Besluit van 22 september 2017 tot wijziging van het Besluit politiegegevens en het Besluit SUWI in verband met het creëren van een grondslag voor het verstrekken van een melding door de politie ten behoeve van het beëindigen van een uitkering, toeslag of studiefinanciering bij deelname aan een terroristische organisatie en het uitwerken van de gegevensuitwisseling tussen de uitvoeringsinstanties en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten behoeve van de beëindiging van uitkeringen bij deelname aan een terroristische organisatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 juni 2017, nr. 2017-0000092122;

Gelet op artikel 18, eerste lid, van de Wet politiegegevens en artikel 72a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 5 juli 2017, nr. W12.17.0158/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 september 2017, nr. 2017-0000149627,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I BESLUIT POLITIEGEGEVENS

Artikel 4:3 van het Besluit politiegegevens wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in het tweede onderdeel m de aanduiding «m.» vervangen door: n.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10, eerste lid, onderdelen a en c, en 13 van de wet kunnen, door tussenkomst van het openbaar ministerie, worden verstrekt aan bestuursorganen indien deze verstrekking noodzakelijk is voor de uitvoering van de aan hen opgelegde taak of taken, bedoeld in:

    • a. artikel 7d van de Algemene Kinderbijslagwet;

    • b. de artikelen 32g, eerste lid, en 32h, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet;

    • c. artikel 8d, eerste, tweede en derde lid, van de Algemene Ouderdomswet;

    • d. artikel 2, eerste lid, onder q, van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke regelingen;

    • e. artikel 13, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de Participatiewet;

    • f. de artikelen 2b, eerste lid, aanhef en onderdeel k, en 6aa, eerste lid, van de Remigratiewet;

    • g. artikel 2, elfde lid, van de Toeslagenwet;

    • h. artikel 19, eerste lid, aanhef en onderdeel n, van de Werkloosheidswet;

    • i. artikel 7a, derde lid, onderdeel f, van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES;

    • j. Artikel 8, eerste lid, onderdeel d, en artikel 10a, eerste lid, van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES;

    • k. de artikelen 7d, eerste lid, en 19, achtste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;

    • l. de artikelen 1a:6, eerste lid, aanhef en onderdeel g, 2:11, eerste lid, aanhef en onderdeel f, 3:5b en 3:19, tiende lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

    • m. artikel 6, tweede lid, aanhef en onderdeel h, en artikel 6, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • n. artikel 6, eerste lid, aanhef en onderdeel g, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • o. artikel 6, eerste lid, aanhef en onderdeel g, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen;

    • p. artikel 5, vijfde lid, en artikel 13, eerste lid, onderdeel d, van de Wet kinderbijslagvoorziening BES;

    • q. artikel 7, eerste lid en tweede lid, van de Wet ongevallenverzekering BES;

    • r. artikel 43, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

    • s. artikel 2.17a, tweede lid, van de Wet Studiefinanciering 2000;

    • t. artikel 2.10a, tweede lid, van de Wet Studiefinanciering BES;

    • u. artikel 2.22b, tweede lid, van de Wet Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • v. de artikelen 43, aanhef en onderdeel i, 49, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 56, eerste lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

    • w. artikel 7, onderdeel i, van de Wet ziekteverzekering BES; en

    • x. artikel 19e, eerste lid, van de Ziektewet.

ARTIKEL II BESLUIT SUWI

Aan paragraaf 5.2 van het Besluit SUWI wordt na artikel 5.5a een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 5.5b Gegevensverstrekking aan opsporingsdienst in verband met deelname aan een terroristische organisatie in het buitenland

  • 1. Ter uitvoering van artikel 72a van de Wet SUWI verstrekken het UWV, de SVB en de colleges van burgemeesters en wethouders aan Onze Minister ten behoeve van de onder hem ressorterende opsporingsdienst kosteloos en uitsluitend het gegeven of een natuurlijk persoon een uitkering ontvangt, welke uitkering het betreft en welke uitvoeringsinstantie die uitkering verstrekt.

