Besluit van 10 april 2019, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 april 2019, 2019-0000163773, directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Gelet op artikel 3 van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding treedt in werking met ingang van 1 augustus 2019.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 april 2019

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Uitgegeven de zesentwintigste april 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt de inwerkingtreding van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding. Bij de behandeling van de wet in de Eerste Kamer is aangegeven dat nog contact met sectoren opgenomen wordt voordat de inwerkingtredingsdatum werd bepaald. Daarnaast is aangegeven dat de instellingen de ruimte moeten hebben om hieraan invulling te geven waarbij erop is gewezen dat hiervoor in ieder geval minimaal zes maanden nodig zouden zijn. De afgelopen periode is contact geweest met de bij de implementatie van de wet betrokken ministeries en met verschillende sectoren via de gebruikelijke koepels, vertegenwoordigers en overlegstructuren. Onderwerp van de overleggen en contacten was het uitwisselen van de stand van zaken van de implementatie van de wet en het maken van afspraken over de uitvoering van de wet. In het contact met sectoren is door hen aangegeven dat één moment van inwerkingtreding voor alle sectoren noodzakelijk is in verband met de eenduidigheid en kenbaarheid van de wet.

Aanvankelijk was het streven om de wet op 1 juli 2019 in werking te laten treden, aansluitend bij de vaste verandermomenten van de meeste wetgeving. Het basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en het MBO kennen een vast verandermoment op 1 augustus en het hoger onderwijs op 1 september. Het ingaan van het verbod op 1 juli 2019 vlak voor de vakanties in het onderwijs, staat de door de wet beoogde eenduidigheid en normstelling bij inwerkingtreding voor heel Nederland in de weg.

Na het afwegen van de verschillende belangen is besloten om de wet op 1 augustus 2019 in te laten gaan, hetgeen één van de vaste verandermomenten voor onderwijswetgeving is. Op deze manier wordt namelijk gezorgd dat het verbod niet tijdens het schooljaar ingaat, wordt verwarring voorkomen over het moment waarop het verbod van toepassing wordt en is er tijd voor de noodzakelijke voorbereiding in de sectoren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven