Wet van 27 maart 2019 tot wijziging van enige wetten en het treffen van voorzieningen in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Verzamelwet Brexit)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ter voorbereiding op de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie het wenselijk is wijzigingen in een aantal wetten door te voeren en enkele wettelijke voorzieningen te treffen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. MINISTERIE VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE WET OP DE FORMEEL BUITENLANDSE VENNOOTSCHAPPEN

Na artikel 11 van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a

Ten aanzien van vennootschappen afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk die op het tijdstip van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie voldoen aan de omschrijving van artikel 1 geldt:

  • a. de opgave ter inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2, vindt plaats binnen drie maanden na het tijdstip van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie;

  • b. de verplichting tot het opmaken van een jaarrekening en een bestuursverslag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, en artikel 6 zijn van toepassing ten aanzien van jaarrekeningen en jaarverslagen betreffende boekjaren die aanvangen op of na het tijdstip van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie;

  • c. artikel 4, tweede lid wordt eerst drie maanden na het tijdstip van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie toepasselijk.

HOOFDSTUK 2. MINISTERIE VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE WEGENVERKEERSWET 1994

Na artikel 186a van de Wegenverkeerswet 1994 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 186b

Rijbewijzen, getuigschriften van vakbekwaamheid, getuigschriften van nascholing, nationale certificaten als bedoeld in artikel 151c, vierde lid, onderdeel b, en certificaten aantonende dat de bestuurder de basiskwalificatie heeft behaald, de nascholing heeft afgerond, of een aantal uren nascholing heeft gevolgd, maar nog niet heeft afgerond, die vóór het tijdstip van terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zijn afgegeven door de daartoe bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk in het kader van Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PbEU 2006, L 403) of Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad (PbEU 2003, L 226) worden ten behoeve van de uitvoering of handhaving van bij of krachtens deze wet gestelde bepalingen met ingang van dat tijdstip niet langer aangemerkt als documenten die zijn afgegeven door een daartoe bevoegde autoriteit in een andere lidstaat van de Europese Unie.

Artikel 186c
  • 1. In afwijking van artikel 186b kunnen houders van een door het daartoe bevoegde gezag in het Verenigd Koninkrijk afgegeven rijbewijs, die voor het tijdstip van terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie in Nederland woonachtig waren, tot 15 maanden na dat tijdstip dat rijbewijs omwisselen overeenkomstig de regels die gelden voor de omwisseling van rijbewijzen, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland en blijft het rijbewijs gedurende deze periode van 15 maanden geldig voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie of categorieën waarvoor het is afgegeven.

  • 2. Verzoeken tot omwisseling van rijbewijzen die voor het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn van 15 maanden zijn ingediend door houders die voor het tijdstip van terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie in Nederland woonachtig waren, worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen, zoals die gelden voor de omwisseling van rijbewijzen, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

  • 3. Verzoeken tot omwisseling van getuigschriften van vakbekwaamheid, getuigschriften van nascholing, nationale certificaten als bedoeld in artikel 151c, vierde lid, onderdeel b, en certificaten aantonende dat de bestuurder de basiskwalificatie heeft behaald of de nascholing heeft afgerond, die voor het tijdstip van terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zijn ingediend door houders die voor dat tijdstip in Nederland woonachtig waren, worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen, zoals die gelden voor de omwisseling van die documenten, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

HOOFDSTUK 3. MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

ARTIKEL III

De Elektriciteitswet 1998 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 10Aa wordt het volgende lid toegevoegd:

  • 8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de werking en exploitatie van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met een derde land overschrijdt en de beheerder van dat net, voor zover deze regels nodig zijn voor het functioneren en de exploitatie van dat net of voor het functioneren van die beheerder.

B

Artikel 77i, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

a. In onderdeel a wordt na «10, zesde en zevende lid,» ingevoegd: 10Aa, achtste lid,.

b. In onderdeel b wordt na «10a, eerste en tweede lid,» ingevoegd: 10Aa, achtste lid,.

ARTIKEL IV

De Gaswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2b wordt het volgende lid toegevoegd:

  • 7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de werking en exploitatie van een landsgrensoverschrijdend net dat de grens met een derde land overschrijdt en de beheerder van dat net, voor zover deze regels nodig zijn voor het functioneren en de exploitatie van dat net of voor het functioneren van die beheerder.

