Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2017, 344 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2017, 344 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 16 juni 2017, nr. 2017-0000283931;
Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 juli 2017, nr. No.W04.17.0175/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 7 september 2017, nr. 2017-0000426690;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel b, onder 1e, komt te luiden:
1e. de ambtenaar in vaste dienst, die op basis van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal of het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken in burgerlijke rijksdienst werkzaam is of is geweest en die ten gevolge van een ontslag, met uitzondering van een ontslag op grond van de artikelen 81, eerste lid, onder l, 94b, tweede en vierde lid, 94c, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, 130d, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement zoals deze luidde op 31 maart 2015, de artikelen 1 en 2 van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal j° artikel 81, eerste lid, onder l, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of artikel 87, eerste lid, onder l, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken, werkloos is geworden in de zin van de Werkloosheidswet;.
b. In onderdeel f wordt «artikel 45 van de Werkloosheidswet» vervangen door: artikel 1b, eerste en zesde lid, van de Werkloosheidswet.
c. Onder lettering van onderdeel k tot g en onderdeel q tot h, vervallen de onderdelen g (oud), h (oud), i, j, l, m, n, o en p.
d. Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel h (nieuw) door een puntkomma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
het maandloon, bedoeld in artikel 1b, tweede lid, van de Werkloosheidswet;
het maandloon, evenwel zonder toepassing van het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;
het inkomen in een kalendermaand, bedoeld in artikel 1b, vierde lid, van de Werkloosheidswet.
2. In het tweede lid vervalt «dan wel» en wordt na «artikel 57b, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement» ingevoegd: , dan wel de artikelen 35 en 38 van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken.
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt: 47, tweede en derde lid,.
2. In het derde lid wordt «de artikelen 34, 35a en 35aa van de Werkloosheidswet» vervangen door: de artikelen 47a en 47b van de Werkloosheidswet.
C
Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:
1. De aanvulling op de werkloosheidsuitkering bedraagt de uitkomst van de formule: 0,7 * (A – B) – C,
in welke formule voorstelt:
A: het bedrag van het bovenwettelijk maandloon;
B: het bedrag van het inkomen in een kalendermaand;
C: het bedrag van de werkloosheidsuitkering.
D
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt vóór «75» ingevoegd: 47a, 47b,.
2. In het derde lid wordt «en h» vervangen door «en i» en «onderdeel e» door: onderdeel b.
E
Artikel 10 komt te luiden:
F
Artikel 12 vervalt.
G
In artikel 14, eerste lid, vervalt de zinsnede: of gedeeltelijk.
H
Artikel 15 komt te luiden:
1. De betrokkene die een nieuwe dienstbetrekking aanvaardt, kan op zijn aanvraag gedurende de op basis van artikel 2 voor hem vastgestelde uitkeringsduur een loonaanvulling krijgen, indien het dagloon in de nieuwe dienstbetrekking minder bedraagt dan het dagloon uit de betrekking waaruit hij werkloos werd.
2. Het bedrag van de loonaanvulling bedraagt de uitkomst van de formule (C – 1) * (B – (D/E)*A)
in welke formule voorstelt:
A: het bedrag van het bovenwettelijk maandloon;
B: het bedrag van inkomen in een kalendermaand;
C: het voor betrokkene geldende uitkeringspercentage van de bovenwettelijke uitkering;
D: het aantal uren van de nieuwe dienstbetrekking, waarbij geldt dat indien D groter is dan E, D wordt gemaximeerd op E;
E: het aantal arbeidsuren dat betrokkene gemiddeld per week in de dienstbetrekking waaruit hij werkloos werd werkzaam was in de 26 weken voorafgaand aan de kalenderweek waarin de eerste werkloosheidsdag is gelegen.
Bij een uitkomst kleiner dan nul is de loonaanvulling nihil.
3. De loonaanvulling eindigt:
a. zodra de nieuwe dienstbetrekking eindigt;
b. zodra het totaal aan werkloosheidsuitkering, aanvullende of aansluitende uitkering en inkomen uit de nieuwe dienstbetrekking per maand gelijk is aan of hoger is dan het maandloon, of
c. zodra de voor betrokkene op basis van artikel 2 vastgestelde uitkeringsduur is verstreken.
4. De aanvraag om loonaanvulling wordt binnen drie maanden na het aanvaarden van de nieuwe betrekking ingediend. De loonaanvulling wordt door middel van een beschikbaar gesteld formulier aangevraagd. Bij overschrijding van deze termijn wordt de loonaanvulling toegekend vanaf het moment dat de aanvraag werd ingediend.
I
De artikelen 20b tot en met 20d vervallen.
