Wet van 3 april 2019 tot wijziging van onder meer het Wetboek van Strafvordering BES in verband met aanpassing van de regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden en enkele andere wijzigingen

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is het Wetboek van Strafvordering BES, het Wetboek van Strafrecht BES en de Wet politiegegevens te wijzigen in verband met aanpassing van de regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden en de mogelijkheid van videoconferentie, aanpassing van de verwerking van politiegegevens in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en enkele andere wijzigingen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering BES wordt als volgt gewijzigd:

aA

Voor artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

  • 1. Waar in dit wetboek de bevoegdheid wordt gegeven tot het horen, verhoren of ondervragen van personen, wordt daaronder, met uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, mede begrepen horen, verhoren of ondervragen per videoconferentie, waarbij een directe beeld- of geluidsverbinding tot stand komt tussen de betrokken personen.

  • 2. De voorzitter van het college, de rechter, de rechter-commissaris of de ambtenaar die met de leiding over het horen, verhoren of ondervragen is belast, beslist of van videoconferentie gebruik gemaakt wordt, waarbij het belang van het onderzoek in aanmerking wordt genomen. Alvorens te beslissen wordt de te horen persoon of diens raadsman en in voorkomende gevallen de officier van justitie, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken over de toepassing van videoconferentie. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hierover nadere regels worden gesteld.

  • 3. Tegen de beslissing om van videoconferentie gebruik te maken staat geen afzonderlijk rechtsmiddel open.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent:

    • a. de eisen waaraan de techniek van videoconferentie dient te voldoen, onder meer met het oog op de onschendbaarheid van vastgelegde waarneming;

    • b. de controle op de naleving van de eisen, bedoeld onder a.

A

Het opschrift van Boek 2, Titel 1, Vierde Afdeling, komt te luiden:

Vierde Afdeling. Processtukken

B

Voor artikel 51 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 50a

  • 1. De verdachte kan de officier van justitie dan wel, indien een gerechtelijk vooronderzoek is geopend, de rechter-commissaris schriftelijk en gemotiveerd verzoeken de door hem aangeduide processen-verbaal of andere voorwerpen bij de processtukken te voegen. Op een dergelijk verzoek wordt zo spoedig mogelijk beslist.

  • 2. Afwijzing van een verzoek als bedoeld in het eerste lid geschiedt schriftelijk en onder opgave van redenen. Van deze beslissing kan de verdachte binnen drie dagen in beroep komen bij de rechter-commissaris dan wel, indien de afwijzing door de rechter-commissaris is geschied, bij het Hof van Justitie.

C

Artikel 111 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De zekerheidstelling voor de nakoming van de voorwaarden bestaat in de storting van geldswaarden door de verdachte of een derde.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. De verdachte wordt op het eerste verzoek of de eerste vordering gehoord.

D

Na artikel 114 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 114a

  • 1. Indien de opheffing geschiedt wegens het niet nakomen van voorwaarden, kan bij de beslissing tot opheffing de zekerheid vervallen worden verklaard aan de Staat.

  • 2. De beslissing geldt als een onherroepelijke uitspraak van de burgerlijke rechter en wordt als zodanig ten uitvoer gelegd.

  • 3. Indien de verdachte zich na de opheffing van de schorsing aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis onttrekt, wordt, indien dit nog niet is gebeurd, de zekerheid vervallen verklaard aan de Staat. De zekerheid wordt eveneens, ook zonder dat de opheffing van de schorsing is bevolen, vervallen verklaard aan de Staat, indien de verdachte de voorwaarde bedoeld in artikel 111, tweede lid, onderdeel b, niet nakomt. De beslissing wordt ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie gegeven. Het tweede lid is van toepassing.

E

Artikel 177h wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een mondeling bevel dat binnen drie dagen op schrift is gesteld.» vervangen door: een mondeling bevel dat, op straffe van nietigheid, binnen drie dagen op schrift wordt gesteld.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Elk bevel kan worden gewijzigd, aangevuld, verlengd of ingetrokken.

3. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot zesde en zevende lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 4. Onverminderd artikel 53 worden schriftelijke bevelen, alsmede de schriftelijke wijziging, aanvulling, verlenging en intrekking ervan, bij de processtukken gevoegd, zodra het onderzoek dit toelaat.