  • 2. Voor het verstrekken van de in het eerste lid bepaalde gegevens en inlichtingen maken het UWV, de SVB en de colleges van burgemeesters en wethouders gebruik van elektronische voorzieningen als bedoeld in paragraaf 5.6.

ARTIKEL III INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 22 september 2017

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Uitgegeven de negenentwintigste september 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding

Dit ontwerpbesluit regelt de aanpassing van het Besluit politiegegevens en het Besluit SUWI die noodzakelijk is in verband met de Wet van 16 januari 2017 tot wijziging van de socialezekerheidswetgeving, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet studiefinanciering 2000, de Wet studiefinanciering BES, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met opname van een grondslag in deze wetgeving voor beëindiging van uitkeringen, studiefinanciering en toeslagen bij deelname aan een terroristische organisatie (Stb. 2017, 78)(de wet).

De genoemde wet voorziet in de opname van een beëindigingsgrond in voornoemde wetgeving voor personen die worden aangemerkt als uitreiziger. Een uitreiziger is een persoon ten aanzien van wie op grond van een melding van de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat deze persoon zich buiten Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie die door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met het gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

Het doel van deze wetswijziging is het beëindigen van de sociale zekerheidsuitkering, de toeslag of studiefinanciering aan een uitreiziger. Het belangrijkste argument hiervoor is dat moet worden voorkomen dat de Nederlandse overheid, via uitkeringen, toeslagen of studiefinanciering, direct dan wel indirect een financiële bijdrage levert aan personen of aan organisaties die zich bezighouden met terroristische activiteiten of daar ondersteuning aan bieden.

Om erachter te kunnen komen of een persoon die een uitkering, toeslag of studiefinanciering ontvangt tevens als uitreiziger moet worden aangemerkt, is het voor het UWV, de SVB, DUO, Belastingdienst of het college van B&W van een gemeente van belang dat zij doelgericht een melding met dit signaal van de opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten ontvangt. De melding geeft aan of een persoon, gelet op alle feiten en omstandigheden in het individuele geval, een uitreiziger is. Met opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt hier bedoeld de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de politie.

Echter, voor het gericht versturen van een dergelijk signaal aan desbetreffende uitvoeringsinstantie, is het voor de AIVD en politie nodig om te weten of de persoon in kwestie al dan niet een uitkering of studiefinanciering ontvangt. Daartoe wordt gebruik gemaakt van de rol die Onze Minister heeft (via de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verder: Inspectie SZW) in de Contraterrorisme Informatiebox (CT-Infobox) voor UWV, SVB, gemeenten en DUO. DUO, UWV, SVB en gemeenten verstrekken op verzoek aan de medewerker van de Inspectie SZW, die werkzaam is bij de CT Infobox, het gegeven of een betreffend persoon uitkering, studiefinanciering of tegemoetkoming ontvangt. De Inspectie SZW beschikt dan ten behoeve van de CT-Infobox over de benodigde gegevens van deze uitvoeringsinstellingen. Daarna vindt het werk in de CT-Infobox plaats. De gegevensverwerking binnen de CT-Infobox vindt plaats conform bestaande wetgeving.

Voor de Belastingdienst wordt gebruikt gemaakt van de rol van de minister van Financiën in de CT-Infobox. De CT-Infobox is een samenwerkingsverband tussen verschillende ketenpartijen met als doel een bijdrage te leveren aan reductie van het risico op terroristische activiteiten die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. Dit gebeurt door informatie die bij de deelnemende partijen aanwezig is over risicovolle personen bijeen te brengen, in samenhang te beoordelen, interventiemogelijkheden te overwegen en hierover, middels ondermeer een ambtsbericht of proces-verbaal, te adviseren aan (een van) de partijen die deelnemen aan de CT-Infobox, of aan derden.

2. De gegevensverstrekking aan de Inspectie SZW

Voor een doelgerichte melding van de AIVD en politie aan de uitvoeringsinstanties is het dus nodig dat de Inspectie SZW voor hun rol in de CT-Infobox komt te beschikken over het gegeven of een persoon wel of niet een uitkering of studiefinanciering ontvangt en van welke uitvoeringsinstantie de persoon de betreffende uitkering ontvangt. Als deelnemende partij bij de CT-Infobox worden deze gegevens vervolgens door de Inspectie SZW bij de CT-Infobox ingebracht. Derhalve is in onderhavige wijziging van het Besluit SUWI geregeld dat voor de uitvoering van de beëindigingsgronden de Inspectie SZW de beschikking krijgt over de hierboven genoemde gegevens. Na inbreng van deze gegevens in de CT-Infobox kan vervolgens het ambtsbericht van de AIVD of proces-verbaal van de politie waarin een persoon wordt aangemerkt als uitreiziger gericht worden verstuurd naar de uitvoeringsinstantie die aan die uitreiziger een uitkering verstrekt. Vervolgens kan na marginaal onderzoek van de uitvoeringsinstantie desbetreffende uitkering meteen, in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke regels, worden beëindigd.

Voor de verstrekking van deze gegevens van UWV, SVB en gemeenten aan Inspectie SZW wordt in onderhavig ontwerpbesluit aangesloten bij de bestaande structuur in de Suwi-wetgeving. De gegevensverstrekking van UVW, SVB, en gemeenten aan de Inspectie SZW vindt namelijk geautomatiseerd plaats via de bestaande structuren van Suwinet-inkijk. Suwinet is een infrastructuur voor geautomatiseerde gegevensuitwisseling, die functioneert tussen UWV, SVB en gemeenten. Deze partijen wisselen via Suwinet (persoons)gegevens over cliënten uit in het kader van hun procesmatige samenwerking rond werk en inkomen. Suwinet biedt de mogelijkheid om rechtstreeks cliëntgegevens te raadplegen, waarbij het burgerservicenummer (BSN) als sleutel dient. De Inspectie SZW mag op grond van artikel 5.5 van het Besluit SUWI gegevens via Suwinet raadplegen indien deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de daar genoemde wettelijke taken. De Inspectie SZW is belast met opsporing van feiten, strafbaar gesteld bij de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) of enige andere wet, zoals het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten. Met onderhavige wijziging van het Besluit SUWI wordt geregeld dat de Inspectie SZW gegevens via Suwinet ook mag raadplegen ten behoeve van de effectuering van de beëindigingsgrond in de sociale zekerheidswetten.

Op grond van de Wet SUWI en de gemeentelijke uitkeringswetten geldt een zogenaamd gesloten verstrekkingenregime. Dit betekent dat organisaties bevoegd en verplicht zijn om aan andere organisaties persoonsgegevens te verstrekken, wanneer dat voor de uitoefening van wettelijke taken door deze organisaties noodzakelijk is en deze verstrekking is geregeld door middel van een specifieke wettelijke bepaling. De verstrekking van gegevens aan derde organisaties en het gebruik van de elektronische voorzieningen hiervoor, waaronder Suwinet-Inkijk, is onderworpen aan de eisen die voortvloeien uit de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Dit betreft de eisen met betrekking tot proportionaliteit, doelbinding en transparantie.