J
Artikel 20e, eerste lid, komt te luiden:
1. Ten aanzien van de betrokkene die op 31 december 2011 recht had op een bovenwettelijke uitkering op basis van dit besluit, blijft dit besluit van toepassing zoals het op die dag luidde, met dien verstande dat:
a. voor de ambtenaar bedoeld in artikel 2, derde lid, van het besluit zoals dit gold op 31 december 2011, de uitkeringsduur wordt verlengd tot de dag waarop betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd bereikt;
b. voor de ambtenaar bedoeld in artikel 8, vierde lid, van het besluit zoals dit gold op 31 december 2011, het recht op aansluitende uitkering eindigt na ommekomst van de duur van de aansluitende uitkering, dan wel op de dag waarop betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd bereikt indien dat eerder is.
K
In artikel 20f, onderdelen a en b, wordt «Besluit van [...]»vervangen door «Besluit van 11 september 2014» en «(Stb. 2014, nr. 000)» vervangen door: (Stb. 2014, nr 345).
L
Na artikel 20f wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 13 september 2017
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
Uitgegeven de achtentwintigste september 2017
De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok
Dit besluit strekt tot aanpassing van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk (hierna: BwWW Rijk) aan de wijzigingen van de Werkloosheidswet (hierna: WW) per 1 juli 2015 uit hoofde van de Wet werk en zekerheid (hierna: WWZ). Het gaat om de volgende onderwerpen: wijziging van de begrippen dagloon en passende arbeid en inkomstenverrekening vanaf de eerste dag WW in plaats van urenverrekening bij (gedeeltelijke) werkhervatting.
Uitgangspunt in het BwWW Rijk is dat de systematiek van de WW wordt gevolgd. In de artikelen 3 en 8 BwWW Rijk is bijvoorbeeld een groot deel van de WW van overeenkomstige toepassing verklaard. De wijzigingen van de WW per 1 juli 2015 moeten leiden tot aanpassing van de bovenwettelijke WW. Voor een deel betreft het wijzigingen die automatisch doorwerken, omdat de betreffende artikelen uit de WW van overeenkomstige toepassing zijn verklaard in het BwWW Rijk. Voor een ander deel betreft het technische wijzigingen, omdat artikelen in de WW, waarnaar is verwezen in het BwWW Rijk, zonder inhoudelijke wijziging zijn vernummerd. Beide categorieën wijzigingen worden nader toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze nota van toelichting. Ten slotte betreft het onderwerpen die meer uitwerking vragen om de WW-systematiek in de bovenwettelijke WW te volgen. Hierop wordt in paragraaf 2 van het algemeen deel van deze nota van toelichting nader ingegaan.
In het onderhavige besluit zijn de afspraken uitgewerkt in regelgeving zoals die op 24 september 2015 zijn gemaakt in het Sectoroverleg Rijk (hierna: SOR). Formalisering van de afspraken is eerst uitgesteld, omdat de uitvoering van het BwWW Rijk Europees werd aanbesteed en de uitvoerder betrokken moet zijn bij de verwerking van de afspraken in het besluit. Het voorliggende ontwerpbesluit is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan de uitvoerder, APG Service Partners BV (hierna: APG). APG heeft de wijzigingen als uitvoerbaar en in overeenstemming met de wijze waarop zij er vanaf 1 juli 2015 uitvoering aan geven, verklaard.
Voor de goede orde: het gaat hier niet om de wijzigingen van de WW als gevolg van de WWZ per 1 januari 2016 (de versoberde opbouw en duur van de WW). Daarover vindt nog overleg plaats in het SOR.
De WW kende tot 1 juli 2015 in het geval een uitkeringsgerechtigde (gedeeltelijk) arbeid ging verrichten een urenkorting. Dit hield in dat voor het aantal uur (per week) dat een uitkeringsgerechtigde arbeid ging verrichten, hij geen WW-uitkering ontving.
In het geval van langdurige werkloosheid van de uitkeringsgerechtigde vond een inkomstenverrekening plaats met de WW-uitkering bij het verrichten van arbeid. De systematiek van urenverrekening gold op overeenkomstige wijze ook voor de aanvullende en de aansluitende uitkering krachtens de BwWW Rijk.
Op grond van artikel 15 BwWW Rijk heeft de uitkeringsgerechtigde die (gedeeltelijk) arbeid gaat verrichten, naar rato van het aantal hervatte arbeidsuren, aanspraak op een loonaanvulling in het geval het dagloon in de oude functie hoger was dan het dagloon in de nieuwe functie.
