Besluit van 6 juni 2019 tot inwerkingtreding van artikel XIV van het Besluit van 19 december 2018 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen (Stb 2018, 514)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 3 juni 2019 (2019-0000087506);

Gelet op artikel XVI van het Besluit van 19 december 2018 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen (Stb 2018, 514);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel XIV van het Besluit van 19 december 2018 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen (Stb 2018, 514) treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 juni 2019

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel

Uitgegeven de negentiende juni 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Ingevolge Overige fiscale maatregelen 2019 (OFM 2019) is een nieuwe aansprakelijkheid van bepaalde begunstigden geïntroduceerd. Deze aansprakelijkheid is opgenomen in artikel 33a van de Invorderingswet 1990 (IW 1990). Op grond van het zesde lid van genoemd artikel 33a worden bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld die bepalen bij welke combinatie van omstandigheden in ieder geval aannemelijk is dat sprake is van een verhaalsconstructie als bedoeld in genoemd artikel 33a. Met artikel XIV van het Besluit van 19 december 2018 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen (Stb 2018, 514) wordt in dat kader een nieuw artikel in het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 (UBIW 1990) ingevoegd. Op grond van genoemd artikel 33a, zesde lid, wordt een dergelijke algemene maatregel van bestuur, nadat hij is vastgesteld, toegezonden aan beide Kamers der Staten-Generaal en treden de daarin opgenomen wijzigingen van het UBIW 1990 in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld. Binnen die termijn kan door of namens een van de Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een van de Kamers de wens te kennen worden gegeven dat de bepaling bij welke combinatie van omstandigheden in ieder geval aannemelijk is dat sprake is van een verhaalsconstructie als bedoeld in genoemd artikel 33a, bij wet wordt geregeld. In dat kader is in artikel XVI van het Besluit van 19 december 2018 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen (Stb 2018, 514) geregeld dat ook de in artikel XIV van dat besluit opgenomen wijzigingen van het UBIW 1990 bij koninklijk besluit in werking treden. Omdat niet de wens te kennen is gegeven om het betreffende onderwerp bij wet te regelen, treden die wijzigingen op grond van het onderhavige besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het onderhavige besluit wordt geplaatst.

De genoemde wijzigingen van het UBIW 1990 werken op grond van artikel XVI van het Besluit van 19 december 2018 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen (Stb 2018, 514) terug tot en met 18 september 2018, 15.15 uur, zijnde het tijdstip waarop het wetsvoorstel dat tot OFM 2019 heeft geleid aan de Tweede Kamer is aangeboden. In de memorie van toelichting bij genoemd wetsvoorstel is de inhoud van de hiervoor genoemde wijzigingen van het UBIW 1990 reeds bekendgemaakt.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel

Naar boven