B

Artikel 60ad, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

a. In onderdeel a wordt na «2a, achtste lid,» ingevoegd: 2b, zevende lid,.

b. In onderdeel b wordt « de artikelen, 2c, tweede en derde lid,» vervangen door: de artikelen 2b, zevende lid, 2c, tweede en derde lid,.

ARTIKEL V WIJZIGING VAN DE WET GOEDKEURING EN UITVOERING MARKHAM-OVEREENKOMST

Aan het eind van artikel 4, tweede lid, van de Wet goedkeuring en uitvoering Markham-overeenkomst wordt toegevoegd: «of EU-regelgeving».

ARTIKEL VI WIJZIGING VAN DE WET BESCHERMING OORSPRONKELIJKE TOPOGRAFIEËN VAN HALFGELEIDERPRODUKTEN

Aan artikel 27 van de Wet bescherming oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten wordt het volgende lid toegevoegd:

  • 3. Voor oorspronkelijke topografieën die vóór de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie op grond van deze wet beschermd werden, wordt onder «een van de lid-Staten van de Europese Gemeenschappen» in artikel 26 voor de duur van de bescherming mede verstaan: het Verenigd Koninkrijk.

HOOFDSTUK 4. MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ARTIKEL VII TIJDELIJKE DELEGATIEGRONDSLAG MET BETREKKING TOT SOCIALEZEKERHEIDSWETTEN

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan in de Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene nabestaandenwet, de Algemene Ouderdomswet, de Werkloosheidswet, de Wet arbeid en zorg, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet kinderopvang, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet worden bepaald dat het Verenigd Koninkrijk na de terugtrekking uit de Europese Unie voor de toepassing van die wetten gedurende een daarbij aangegeven periode nog als EU-lidstaat wordt aangemerkt, en kan in die wetten overgangsrecht worden opgenomen voor de situatie na de terugtrekking of na afloop van die periode ter voorkoming van onevenredig nadeel voor uitkeringsgerechtigden in het Verenigd Koninkrijk en Nederland.

  • 2. Zo spoedig mogelijk na de totstandkoming van de algemene maatregel van bestuur, maar uiterlijk binnen acht weken, wordt een voorstel van wet tot goedkeuring van de algemene maatregel van bestuur aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de kamers van de Staten-Generaal tot het niet-aannemen van het voorstel besluit, wordt de algemene maatregel van bestuur onverwijld ingetrokken en wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden dat er toe strekt de bij de algemene maatregel van bestuur vastgestelde wijzigingen ongedaan te maken.

HOOFDSTUK 5. MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

ARTIKEL VIII WIJZIGING WET LANGDURIGE ZORG

Aan artikel 6.1.2 van de Wet langdurige zorg wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • m. de verstrekking van de vergoedingen, bedoeld in artikel 69c van de Zorgverzekeringswet.

ARTIKEL IX WIJZIGING ZORGVERZEKERINGSWET

De Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 39, derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de vergoedingen, bedoeld in artikel 69c;.

B

Na artikel 69b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 69c
  • 1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het CAK aan de persoon, bedoeld in artikel 69, eerste lid, die in het Verenigd Koninkrijk woont op de dag voorafgaande aan de datum van terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zonder akkoord over de voorwaarden, een vergoeding kan verstrekken voor kosten van zorg indien:

    • a. de persoon op die dag voldaan heeft aan zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 69;

    • b. op die dag met toepassing van een Verordening van Raad van de Europese Gemeenschappen of toepassing van zodanige verordening krachtens de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte een recht op de zorg of vergoeding van de zorg bestond;

    • c. de zorg is verleend buiten het Verenigd Koninkrijk in een lidstaat van de Europese Unie, in een andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland;

    • d. de verlening van de zorg op of voor die dag is begonnen; en

    • e. de zorg is verleend in de periode tot uiterlijk zes maanden na de datum, bedoeld in het eerste lid.

  • 2. Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, kunnen regels worden gesteld over:

    • a. de zorg waarvoor de vergoeding wordt verstrekt;

    • b. de voorwaarden voor het verkrijgen van de vergoeding;

    • c. de hoogte van de vergoeding;

    • d. de wijze van verstrekking van de vergoeding;

    • e. de aan de vergoeding verbonden verplichtingen.

  • 3. Het CAK gebruikt voor de uitvoering van dit artikel het burgerservicenummer van de persoon, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het CAK is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens, waaronder gegevens over gezondheid, van de persoon, bedoeld in eerste lid, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit artikel.