Vanaf 1 juli 2015 geldt voor uitkeringen met een ingangsdatum vanaf die datum of later dat vanaf de eerste werkloosheidsdag inkomstenverrekening plaatsvindt in plaats van urenkorting. Het recht op een uitkering eindigt wanneer de uitkeringsgerechtigde meer dan 87,5% van zijn oude inkomen gaat verdienen. Het kan dus voorkomen dat een uitkeringsgerechtigde voltijd gaat werken, maar nog wel recht op een uitkering behoudt, omdat hij minder dan 87,5% van zijn oude inkomen ontvangt. Omdat de WW met ingang van genoemde datum geen urenverrekening meer hanteert, moet het BwWW Rijk hierop worden aangepast om te voorkomen dat (afhankelijk van de omstandigheden van het geval) een te hoge dan wel een te lage uitkering ontstaat. In 2015 is in het SOR afgesproken dat de loonaanvulling op grond van artikel 15 BwWW Rijk tot in beginsel dezelfde uitkomsten in totaliteit zou moeten leiden als het geval was voordat de systematiek van urenverrekening in de WW integraal werd vervangen door die van inkomstenverrekening. In het besluit zijn met het oog daarop de artikelen 4 (aanvullende uitkering), 10 (aansluitende uitkering) en 15 (loonaanvulling) aangepast. Deze afspraak wordt door uitvoerder APG al sinds 1 juli 2015 toegepast en dit wordt met deze wijziging van het BwWW geformaliseerd.
De nieuwe definitie van dagloon houdt in dat ook de inkomsten uit (latere) dienstverbanden – niet zijnde bij het Rijk – mee kunnen tellen bij de bepaling van het dagloon. Dit is alleen relevant voor de toepassing van artikel 14 (hervatting recht op uitkering) en artikel 15 (loonaanvulling). De artikelen zijn zodanig geredigeerd dat is bepaald dat hervatte uitkering en loonaanvulling zijn gebaseerd op het oorspronkelijke dagloon dat is vastgesteld bij het begin van de werkloosheid (na ontslag). Latere inkomens niet bij de sector Rijk – eventueel relevant voor het dagloon – blijven dan buiten beschouwing hiervoor.
De wijzigingen in de WW per 1 juli 2015 gelden alleen voor nieuwe uitkeringen na 1 juli 2015. Om deze reden is in artikel 130z WW overgangsrecht opgenomen voor op 1 juli 2015 reeds bestaande WW-uitkeringen. Een vergelijkbare bepaling / verwijzing is ook in het besluit opgenomen.
Deze regeling brengt geen regeldrukeffecten met zich voor burgers en bedrijven. Voor de overheid zijn er gevolgen voor werkgevers en werknemers, maar dat betreft slechts het formaliseren van de reeds bestaande uitvoeringspraktijk.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2015. Hiermee is afgeweken van de regels inzake de vast-verandermomenten en van de vaste invoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding. De reden hiervoor is dat de in dit besluit opgenomen bepalingen door de uitvoerder APG materieel al worden toegepast sinds 1 juli 2015.
In de definitie van betrokkene zijn de bepalingen ten aanzien van de grondslag voor ontslag die niet langer van toepassing zijn verwijderd. Daarnaast zijn andere definities die niet meer gebruikt worden verwijderd.
De wijzigingen van artikel 1, onderdeel f, en de nieuwe onderdelen i, j en k, artikel 3, tweede en derde lid, en artikel 8, tweede en derde lid, betreffen technische wijzigingen van het BwWW Rijk in verband met de wijzigingen van de WW per 1 juli 2015, met als doel het behouden van een zo naadloos mogelijke aansluiting van de BwWW Rijk op de WW.
De bepalingen uit het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken waren abusievelijk niet opgenomen. Deze omissie is hiermee hersteld.
De aanvullende uitkering vult de werkloosheidsuitkering en, indien van toepassing, het nieuwe inkomen aan tot 70% van het voor betrokkene geldende dagloon. De berekening is in artikel 4, eerste lid, opnieuw geformuleerd in verband met de gewijzigde systematiek van de WW.
De aansluitende uitkering bedraagt 70% van het voor betrokkene geldende dagloon of vult indien van toepassing het nieuwe inkomen aan tot 70% van het voor betrokkene geldende dagloon. De berekening is in artikel 10 opnieuw geformuleerd in verband met eenduidigheid met de formulering in artikel 4.
Vanwege het feit dat deze is uitgewerkt vervalt artikel 12.
In de WW geldt vanaf 1 juli 2015 inkomstenverrekening ingeval betrokkene tijdens de uitkeringsduur werkt. Voor 1 juli 2015 werd bij werkhervatting tijdens de uitkering het recht beëindigd voor het aantal uren van de nieuwe dienstbetrekking. Het recht werd gedeeltelijk beëindigd indien in de nieuwe dienstbetrekking minder uren werd gewerkt dan het aantal uren van de dienstbetrekking waaruit betrokkene werkloos was geworden. Bij de inkomstenverrekening vindt geen gedeeltelijke beëindiging van het recht meer plaats. Het recht op uitkering eindigt geheel met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin de werknemer een inkomen heeft dat meer bedraagt dan 87,5% van het maandloon. Om die reden kan de zinsnede «of gedeeltelijk» in artikel 14, eerste lid, komen te vervallen.