Het vereiste van proportionaliteit houdt in dat de gegevensverwerking in verhouding moet staan tot het beoogde doel. Dit betekent dat alleen die gegevens mogen worden verwerkt die noodzakelijk zijn om het doel te bereiken en dat er een afweging plaatsvindt over de voor de gegevensverstrekking in te zetten middelen. Daarom wordt in het Besluit SUWI geregeld dat alleen het gegeven of een persoon wel of niet een uitkering ontvangt, welke uitkering die persoon ontvangt en van welke uitvoeringsinstantie die uitkering wordt ontvangen, mag worden verwerkt. Andere gegevens zijn niet noodzakelijk voor de effectuering van de beëindigingsgronden ten aanzien van uitreizigers in de sociale zekerheidswetgeving. De functionaliteit om deze gegevens aan de Inspectie SZW te verstrekken is Suwinet-Inkijk. Hiermee wordt aangesloten bij de gebruikelijke functionaliteit om gegevens van UWV, SVB en gemeenten te ontsluiten ten behoeve van de uitvoering van onder deze instanties ressorterende sociale zekerheidswetgeving zoals onder de Participatiewet, de Algemene Ouderdomswet en de Werkloosheidswet. Door benutting van specifieke raadpleegschermen en autorisatiemaatregelen (rollenschema’s) is verzekerd dat deze gegevensverwerking met voldoende waarborgen is omkleed. Via een systematiek van taakgerichte raadpleegschermen en de daaraan gekoppelde taakprofielen wordt geregeld dat de Inspectie SZW alleen toegang heeft tot gegevens die zij voor haar specifieke taak in het kader van de beëindigingsgronden met betrekking tot uitreizigers nodig heeft. De Inspectie SZW die op grond van artikel 72a van de Wet SUWI beschikt over de uitkeringsgegevens ten behoeve van de opgenomen wettelijke beëindigingsgronden belegt de uitvoering van deze taak slechts bij de persoon of personen die werkzaam is of zijn in de CT-Infobox. Deze persoon of personen is of zijn door de AIVD A-gescreend en wordt voor wat betreft de werkzaamheden die zij verrichten in de CT-Infobox gecontroleerd door de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Voorts is deze persoon of personen op grond van art. 125 van de Ambtenarenwet verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem of hen in verband met zijn functie ter kennis is gekomen.

De inrichting van de schermen en de rollen worden getoetst door de samenwerkende privacy-functionarissen van de Suwinet-partijen (de door het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen georganiseerde domeingroep Privacy&Beveiliging). Iedere handeling van de gebruiker van Suwinet-Inkijk wordt gelogd. Op basis van deze logging worden periodieke rapportages opgesteld. Hierdoor kan er gerichte controle op eventueel misbruik plaatsvinden.

Op de geschetste wijze wordt de proportionaliteit en de doelbinding van het gegevensgebruik via Suwinet gewaarborgd. Uit het vereiste van doelbinding vloeit voort dat persoonsgegevens niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen. Binnen de Suwi-wetgeving worden gegevens verwerkt voor de goede uitvoering van de publiekrechtelijke taak of ter uitvoering van een wettelijke verplichting binnen het domein werk en inkomen. In de sociale zekerheidswetgeving zijn beëindigingsgronden opgenomen op grond waarvan de uitkering aan uitreizigers na een melding van de AIVD of de politie wordt beëindigd teneinde de nationale veiligheid te waarborgen. Het zo spoedig mogelijk beëindigen van uitkeringen aan uitreizigers is noodzakelijk om te voorkomen dat de Nederlandse overheid, via uitkeringen, toeslagen en studiefinanciering, direct dan wel indirect een financiële bijdrage levert aan personen of aan organisaties die zich bezighouden met terroristische activiteiten of daar ondersteuning aan bieden. Uitreizigers die uitreizen om zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie, streven naar het actief ondersteunen van groeperingen die zich ter plaatse schuldig maken aan misdrijven en die betrokken zijn bij het plegen van aanslagen tegen westerse belangen, zowel in de regio als in westerse landen. Een adequate ontsluiting van gegevensbronnen is van groot belang voor de taakuitoefening van de Inspectie SZW bij de beëindigingsgronden met betrekking tot uitreizigers. Het gebruik van SUWInet-Inkijk op de wijze zoals hierboven beschreven biedt een efficiënt én doelmatig middel bij de uitvoering van die taak.

Ten behoeve van onder andere de transparantie van deze gegevensverstrekking is in het Gegevensregister SUWI (bijlage XII bij de Regeling SUWI), te weten het Berichtenregister dat daar deel van uitmaakt, ondermeer vastgelegd welke informatie via Suwinet wordt verstrekt, tussen welke Suwinet-partijen de gegevensuitwisseling plaatsvindt en in welke gevallen die uitwisseling plaatsvindt. De gegevensuitwisseling met de Inspectie SZW via SUWInet vindt plaats overeenkomstig het Gegevensregister SUWI. In dit register wordt vastgelegd welke gegevens, die de UVW, SVB en gemeenten uit de onder hun verantwoordelijkheid gevoerde administratie verstrekken, door de Inspectie SZW in het kader van de beëindigingsgrond met betrekking tot uitreizigers kunnen worden geraadpleegd.

