Wet van 24 april 2019 tot aanpassing van wetten betreffende geldelijke voorzieningen van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal en van hun nabestaanden in verband met invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wenselijk is wetten aan te passen die de geldelijke voorzieningen van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal en van hun nabestaanden regelen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 53, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Indien voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een wijziging van het loon is overeengekomen, wordt de berekeningsgrondslag, eventueel verhoogd ingevolge het tweede lid, voor de toepassing van het eerste lid met ingang van het tijdstip van ingang van die loonswijziging door Onze Minister overeenkomstig de wijziging aangepast.

B

In artikel 74a, tweede lid, wordt «werkzaam in de sector Rijk» vervangen door «die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».

C

In artikel 105, eerste lid, wordt «bezoldigingswijziging» vervangen door «loonswijziging» en wordt «die werkzaam is geweest in de sector Rijk» vervangen door «die werkzaam is geweest bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».

ARTIKEL II

De Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «voor het burgerlijk rijkspersoneel» vervangen door «dat in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».

2. In het tweede lid wordt «Indien de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel wordt gewijzigd en wordt bepaald dat» vervangen door «Indien voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een wijziging van het loon is overeengekomen en daarbij is bepaald dat».

B

In artikel 2a, eerste lid, wordt «Indien aan het burgerlijk rijkspersoneel een eenmalige uitkering wordt toegekend en wordt bepaald» vervangen door «Indien voor de ambtenaren, bedoeld in het tweede lid, in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat zij een eenmalige uitkering ontvangen en daarbij is bepaald dat».

C

In artikel 2b, eerste zin, wordt «overeenkomstig de bepalingen welke daaromtrent voor het burgerlijk rijkspersoneel zijn vastgesteld» vervangen door «op de voet van hetgeen daaromtrent voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen».

D

In artikel 7, derde lid, wordt «die geldt voor het burgerlijk rijkspersoneel» vervangen door «die in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».

E

In artikel 8, tweede lid, wordt «de som van de voor dienstreizen van het burgerlijk rijkspersoneel vastgestelde bedragen» telkens vervangen door «de som van de voor dienstreizen van ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen bedragen».

ARTIKEL III

De Wet vergoedingen leden Eerste Kamer wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5 wordt «overeenkomstig de bepalingen welke daaromtrent voor het burgerlijk rijkspersoneel zijn vastgesteld» vervangen door «op de voet van hetgeen daaromtrent voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen».

B

In artikel 6, eerste lid, wordt «Indien aan het burgerlijk rijkspersoneel een eenmalige uitkering wordt toegekend en wordt bepaald, dat» vervangen door «Indien voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een eenmalige uitkering is overeengekomen en daarbij is bepaald dat».

C

In artikel 12, eerste lid, wordt «overeenkomstig de bepalingen welke daaromtrent voor het burgerlijk rijkspersoneel zijn vastgesteld» vervangen door «op de voet van hetgeen daaromtrent voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen» en wordt «het voor het burgerlijk rijkspersoneel geldende percentage» vervangen door «het voor die ambtenaren in een collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen percentage».

D

In artikel 17, tweede lid, wordt «die geldt voor het burgerlijk rijkspersoneel voor dienstreizen» vervangen door «die voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor dienstreizen in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen».

E

In artikel 18, derde lid, wordt «voor het burgerlijk rijkspersoneel vastgestelde» vervangen door «voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen».

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren in werking treedt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 24 april 2019

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Uitgegeven de zestiende mei 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 072

Naar boven