In aansluiting op de toelichting op de wijziging van artikel 14 is het volgende van belang. In de WW is sinds 1 juli 2015 sprake van inkomstenverrekening in het geval een betrokkene tijdens de uitkering werkzaamheden gaat verrichten. Voor die datum werd het uitkeringsrecht beëindigd aan de hand van het aantal uren dat betrokkene ging werken. Hierbij werd niet gekeken naar de inkomsten die betrokkene met de nieuwe werkzaamheden verwierf. In artikel 15 is geregeld dat betrokkene een loonaanvulling kan krijgen. Doordat in de nieuwe wijze van inkomstenverrekening in de WW al een loonaanvulling zit ten opzichte van de voor 1 juli 2015 toegepaste urenverrekening is artikel 15 aangepast om uitvoering te geven aan de afspraak in het SOR dat betrokkene aan uitkering, inkomsten uit arbeid en loonaanvulling tezamen materieel hetzelfde blijft ontvangen als waarop betrokkene recht zou hebben gehad op basis van de regeling zoals die gold tot 1 juli 2015. Hiervoor is nu een formule opgenomen. Deze wordt door uitvoerder APG materieel al toegepast sinds 1 juli 2015.
Hieronder volgt een voorbeeld:
Betrokkene verdiende in zijn oude baan € 3.000 per maand en werkte 36 uur per week. In zijn nieuwe baan verdient hij € 2.000 in 31 uur per week. Het voor betrokkene geldende uitkeringspercentage van de bovenwettelijke uitkering bedraagt op het moment van verrekening 70%.
Volgens de urensystematiek zou zijn totale inkomen als volgt zijn samengesteld:
• WW-uitkering (of aansluitende uitkering): (5/36) x (70% * € 3.000) = € 291,67
• Loonaanvulling: (31/36) x (€ 3.000 – € 2.000) = € 583,33
• Totaal: € 291,67 + € 583,33 + € 2.000 (inkomen uit arbeid) = € 2.875
Aan de hand van de in het nieuwe tweede lid opgenomen berekening kan het bedrag van de loonaanvulling worden berekend, zodanig dat het totale inkomen gelijk is aan de berekening volgens de urensystematiek:
• WW-uitkering (of aansluitende uitkering): 70% x (3.000 – 2.000) = € 700
• Loonaanvulling: (70%-1) * (€ 2.000 – 31/36 * € 3.000) = € 175
• Totaal: € 700 + € 175 + € 2.000 (inkomen uit arbeid) = € 2.875
Omdat de uitvoerder APG van de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering vorenstaande berekeningswijze al vanaf 1 juli 2015 toepast, kan aan de inwerkingtreding van het artikel tot en met deze datum terugwerkende kracht worden verleend.
Wegens de vele wijzigingen in dit artikel is besloten dit artikel in zijn geheel opnieuw op te nemen.
Vanwege het feit dat deze zijn uitgewerkt, vervallen de artikelen 20b, 20c en 20d.
In artikel 20e, eerste lid, is een omissie hersteld. Bij wijziging van het onderhavige besluit in verband met de verhoging van de AOW-leeftijd is verzuimd om ook de beëindiging van de aansluitende uitkering op de leeftijd van 65 jaar aan te passen. Thans is geregeld dat het recht op aansluitende uitkering uiterlijk eindigt bij het bereiken van de AOW-leeftijd. De wijziging van het besluit in verband met de verhoging van de AOW-leeftijd heeft destijds terugwerkende kracht gekregen tot 1 juli 2013. Ten aanzien van de onderhavige wijziging van artikel 20e in verband met het herstel van een omissie is derhalve in dezelfde terugwerkende kracht voorzien.
In artikel 20f is de informatie met betrekking tot het in dat artikel genoemde besluit aangevuld. De datum van vaststelling alsmede de informatie ten aanzien van het Staatsblad waarin dat besluit is gepubliceerd is toegevoegd.
Dit besluit is niet van toepassing op uitkeringen die zijn ingegaan vóór 1 juli 2015.
Aan dit besluit is terugwerkende kracht verleend tot en met 1 juli 2015. Hiermee is aangesloten bij de uitvoering die al sinds die datum volgens de nieuwe formuleringen van de artikelen 4, 10 en 15 plaatsvindt.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017-344.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.