grondgebonden vuursteun en luchtsteun. ISAF-eenheden konden erop vertrouwen dat de Forward Observers en Forward Air Controllers in de frontlinie ervoor zorgden dat de vuursteun op de juiste plaats en tijd (een beslissende) uitwerking had. De beperkte beschikbaarheid, de complexiteit van hun taak, de veelvuldige inzet en de geringe recuperatiemogelijkheden trokken een zware wissel op deze vaak jonge militairen. De belasting voor hen was relatief hoog mede omdat ze doorgaans markante en derhalve risicovolle posities innamen.

Aan één veldartillerist is het Draaginsigne Gewonden toegekend.

Gelet op het positieve advies van de Traditiecommissie wordt aan de opschriften in de standaard van het Korps Veldartillerie toegevoegd het opschrift «Uruzgan 2006-2007» in verband met de inzet van de Forward Observers en Forward Air Controllers als essentieel onderdeel van de vuursteunketen.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Naar boven