De aangesloten organisaties hebben de taak om het gebruik en de beveiliging van Suwinet binnen hun organisatie in te richten. Het gebruik binnen de Inspectie SZW van de gegevens die worden verkregen via Suwinet is ingebed in het informatiebeveiligingsbeleid van SZW. Dit informatiebeveiligingsbeleid is gebaseerd op het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR) en de Wbp. Het niveau van beveiliging is zodoende vergelijkbaar met het niveau dat voor de overige Suwinet-partijen geldt op basis van artikel 6.4, eerste lid, van de Regeling SUWI.

De controle op de naleving van het VIR en de Wbp is opgedragen aan de auditdienst (AD) van SZW. De Inspectie SZW hanteert voor de EDP-audit van de beveiliging van SUWInet dezelfde verantwoordingsrichtlijn als de overige Suwinet-partijen. De Inspectie biedt de organisaties waarvan zij gegevens raadplegen, ondermeer UWV, SVB en gemeenten, vertrouwelijk inzage in de mate en aard van het gebruik van Suwinet-Inkijk.

3. Financiële effecten

De gegevenslevering aan de Inspectie SZW leidt niet tot aanvullende uitvoeringskosten voor UWV. Voor het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) geldt dat de eenmalige kosten – voor het bouwen van een pagina in SUWInet-inkijk – uitkomen op € 9.000. De structurele kosten zijn begroot op circa € 1.000,– per jaar.

4. Regeldruk en uitvoeringstoetsen

4.1 Regeldrukeffecten

De inhoudelijke nalevingskosten en de administratieve lasten vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. Het onderhavige wijzigingsbesluit heeft geen regeldrukeffecten voor burgers, bedrijven en professionals. De hierin opgenomen wijzigingen zien namelijk alleen op de beschrijving welke gegevens ISZW ten behoeve van de CT-Infobox ter beschikking krijgt, alsmede de grondslag voor de politie om in afstemming met het Openbaar Ministerie een proces-verbaal te sturen naar de uitkeringsinstanties.

4.2 Uitvoeringstoetsen

Het besluit is voorgelegd voor een uitvoeringstoets aan UWV, Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en politie en daarnaast voor toezichtbaarheidstoets bij Inspectie SZW. In deze paragraaf wordt op de genoemde toetsen ingegaan.

4.2.1 Uitkeringsinstituut werknemersverzekeringen

UWV acht het onderhavige ontwerpbesluit uitvoerbaar. De in de uitvoeringstoets aangegeven uitgangspunten bij de gegevenslevering worden door de regering onderschreven.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft UWV bij brief van 13 februari 2017 formeel opdracht gegeven om de implementatie te starten en prioriteit te geven aan deze gegevenslevering.

4.2.2 Autoriteit Persoonsgegevens

De AP heeft het ontwerpbesluit getoetst op de aspecten die de normen in de Wbp raken. Het ontwerpbesluit geeft de AP geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De AP heeft het ontwerpbesluit ook getoetst aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), die vanaf 25 mei 2018 van kracht wordt. De toets aan de AVG leidt thans niet tot een ander oordeel dan onder de huidige Wbp.

4.2.3 Politie

Het ontwerpbesluit heeft voor de politie aanleiding gegeven tot het maken van een drietal opmerkingen waar hier op wordt ingegaan.

Als eerste merkt de politie op dat gelet op de gevoeligheid van de verwerking van de gegevens op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel b Wet politiegegevens, die onvoldoende feitelijk zijn om er een vermoeden van betrokkenheid bij misdrijven op te funderen, het belang van verstrekking van deze gegevens aan derden, in casu aan de uitvoeringsinstellingen, niet opweegt tegen het belang van de betrokkene op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, zodat deze gegevens niet aan derden kunnen worden verstrekt. Dit advies is overgenomen. In het ontwerpbesluit is artikel 10, eerste lid, onderdeel b Wet politiegegevens niet opgenomen in het voorgestelde artikel 4:3, achtste lid.