  • 5. Zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, die ten grondslag liggen aan de gegeven bevoegdheid, bepaalt de officier van justitie dat de uitvoering van het bevel, de vordering dan wel de overeenkomst tot toepassing ervan wordt beëindigd.

4. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 6. Teneinde toepassing te geven aan een bevel als bedoeld in het eerste lid, kan een technisch hulpmiddel worden ingezet. Onder het inzetten van een technisch hulpmiddel wordt mede verstaan het plaatsen en verwijderen van een technisch hulpmiddel.

5. In het zevende lid (nieuw) wordt «in het vierde lid, moeten voldoen,» vervangen door: in het zesde lid, voldoen,.

F

Artikel 177i wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een machtiging van de rechter-commissaris als bedoeld in titel XVIII wordt schriftelijk gegeven. Aan een schriftelijke machtiging staat gelijk een mondelinge machtiging die, op straffe van nietigheid, binnen drie dagen op schrift wordt gesteld.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot vierde en vijfde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 2. De machtiging wordt gegeven op schriftelijke vordering van de officier van justitie. Aan een schriftelijke vordering staat gelijk een mondelinge vordering die binnen drie dagen op schrift wordt gesteld.

  • 3. De vordering geeft het voorgenomen bevel kort weer en bevat een uiteenzetting omtrent de redenen welke tot de vordering aanleiding hebben gegeven.

3. Na het vijfde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Onverminderd artikel 53 worden de in het eerste, tweede en vijfde lid bedoelde documenten bij de processtukken gevoegd zodra het onderzoek dit toelaat.

G

Artikel 177k wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Voor zover de processen-verbaal of andere voorwerpen mededelingen behelzen gedaan door of aan een persoon die zich op grond van artikel 252 zou kunnen verschonen indien hem als getuige naar de inhoud van die mededelingen zou worden gevraagd, worden deze processen-verbaal en andere voorwerpen onverwijld vernietigd.

2. Het vijfde en zesde lid vervallen.

H

Na artikel 177k worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 177ka

  • 1. De officier van justitie doet aan de betrokkene schriftelijk mededeling van de uitoefening van de bevoegdheden, genoemd in de titels XVIII en XIX, zodra het belang van het onderzoek dat toelaat. De mededeling blijft achterwege, indien uitreiking van de mededeling redelijkerwijs niet mogelijk is.

  • 2. Als betrokkenen in de zin van het eerste lid worden aangemerkt:

    • a. de persoon ten aanzien van wie een van de bevoegdheden van Titel XVIII of XIX is uitgeoefend;

    • b. de gebruiker van een communicatiedienst als bedoeld in artikel 177r, eerste lid;

    • c. de rechthebbenden, bedoeld in de artikelen 177l, tweede lid, 177p, eerste lid en 177q, tweede lid.

  • 3. Indien de betrokkene de verdachte is, kan mededeling achterwege blijven, indien hij op grond van de processtukken met de bevoegdheidstoepassing op de hoogte kan komen.

Artikel 177kb

  • 1. Zolang de zaak niet is geëindigd, bewaart de officier van justitie de processen-verbaal en andere voorwerpen, waaraan gegevens kunnen worden ontleend die zijn verkregen door toepassing van een bevoegdheid als bedoeld in titels XVIII en XIX, voor zover die niet bij de processtukken zijn gevoegd, en houdt deze ter beschikking van het onderzoek.

  • 2. Zodra twee maanden verstreken zijn nadat de zaak geëindigd is en de laatste mededeling, bedoeld in artikel 177ka, is gedaan, doet de officier van justitie de processen-verbaal en andere voorwerpen, bedoeld in het eerste lid, vernietigen. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

  • 3. Met een zaak die geëindigd is, wordt bij de toepassing van het tweede lid gelijkgesteld een voorbereidend onderzoek dat naar redelijke verwachting niet tot een zaak zal leiden.

Artikel 177kc

  • 1. De officier van justitie kan schriftelijk bepalen dat gegevens die zijn verkregen door toepassing van een bevoegdheid als bedoeld in titel XVIII en XIX, kunnen worden gebruikt voor een ander strafrechtelijk onderzoek dan waartoe de bevoegdheid is uitgeoefend.

