Besluit van 14 november 2017, houdende verhoging met ingang van het berekeningsjaar 2018 van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget en verlaging van het bedrag, genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Besluit inkomensondersteuning AOW-ers

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 september 2017, nr. 2017-0000155425;

Gelet op de artikelen 3, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget en 33a, vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 oktober 2017, No. W12.17.0334/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 november 2017, nr. 2017-0000161215;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WET OP HET KINDGEBONDEN BUDGET

Artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «€ 2.058» vervangen door: € 2.129.

2. In de onderdelen c en d wordt «€ 2.346» vervangen door: € 2.417.

ARTIKEL II. BESLUIT INKOMENSONDERSTEUNING AOW-ERS

Artikel 2 van het Besluit inkomensondersteuning AOW-ers wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «€ 25,56» vervangen door: € 24,93.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Aan het tweede en derde lid wordt voor het berekeningsjaar 2018 geen toepassing gegeven.

  • 5. Het vierde en dit lid vervallen met ingang van 1 januari 2019.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 14 november 2017

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Uitgegeven de eenentwintigste november 2017

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

De regering heeft besloten een pakket koopkrachtmaatregelen te treffen om de koopkracht van kwetsbare groepen in 2018 te repareren. Zonder maatregelen zouden uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden er volgend jaar in koopkracht op achteruit gaan. Daarnaast zou de koopkrachtstijging van huishoudens met de laagste inkomens fors achterblijven bij huishoudens met hoge inkomens. In de ogen van het kabinet was deze koopkrachtontwikkeling onvoldoende evenwichtig. Onderdeel van het pakket koopkrachtmaatregelen zijn een verhoging van het maximumbedrag van het kindgebonden budget met ingang van 1 januari 2018 voor het tweede kind met € 71,– per jaar en een verlaging per diezelfde datum van de maandelijkse inkomensondersteuning AOW met € 10,– per jaar (€ 0,83 per maand).

Regeldruk

Er wordt geen extra regeldruk voorzien als gevolg van de wijzigingen. Er zijn geen extra handelingen vereist van burgers of bedrijven, er worden alleen bedragen aangepast.

1. Verhoging van het kindgebonden budget

De regering heeft besloten de inkomenspositie van gezinnen met lage en middeninkomens verder te ondersteunen door middel van een verhoging van het maximumbedrag van het kindgebonden budget met ingang van 1 januari 2018 voor het tweede kind. De regering verhoogt het kindgebonden budget vanuit de wens grotere (althans, groter dan één kind) gezinnen met lage en middeninkomens meer ondersteuning te geven. Het maximum voor het tweede kindbedrag wordt structureel met € 71,– per jaar opgehoogd. Deze verhoging werkt door in het maximum bedrag aan kindgebonden budget indien er sprake is van een gezin met meer dan twee kinderen. Op deze manier worden de bedragen onderling (vgl. het bedrag wat voor een eerste kind wordt verstrekt, ten opzichte van twee of meer kinderen) meer met elkaar in evenwicht gebracht.

Door het inkomensafhankelijke karakter van het kindgebonden budget komt deze maatregel specifiek ten goede aan gezinnen met een laag of middeninkomen (en met een beperkt vermogen).

De algehele verhoging van de maximumbedragen van het kindgebonden budget vindt plaats nadat de bedragen van het kindgebonden budget uit 2017 geïndexeerd zijn met de tabelcorrectiefactor (tcf) voor 2018 (zie onderstaande tabel).1

Tabel 1. Maximumbedragen kindgebonden budget per kind (in euro per jaar)

Kind

Bedrag 2017

Na indexatie met tcf 2018

Intensivering

Bedrag 2018

 

(1)

(2)

(3)

(4) = (2) + (3)

1

1.142

1.152

0

1.152

2

898

906

71

977

3

285

288

0

288

4 en meer

285

288

0

288

Voor ouders met aanspraak op het kindgebonden budget levert dit dan de volgende totaalbedragen op:

Tabel 2. Maximumbedragen kindgebonden budget in totaal (in euro per jaar)

Aantal kinderen

Bedrag 2017

Bedrag 2018

1

1.142

1.152

2

2.040

2.129

3

2.325

2.417

4 en meer

2.325 + 285 per kind voor vierde en verdere kinderen

2.417 + 288 per kind voor vierde en verdere kinderen

Financiële effecten

Gezinnen met kinderen ervaren een positief inkomenseffect door deze maatregel. De effecten van deze verhoging van de maximumbedragen zijn zichtbaar in tabel 3. Daaruit valt af te lezen dat gezinnen met een lager inkomen een groter positief inkomenseffect ervaren.