De tweede opmerking betreft het opnemen van de bevoegdheid voor het openbaar ministerie (OM) om bij de verstrekking van gegevens aan de uitvoeringsinstellingen nadere voorwaarden te stellen, die onder meer kunnen betreffen het ter beschikking stellen of doorgeven van die gegevens of inlichtingen aan derden. Dit punt is niet overgenomen. Na overleg met de politie en het OM bleek er aan het opnemen van die bevoegdheid toch geen behoefte te bestaan.

Als laatste wijst de politie op meerdere recente ontwikkelingen waarbij van de politie inzet gevraagd wordt als het gaat om het verstrekken van relevantie politiegegevens. Er wordt steeds meer van de politie gevraagd als het gaat om het verstrekken van politiegegevens, wat een toename van werk voor de politie betekent.

Met de politie is de regering van mening dat de toename van werk in het kader van het onderhavige ontwerpbesluit zal meevallen aangezien het om enkele tientallen uitreizigers per jaar zal gaan. Desalniettemin zal de werklast van de politie als gevolg hiervan beperkt toenemen.

4.2.4 Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Inspectie SZW ziet geen aanleiding tot het maken van opmerkingen bij het ontwerpbesluit en ziet een spoedige invoering met vertrouwen tegemoet.

De technische opmerkingen hebben niet geleid tot aanpassing van het ontwerpbesluit.

Artikelsgewijs

Artikel I Besluit politiegegevens

Allereerst wordt in artikel 4:3, eerste lid, een wetstechnische omissie hersteld. Door de samenloop van twee wijzigingen van het Besluit politiegegevens is met ingang van 1 maart 2017 (Stb. 2016, 511) abusievelijk een tweede onderdeel m toegevoegd aan artikel 4:3, eerste lid. Met deze wijziging wordt dat onderdeel opnieuw geletterd tot onderdeel n.

Tevens wordt aan artikel 4:3 een lid toegevoegd waarin een grondslag voor verstrekking van politiegegevens is opgenomen. Om te kunnen nagaan of er een gegrond vermoeden bestaat dat iemand is uitgereisd met het doel zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie en derhalve geen recht meer heeft op een uitkering, toeslag of studiefinanciering, is het namelijk nodig dat de uitvoeringsinstanties hierover een betrouwbaar signaal krijgen van de instanties die daar zicht op hebben. Zelf hebben de uitvoeringsinstanties daarin geen of onvoldoende inzicht. De AIVD en/of de politie die kunnen wel de beschikking hebben over dergelijke informatie. Het is nodig dat de informatie van deze instanties ter kennis komt van de uitvoeringsinstanties die bevoegd zijn om een uitkering te beëindigen.

Uitgangspunt is dat er na matching in de CT-Infobox vanuit de AIVD of de politie een melding over een uitreiziger in de vorm van een proces-verbaal en/of ambtsbericht aan de uitvoeringsinstanties wordt verzonden. Een proces-verbaal en een ambtsbericht kunnen worden beschouwd als een deskundigenadvies als bedoeld in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De AIVD heeft op grond van artikel 36 van de Wiv 2002 de bevoegdheid om een ambtsbericht aan de uitvoeringsinstanties af te geven. Voor wat betreft de bevoegdheid van de politie is het noodzakelijk hiertoe een grondslag in het Besluit politiegegevens op te nemen. De wijziging in dit ontwerpbesluit strekt daartoe. Op basis van het ambtsbericht of het proces-verbaal kan de uitvoeringsinstantie, met inachtneming van de toepasselijke wettelijke regels, de uitkering, toeslag of studiefinanciering beëindigen.