  • 2. Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid, behoeven de gegevens, in afwijking van artikel 177kb, tweede lid, niet te worden vernietigd, totdat het andere onderzoek is geëindigd.

  • 3. Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid worden alle stukken, die betrekking hebben op de uitoefening van de betreffende bevoegdheid bij de processtukken van de nieuwe zaak gevoegd.

Artikel 177kd

Bij algemene maatregel van bestuur, kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de wijze waarop de processen-verbaal en andere voorwerpen, die zijn verkregen door toepassing van een bevoegdheid als bedoeld in titel XVIII en XIX, worden bewaard en vernietigd en omtrent de wijze waarop de mededeling, bedoeld in artikel 177ka, wordt gedaan.

Artikel 177ke

Degene tot wie een vordering als bedoeld in de artikelen 177r, derde lid, 177s en 177t of een bevel als bedoeld in artikel 177v is gericht neemt in belang van het onderzoek geheimhouding in acht omtrent al hetgeen hem terzake van de vordering bekend is.

I

Het opschrift van de Eerste Afdeling van Titel XVIII Bijzondere bevoegdheden komt te luiden:

Eerste Afdeling. Planmatige observatie

J

Artikel 177l wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «stelselmatig» vervangen door: planmatig.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De officier van justitie kan in het belang van het onderzoek, indien het een misdrijf betreft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere vermoedelijk door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert en indien het een misdrijf betreft als bedoeld in onderdeel b, bepalen dat ter uitvoering van het bevel een besloten plaats, niet zijnde een woning, kan worden betreden zonder toestemming van de rechthebbende.

3. In het derde lid wordt «dat bij de uitoefening van de bevoegdheid» vervangen door: dat ter uitvoering van het bevel.

4. In het vierde lid wordt «drie maanden» telkens vervangen door: zes weken.

5. In het vijfde lid wordt «stelselmatige» vervangen door: planmatige.

K

In artikel 177m, eerste lid, wordt «toegelaten dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte» vervangen door: toegelaten, en dat, gezien zijn aard of de samenhang met andere vermoedelijk door de verdachte.

L

Aan artikel 177n wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Toepassing van het eerste lid vindt alleen plaats na voorafgaande schriftelijke toestemming van de procureur-generaal.

M

In artikel 177o, tweede lid, wordt «drie maanden» telkens vervangen door: zes weken.

N

Artikel 177q wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «op zijn vordering».

2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «toegelaten, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte» vervangen door: toegelaten, en dat, gezien zijn aard of de samenhang met andere vermoedelijk door de verdachte.

3. In het tweede lid vervalt «op diens vordering».

4. In het derde lid, onderdeel a, wordt «ten minste één van de personen die aan de communicatie deelneemt» vervangen door: ten minste de naam van één van de personen die aan de communicatie deelnemen.

5. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. In een geval als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan het bevel ten opzichte van een persoon, die zich op grond van artikel 252 kan verschonen van het geven van een getuigenis, uitsluitend worden gegeven, indien deze zelf als verdachte wordt aangemerkt.

O

Artikel 177r wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «op diens vordering».

2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «toegelaten, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte» vervangen door: toegelaten, en dat, gezien zijn aard of de samenhang met andere vermoedelijk door de verdachte.

3. In het derde lid wordt «communicatiedienst, In dat geval gaat het bevel vergezeld van de vordering» vervangen door: communicatiedienst. In dat geval gaat het bevel vergezeld van de schriftelijke vordering.

4. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. In een geval als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan het bevel ten opzichte van een persoon, die zich op grond van artikel 252 kan verschonen van het geven van een getuigenis, uitsluitend worden gegeven, indien deze zelf als verdachte wordt aangemerkt.

P

Artikel 177s wordt als volgt gewijzigd:

1. De eerste zin van het tweede lid komt te luiden:

Een vordering als bedoeld in het eerste lid kan noch worden gericht tot de verdachte noch tot de persoon, bedoeld in de artikelen 251, 252 of 253.

2. In het derde lid, onderdeel a, vervalt «en noodzakelijk».

3. In het vijfde lid wordt «verstrekt deze binnen drie dagen» vervangen door: verstrekt deze, op straffe van nietigheid, binnen drie dagen.

4. In het zevende lid vervalt «op diens vordering».

Q

Artikel 177t wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «toegelaten, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte» vervangen door: toegelaten, en dat, gezien zijn aard of de samenhang met andere vermoedelijk door de verdachte.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een vordering als bedoeld in het eerste lid kan noch worden gericht tot de verdachte noch tot de persoon, bedoeld in de artikelen 251, 252 of 253.

3. In het derde lid vervalt «op vordering van de officier van justitie».

R

Artikel 177v, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het bevel wordt noch gegeven aan de verdachte noch aan de persoon, bedoeld in de artikelen 251, 252 of 253.

S

Artikel 177w wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot vijfde tot en met zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Het bevel vermeldt, behalve de gegevens, bedoeld in artikel 177h, tevens de aard van de goederen, gegevens of diensten.

2. In het zesde lid (nieuw) wordt «drie maanden» telkens vervangen door: zes weken.

T

Artikel 177x wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «toegelaten dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte» vervangen door: toegelaten, en dat, gezien zijn aard of de samenhang met andere vermoedelijk door de verdachte.

2. In het zevende lid wordt «de toestemming binnen drie dagen» vervangen door: de toestemming, op straffe van nietigheid, binnen drie dagen.

3. Onder vernummering van het negende en tiende lid tot achtste en negende lid vervalt het achtste lid.

U

In artikel 177y, eerste lid, wordt «Uitstel tot inbeslagneming» vervangen door: Uitstel van inbeslagneming.

V

Artikel 177z wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «is toegelaten, die gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven die binnen die verzamelingen van personen worden beraamd of gepleegd een ernstige inbreuk» vervangen door: is toegelaten, en die, gezien hun aard of de samenhang met andere vermoedelijk binnen die groep beraamde of gepleegde misdrijven een ernstige inbreuk.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Een vordering als bedoeld in het tweede lid kan noch worden gericht tot de personen bedoeld in het eerste lid noch tot de persoon, bedoeld in de artikelen 251, 252 of 253.

3. In het zesde lid wordt «vermeldt» vervangen door: vermeld

4. In het achtste lid wordt «kunnen voorschriften worden gegeven» vervangen door: worden voorschriften gegeven.

W

Artikel 402 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste tot en met derde lid komen te luiden:

  • 1. Het vonnis bevat het tenlastegelegde alsmede de vordering van de procureur-generaal.

  • 2. De beslissingen vermeld in de artikelen 393 en 401, tweede en derde lid, zijn met redenen omkleed. Het vonnis geeft, indien de beslissing afwijkt van door de verdachte dan wel door de procureur-generaal uitdrukkelijk onderbouwde standpunten, in het bijzonder de redenen op die daartoe hebben geleid.

  • 3. De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten of omstandigheden.

2. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Het vonnis wordt binnen vier maanden na de einduitspraak aangevuld met de in het derde lid bedoelde bewijsmiddelen indien de verdachte een rechtsmiddel heeft ingesteld dan wel indien de verdachte of diens raadsman daarom verzoekt of de procureur-generaal dit vordert.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Behoudens het gestelde in het derde lid geschiedt alles op straffe van nietigheid.

X

Voor artikel 564 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 563a

  • 1. De rechter-commissaris kan, op vordering van de officier van justitie uitvoering geven aan een verzoek tot verhoor per videoconferentie door bevoegde buitenlandse autoriteiten, onder zijn leiding, van een getuige of deskundige. Indien een toepasselijk verdrag daarin voorziet kan tevens uitvoering worden gegeven aan een verzoek om, in het kader van de opsporing en vervolging van strafbare feiten, een verdachte per videoconferentie te verhoren.

  • 2. Tenzij een toepasselijk verdrag anders bepaalt, zijn de bepalingen in dit wetboek inzake een verzoek tot verhoor van een verdachte, getuige of deskundige door de rechter-commissaris van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van het verzoek tot verhoor per videoconferentie.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafrecht BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. De leden worden genummerd.

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Alle besluiten op grond van de artikelen 18 tot en met 18b worden genomen door Onze Minister voor Rechtsbescherming, gehoord de reclasseringsinstelling en het gevangenisbestuur. Het gevangenisbestuur kan Onze Minister voor Rechtsbescherming voorstellen te besluiten tot voorwaardelijke invrijheidstelling. Onze Minister voor Rechtsbescherming kan de bevoegdheden, bedoeld in de eerste volzin, mandateren aan het hoofd van de Dienst Justitiële Inrichtingen.

3. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door «Onze Minister voor Rechtsbescherming».

B

In de artikelen 145a en 145c wordt «Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002» vervangen door «Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017».

C

In de artikelen 249 en 253, eerste lid, wordt na «in staat van bewusteloosheid» telkens ingevoegd «, verminderd bewustzijn».

D

In artikel 325 vervalt de laatste zin.

E

In artikel 342 wordt «bedreigt» vervangen door «bedriegt».

F

In artikel 352 wordt «begaan geeft» vervangen door «begaan heeft».

G

In artikel 355, onder 3⁰, wordt «niet is volstaan» vervangen door «niet is voldaan».

H

In artikel 433, onder 2⁰, wordt «het punt tijdstip» vervangen door «het tijdstip».

I

In artikel 493 wordt «hechtenis van de eerste categorie» vervangen door «geldboete van de eerste categorie».

ARTIKEL III

De Wet politiegegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 36b komt te luiden:

Artikel 36b

In afwijking van artikel 1, onder b, f en k, wordt voor de toepassing van deze wet in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitsluitend verstaan onder:

a. politietaak:

de taken, bedoeld in artikel 5 van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van het politiekorps voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de taken, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder a, van de Rijkswet Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de taken, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Veiligheidswet BES;

b. verantwoordelijke:

dit is bij:

  • 1°. het politiekorps, bedoeld in artikel 4, tweede volzin, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba: Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

  • 2°. de rijksrecherche: het College van procureurs-generaal;

  • 3°. de Koninklijke marechaussee: Onze Minister van Defensie;

  • 4°. de buitengewone agenten van politie: Onze Minister van Justitie en Veiligheid;

  • 5°. de Kustwacht, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Rijkswet Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba: Onze Minister van Defensie;

  • 6°. het recherchesamenwerkingsteam, bedoeld in artikel 57a van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba: Onze Minister van Justitie en Veiligheid.

c. ambtenaar van politie:

de ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de taken, bedoeld onder a, de ambtenaar van de Koninklijke marechaussee voor zover werkzaam ter uitvoering van de politietaken, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Veiligheidswet BES, de commandant en door hem aangewezen opvarenden van de Kustwacht voor zover werkzaam ter uitvoering van de politietaken alsmede de buitengewone agenten van politie, bedoeld in artikel 10 van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor zover zij werkzaam zijn ter uitvoering van de politietaken.

B

Artikel 36c, eerste lid, onder e, komt te luiden:

  • e. de artikelen 11, vierde lid, 14, derde lid, 19, aanhef, en 20, eerste lid, wordt in plaats van «het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 2012» gelezen: het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 16 en 17 van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 17, tweede lid, van de Rijkswet Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en artikel 8 van de Veiligheidswet BES;

C

Artikel 36d, eerste lid, onder c, komt te luiden:

  • c. Onze Minister van Justitie en Veiligheid, Onze Minister van Defensie en het College van procureurs-generaal voor zover zij deze behoeven in verband met:

    • 1°. het verrichten van onderzoek naar aanleiding van klachten als bedoeld in artikel 18 van de Veiligheidswet BES, of

    • 2°. disciplinaire straffen vanwege niet nakoming van verplichtingen of plichtsverzuim als geregeld bij of krachtens artikel 21, tweede lid, van de Veiligheidswet BES, artikel 10, vierde lid, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, of artikel 19 van de Rijkswet Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, of

    • 3°. schorsing of ontslag van de ambtenaar van de Koninklijke marechaussee voor zover werkzaam ter uitvoering van de politietaken, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Veiligheidswet BES vanwege niet nakoming van verplichtingen of plichtsverzuim als geregeld bij of krachtens artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet 1931.

ARTIKEL IV

De tekst van het Wetboek van Strafrecht BES wordt in het Staatsblad geplaatst. Voor de plaatsing in het Staatsblad nummert Onze Minister van Justitie en Veiligheid de ongenummerde leden van de artikelen. Tevens wordt de tekst van het Wetboek van Strafrecht BES overgebracht in de geldende spelling.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 3 april 2019

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Uitgegeven de twaalfde april 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 976

Naar boven