Tabel 3: Statische koopkrachtontwikkeling 2018 voor huishoudens met kinderen tot 18 jaar
 

geen effect

0 tot 2%

Totaal

Mediaan

Aandeel huishoudens

Inkomenshoogte1

         

Minimum

46%

54%

100%

0,3%

4%

Minimum-modaal

55%

45%

100%

0,0%

19%

1x-1,5x modaal

50%

50%

100%

0,1%

21%

1,5x-2x modaal

80%

20%

100%

0,0%

23%

>2x modaal

98%

2%

100%

0,0%

33%

           

Huishoudtype

         

Tweeverdieners met kinderen

78%

22%

100%

0,0%

71%

Alleenstaande ouders

63%

37%

100%

0,0%

23%

Alleenverdieners met kinderen

57%

43%

100%

0,0%

6%

           

Kinderen

         

1 kind

100%

0%

100%

0,0%

40%

2 kinderen

57%

43%

100%

0,0%

44%

3 en meer kinderen

49%

51%

100%

0,0%

15%

           

Alle huishoudens

73%

27%

100%

0,0%

100%

X Noot
1

Categorie «minimum» op basis van het netto inkomen, de overige categorieën op basis van het bruto inkomen

Het kindgebonden budget bouwt boven een toetsingsinkomen van € 20.109 (in 2017) af met een vast percentage.1 Door de verhoging van de maximumbedragen van het kindgebonden budget wordt dit afbouwtraject langer en hebben meer ouders aanspraak op kindgebonden budget. Ongeveer 450.000 gezinnen profiteren van deze maatregel.

De kosten van het verhogen van het maximum van het tweede kindbedrag in het kindgebonden budget bedragen in 2018 (en volgende jaren) ongeveer € 36 miljoen. Deze kosten worden gefinancierd vanuit het Rijk.

2. Verlaging van de inkomensondersteuning AOW

De regering repareert en ondersteunt de koopkracht van onder andere gepensioneerden in 2018 door een pakket aan (fiscale) maatregelen. Zonder extra maatregelen zouden gepensioneerden er in koopkracht op achteruit gaan. Gepensioneerden gaan er door het koopkrachtpakket volgend jaar in doorsnee in koopkracht op vooruit. Om binnen het beschikbare budget tot een evenwichtig koopkrachtbeeld te komen, is een kleine verlaging van de inkomensondersteuning AOW (IOAOW) nodig.

De verlaging van de IOAOW met € 10,– per jaar leidt tot een maximaal negatief inkomenseffect van 0,09% (voor een paar met AOW zonder aanvullend pensioen). Naarmate er sprake is van meer aanvullend pensioen wordt het inkomenseffect kleiner. Door de forse verhoging van de ouderenkorting en de verhoging van de zorgtoeslag gaan gepensioneerden er in 2018 echter in doorsnee in koopkracht op vooruit.

Door de verlaging van de IOAOW wordt ongeveer 31 miljoen per jaar aan lasten bespaard, verspreid over ongeveer 3,4 miljoen AOW-gerechtigden.

Om helderheid te scheppen over het bedrag aan IOAOW waarop per 1 januari 2018 recht bestaat, is de indexatie die op grond van artikel 2, tweede en derde lid, per 1 januari 2018 moet plaatsvinden en worden bekendgemaakt in de wijziging van het bedrag verwerkt.

Het bedrag aan IOAOW (zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit inkomensondersteuning AOW-ers) per 1 januari 2018 bedraagt € 24,93 per maand en is als volgt berekend.

Het normbedrag van de IOAOW bedraagt in 2017 € 306,72 per jaar (€ 25,56 per maand). De indexatie vindt plaats op basis van de tabelcorrectiefactor (zoals bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001); deze bedraagt 0,8% voor 2018. Na indexatie, maar vóór de verlaging, bedraagt het normbedrag voor de IOAOW vanaf 1 januari 2018 € 25,76 per maand. Vervolgens vindt de verlaging plaats ad € 10 per jaar (€ 0,83 per maand). Het normbedrag na indexatie én verlaging bedraagt dan € 24,93 per maand.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Dit volgt uit artikel 3, vierde lid, van de Wet op het kindgebonden budget.

X Noot
1

Namelijk 6,75% van het verschil tussen het gezamenlijk toetsingsinkomen en het drempelinkomen.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven