Wet van 11 juli 2018 tot uitvoering van de Verordening (EU) nr. 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels (PbEU 2016, L 183) en de Verordening (EU) nr. 2016/1104 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen (PbEU 2016, L 183) (Uitvoeringswet Verordening huwelijksvermogensstelsels en Verordening vermogensrechtelijke gevolgen geregistreerde partnerschappen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat wetgeving nodig is ter uitvoering van de Verordening (EU) nr. 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels (PbEU 2016, L 183) en de Verordening (EU) nr. 2016/1104 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen (PbEU 2016, L 183);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 1. In deze wet wordt verstaan onder «de verordening»:

    • a. de Verordening (EU) nr. 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels (PbEU 2016, L 183), of

    • b. de Verordening (EU) nr. 2016/1104 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen (PbEU 2016, L 183).

Artikel 2

  • 1. De verklaring van uitvoerbaarheid, bedoeld in artikel 42 van de verordening, wordt bij verzoek gevraagd aan de voorzieningenrechter. De artikelen 985 tot en met 990 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn niet van toepassing.

  • 2. Voor de indiening van het verzoek is de bijstand van een advocaat niet vereist.

  • 3. Het verzoek wordt in de Nederlandse taal gesteld, onverminderd artikel 15 van de Wet gebruik Friese taal.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 46 van de verordening wordt bij ongenoegzaamheid van de bij het verzoek overgelegde documenten, aan de verzoeker de gelegenheid tot aanvulling gegeven.

  • 5. Inwilliging van het verzoek geschiedt in de vorm van een eenvoudig verlof, dat op het overgelegde afschrift van de beslissing wordt gesteld.

  • 6. Voor de toepassing van de Wet griffierechten burgerlijke zaken wordt het verzoek geacht een verzoek van onbepaalde waarde te zijn.

  • 7. Op het verzoek tot erkenning, bedoeld in hoofdstuk IV van de verordening, zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3

  • 1. De rechtbank waarvan de voorzieningenrechter op het verzoek om erkenning of de verklaring van uitvoerbaarheid heeft beslist, neemt kennis van het rechtsmiddel, bedoeld in artikel 49 van de verordening. Artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is niet van toepassing.

  • 2. Het rechtsmiddel, bedoeld in artikel 49 van de verordening, wordt, indien het wordt ingesteld door de verzoeker, ingesteld binnen 30 dagen na de dagtekening van de beschikking waarbij het verlof is geweigerd.

  • 3. Het rechtsmiddel bedoeld in artikel 50 van de verordening is: beroep in cassatie.

  • 4. Het rechtsmiddel bedoeld in artikel 49 van de verordening en het rechtsmiddel bedoeld in artikel 50 van de verordening, worden ingesteld en behandeld met toepassing van de regels voor de verzoekprocedure in eerste aanleg onderscheidenlijk in cassatie.

  • 5. Voor de toepassing van de Wet griffierechten in burgerlijke zaken wordt het bij een rechtsmiddel ingestelde verzoek geacht een verzoek van onbepaalde waarde te zijn.

Artikel 4

  • 1. Op de verklaring van uitvoerbaarheid van een authentieke akte als bedoeld in artikel 59 van de verordening zijn de artikelen 2 en 3 van overeenkomstige toepassing. Artikel 993 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is niet van toepassing.

  • 2. De instantie, bedoeld in artikel 58, eerste lid, tweede volzin, en in artikel 59, tweede lid, van de verordening, is de notaris die de authentieke akte heeft verleden of de notaris die zijn protocol heeft overgenomen.

Artikel 5

Op de verklaring van uitvoerbaarheid van een gerechtelijke schikking als bedoeld in artikel 60 van de verordening zijn de artikelen 2 en 3 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In Titel 3, Afdeling 2, wordt vóór artikel 35 het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 34a

In deze afdeling wordt onder «de Verordening (EU) nr. 2016/1103» verstaan: de Verordening (EU) nr. 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels (PbEU 2016, L 183).

B

In artikel 35, eerste lid, wordt na «de echtgenoten onderling» ingevoegd: die niet worden begrepen onder de Verordening (EU) nr. 2016/1103,.

C

In artikel 36 wordt na «de echtgenoten onderling» ingevoegd: die niet worden begrepen onder de Verordening (EU) nr. 2016/1103.

D

De artikel 39, 40 en 41 vervallen.

E

Titel 3, Afdeling 3 komt te luiden:

Afdeling 3. Enkele bepalingen inzake het huwelijksvermogensregime

F

Artikel 42 komt te luiden:

Artikel 42

  • 1. In deze afdeling wordt onder de Verordening (EU) nr. 2016/1103 verstaan: de Verordening (EU) nr. 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels

  • 2. In aanvulling op de Verordening (EU) nr. 2016/1103 zijn de bepalingen van deze afdeling van toepassing.

G

De artikelen 43, 44, 46, 48, 50 en 52 vervallen.

H

In artikel 47 wordt «dit boek» vervangen door: de Verordening (EU) nr. 2016/1103.

I

Artikel 51 komt te luiden:

Artikel 51

  • 1. Of een echtgenoot bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed recht heeft op een gedeelte van de door de andere echtgenoot opgebouwde pensioenrechten, wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten, behoudens artikel 1 lid 7 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.

  • 2. Het voorgaande lid is van toepassing op de verevening van pensioenrechten van echtgenoten die na 1 maart 2001 van tafel en bed zijn gescheiden of wier huwelijk na 1 maart 2001 is ontbonden.

J

In Titel 4, Afdeling 3, wordt vóór artikel 64 het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 63a

In deze afdeling wordt onder «de Verordening (EU) nr. 2016/1104» verstaan de Verordening (EU) nr. 2016/1104 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.

K

In artikel 64, eerste lid, wordt na «de partners onderling» ingevoegd: die niet worden begrepen onder de Verordening (EU) nr. 2016/1104,.

L

Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin wordt na «de persoonlijke rechtsbetrekkingen» ingevoegd: die niet worden begrepen onder de Verordening (EU) nr. 2016/1104.

2. In de tweede zin wordt «de persoonlijke rechtsbetrekkingen» vervangen door: deze persoonlijke rechtsbetrekkingen.

M

De artikel 67, 68 en 69 vervallen.

N

Titel 4, Afdeling 4 komt te luiden:

Afdeling 4. Enkele bepalingen inzake het partnerschapsvermogensregime

O

Artikel 70 komt te luiden:

Artikel 70

  • 1. In deze afdeling wordt onder de Verordening (EU) nr. 2016/1104 verstaan: de Verordening (EU) nr. 2016/1104 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.

  • 2. In aanvulling op de Verordening (EU) nr. 2016/1104 zijn de bepalingen van deze afdeling van toepassing.

P

De artikelen 71, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 80, 82, 84 vervallen.

Q

In artikel 81 wordt «deze wet» vervangen door: de Verordening (EU) nr. 2016/1104.

Artikel 6a

Aan artikel 88 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Dit artikel is van toepassing ongeacht het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensstelsel van de echtgenoten, indien de andere echtgenoot zijn gewone verblijfplaats heeft in Nederland ten tijde van het verrichten van een rechtshandeling, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6b

Na artikel 270 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 271

  • 1. De artikelen 35, 36, 39, 40 en 41 van Boek 10, zoals die luidden voor inwerkingtreding van de Uitvoeringswet Verordening huwelijksvermogensstelsels en Verordening vermogensrechtelijke gevolgen geregistreerde partnerschappen, blijven van toepassing op rechtsbetrekkingen tussen de echtgenoten die op of na 1 september 1992 maar voor 29 januari 2019 in het huwelijk zijn getreden, tenzij deze echtgenoten op of na 29 januari 2019 het op hun huwelijksvermogensstelsel toepasselijke recht bepalen.

  • 2. Het opschrift van Titel 3, Afdeling 3, en de artikelen 42, 43, 44, 46, 47, 48, 50, 51, 52 van Boek 10, zoals die luidden voor inwerkingtreding van de Uitvoeringswet Verordening huwelijksvermogensstelsels en Verordening vermogensrechtelijke gevolgen geregistreerde partnerschappen, blijven van toepassing op het huwelijksvermogensregime van echtgenoten, die op of na 1 september 1992 maar voor 29 januari 2019 in het huwelijk zijn getreden, tenzij deze echtgenoten op of na 29 januari 2019 het op hun huwelijksvermogensstelsel toepasselijke recht bepalen.

  • 3. De artikelen 64, 65, 67, 68 en 69 van Boek 10, zoals die luidden voor inwerkingtreding van de Uitvoeringswet Verordening huwelijksvermogensstelsels en Verordening vermogensrechtelijke gevolgen geregistreerde partnerschappen, blijven van toepassing op rechtsbetrekkingen tussen de partners die voor 29 januari 2019 een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, tenzij deze partners op of na 29 januari 2019 het op de vermogensrechtelijke gevolgen van hun geregistreerd partnerschap toepasselijke recht bepalen.

  • 4. Het opschrift van Titel 4, Afdeling 4, en de artikelen 70 tot met 78, 80, 81, 82, 84 van Boek 10, zoals die luidden voor inwerkingtreding van de Uitvoeringswet Verordening huwelijksvermogensstelsels en Verordening vermogensrechtelijke gevolgen geregistreerde partnerschappen, blijven van toepassing op het vermogensregime van partners die voor 29 januari 2019 een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, tenzij deze partners op of na 29 januari 2019 het op de vermogensrechtelijke gevolgen van hun geregistreerd partnerschap toepasselijke recht bepalen.

Artikel 7

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 8

Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet Verordening huwelijksvermogensstelsels en Verordening vermogensrechtelijke gevolgen geregistreerde partnerschappen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 11 juli 2018

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de vierde oktober 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 795

Naar boven