Besluit van 10 juli 2019, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 5 juni 2019 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt (Stb. 2019, 224)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Medische Zorg, mede namens Onze Minister voor Rechtsbescherming, van 5 juli 2019, kenmerk 1542632-192122-WJZ;

Gelet op artikel VI van de Wet van 5 juni 2019 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt (Stb. 2019, 224);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

  • 1. De artikelen I tot en met III van de Wet van 5 juni 2019 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt (Stb. 2019, 224) treden in werking met ingang van 1 januari 2020.

  • 2. Artikel IV, onderdeel A, van de Wet van 5 juni 2019 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt (Stb. 2019, 224) treedt in werking als artikel 8:27 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Stb. 2018, 37) in werking treedt.

  • 3. Artikel IV, onderdeel B, van de Wet van 5 juni 2019 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt (Stb. 2019, 224) treedt in werking als artikel 8:32 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Stb. 2018, 37) in werking treedt.

  • 4. Artikel V van de Wet van 5 juni 2019 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt (Stb. 2019, 224) treedt in werking als artikel 14:3, onderdeel V, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Stb. 2018, 37) in werking treedt.

Onze Minister voor Medische Zorg is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 juli 2019

Willem-Alexander

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

Uitgegeven de dertigste augustus 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Met het onderhavige besluit wordt de inwerkingtreding geregeld van de Wet van 5 juni 2019 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en enkele andere wetten ter verbetering van patiëntgerichte zorg en het opnemen van een wettelijke regeling voor het inzagerecht in het medisch dossier van een overleden patiënt (Stb. 2019, 224) (hierna: wijzigingswet).

De artikelen I tot en met III van de wijzigingswet treden in werking met ingang van 1 januari 2020. Met deze inwerkingtredingsdatum wordt aangesloten bij de vaste verandermomenten.

De artikelen IV en V van de wijzigingswet wijzigen de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd). Deze artikelen treden in werking op het moment dat de relevante bepalingen van de Wvggz en Wzd in werking treden. Beoogd is dat de Wvggz en Wzd, met inbegrip van de wijziging van de Wzd in de Wvggz, met ingang van 1 januari 2020 in werking treden.

Deze nota van toelichting is mede namens de Minister voor Rechtsbescherming opgesteld.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

Naar boven