  • 5. Het CAK is de verwerkingsverantwoordelijke, voor de verwerking, bedoeld in het vierde lid.

HOOFDSTUK 6. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

ARTIKEL X REGELGEVENDE BEVOEGDHEDEN TEN BEHOEVE VAN OVERGANGSSITUATIES

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling van Onze Minister die het aangaat kunnen tot zes maanden na de datum van terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, voorzieningen worden getroffen met het oog op een goed verloop van deze terugtrekking. De eerste volzin is slechts van toepassing indien op grond van het bepaalde bij of krachtens een andere wet geen voorzieningen als bedoeld in de eerste volzin kunnen worden getroffen of indien terstond intredende onaanvaardbare gevolgen het treffen van voorzieningen als bedoeld in de eerste volzin noodzakelijk maken. Het gebruik van de bevoegdheid, bedoeld in de eerste volzin, wordt nadrukkelijk gemotiveerd.

  • 2. Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de wet, voor zover dit nodig is voor een goede tenuitvoerlegging van een bindende EU-rechtshandeling met betrekking tot de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk, of ter voorkoming van onaanvaardbare en onomkeerbare gevolgen daarvan. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de eerste volzin, wordt niet afgeweken van bij de Grondwet gestelde voorschriften.

  • 3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 4. Indien een voorziening als bedoeld in het tweede lid een structurele afwijking van de wet betreft, wordt zo spoedig mogelijk een voorstel van wet ingediend dat ertoe strekt de wet zodanig te wijzigen dat de voorziening niet langer noodzakelijk is.

  • 5. Indien het vierde lid geen toepassing vindt ten aanzien van een algemene maatregel van bestuur waarbij wordt afgeweken van de wet, wordt zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen acht weken na het tot stand komen van de algemene maatregel van bestuur een voorstel van wet tot goedkeuring van de algemene maatregel van bestuur bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend.

  • 6. Indien een voorstel als bedoeld in het vierde of vijfde lid wordt ingetrokken of indien een van de Kamers der Staten-Generaal tot het niet-aannemen van het voorstel besluit, wordt de algemene maatregel van bestuur onverwijld ingetrokken.

  • 7. Indien dit noodzakelijk is in verband met de spoedeisendheid van een voorziening als bedoeld in het tweede lid wordt de voorziening getroffen bij ministeriële regeling van Onze Minister die het aangaat. Bij de ministeriële regeling, bedoeld in de eerste volzin, wordt niet afgeweken van bij de Grondwet gestelde voorschriften.

  • 8. Een krachtens het zevende lid vastgestelde ministeriële regeling wordt uiterlijk de dag na de plaatsing in de Staatscourant aan beide kamers der Staten-Generaal gezonden. Indien een van beide kamers der Staten-Generaal bezwaar maakt tegen het voorstel, wordt de ministeriële regeling binnen een week ingetrokken.

  • 9. Het vierde tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een ministeriële regeling als bedoeld in het zevende lid. Indien de voorziening die bij deze ministeriële regeling is getroffen een structurele afwijking van een algemene maatregel van bestuur betreft, wordt zo spoedig mogelijk een ontwerpbesluit in procedure gebracht dat ertoe strekt de algemene maatregel van bestuur zodanig te wijzigen dat de voorziening bij ministeriële regeling niet langer noodzakelijk is.

  • 10. Een voorziening als bedoeld in het zevende lid die geen gelijkstelling van het Verenigd Koninkrijk met een EU-lidstaat inhoudt voor de toepassing van een wet of algemene maatregel van bestuur, vervalt van rechtswege indien niet binnen tien weken na de inwerkingtreding ervan een voorstel van wet is ingediend dan wel een ontwerpbesluit in procedure is gebracht.

ARTIKEL XI INWERKINGTREDING

  • 1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. In het koninklijk besluit kan worden bepaald dat deze wet of onderdelen daarvan terugwerken tot en met 30 maart 2019.

  • 3. Aan besluiten die worden gebaseerd op een onderdeel van deze wet waaraan ingevolge het tweede lid terugwerkende kracht is verleend, kan terugwerkende kracht worden verleend tot en met dezelfde datum.

ARTIKEL XII CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet Brexit.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 27 maart 2019

Willem-Alexander

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Uitgegeven de twaalfde april 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 084

Naar boven