De politie verstrekt alle relevante politiegegevens over de uitreiziger aan het Openbaar Ministerie (OM), onder wiens gezag het opsporingsonderzoek wordt verricht. Het betreft de politiegegevens, bedoeld in de artikelen 8, 9, 10, eerste lid a en c, en 13 van de Wet politiegegevens (Wpg). De grondslag voor verstrekking aan het OM is artikel 16, eerste lid, onder b, Wpg. Het OM trekt op grond van de relevante politiegegevens de conclusie dat ten aanzien van een persoon het gegronde vermoeden bestaat dat hij zich buiten Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie. Het OM beoordeelt bovendien of er aanleiding is bepaalde politiegegevens niet te verstrekken, bijvoorbeeld in verband met de mogelijke doorkruising van lopende strafrechtelijke onderzoeken. De politie verstrekt vervolgens de informatie aan de uitvoeringsinstantie die de van belang zijnde uitkering, toeslag of studiefinanciering kan beëindigen.

Uit het proces-verbaal moet op objectieve en inzichtelijke wijze uit feiten en omstandigheden voldoende blijken dat de politie in afstemming met het OM tot het oordeel komt dat ten aanzien van die persoon het gegronde vermoeden bestaat dat hij zich in het buitenland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie. Indien de uitvoeringsinstantie overeenkomstig de melding tot een beslissing tot beëindiging van de uitkering komt, zal de belanghebbende een dergelijk deskundigenadvies gegrond moeten kunnen weerleggen om te kunnen aantonen dat het bestuursorgaan niet zonder meer van de melding uit mocht gaan. Mocht de uitvoeringsinstantie van mening zijn dat het proces-verbaal onvoldoende duidelijk dan wel onvoldoende onderbouwd is, of als aan de juistheid wordt getwijfeld, kan er door de uitvoeringsinstantie inzage in de onderliggende stukken worden gevraagd.

Artikel II Besluit SUWI

Aan paragraaf 5.2 van het Besluit SUWI wordt een nieuw artikel toegevoegd dat uitvoering geeft aan artikel 72a van de Wet SUWI. Het nieuwe artikel, artikel 5.5b, regelt welke gegevens UWV, SVB en de colleges van B&W aan Onze Minister verstrekken en op welke wijze deze verstrekking plaatsvindt.

De verstrekking van deze gegevens is strikt gebonden aan de uitvoering van de wettelijke taak van de genoemde uitvoeringsinstanties om in het geval van een uitreiziger, de uitkering te beëindigen. Daartoe zijn slechts het gegeven nodig of de uitreiziger een uitkering ontvangt, welke uitkering dat betreft en welke instantie die uitkering verstrekt. Voor een nadere toelichting op het gebruik van deze gegevens wordt verwezen naar de paragraaf in het algemeen deel van de toelichting die gaat over de gegevensverstrekking aan de Inspectie SZW.

Voor de wijze waarop deze gegevensverstrekking plaatsvindt wordt aangesloten bij de bestaande structuur van de Suwi-wetgeving. Dit komt in dit artikel tot uitdrukking doordat verwezen wordt naar het gebruik van de elektronische voorzieningen als bedoeld in paragraaf 5.6 van het Besluit SUWI. Slechts ten aanzien van het benoemen van welke gegevens er worden verstrekt, wordt afgeweken van paragraaf 5.6 van het Besluit SUWI. In paragraaf 5.6 wordt namelijk geregeld dat in de Regeling SUWI de te verstrekken gegevens specifiek worden benoemd. Voor het beëindigen van de uitkering in het geval van een uitreiziger is rekening gehouden met het bijzondere karakter van het proces waarin men komt tot een ambtsbericht of proces-verbaal dat iemand is uitgereisd. Derhalve is ervoor gekozen om op het niveau van de Wet SUWI de wettelijke taken zorgvuldig te benoemen en de set aan gegevens die wordt verstrekt te benoemen in het Besluit SUWI. De verdere technische uitwerking van deze gegevensverstrekking vindt geheel plaats langs de lijn van paragraaf 5.6 van het Besluit SUWI, namelijk via de Suwinet-inkijkfunctie. In het algemeen deel van de toelichting is in de paragraaf over gegevensverstrekking uitgewerkt dat deze inkijkfunctie met verschillende waarborgen is omkleed.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven