Besluit van 27 januari 2017 tot wijziging van het Besluit spoorverkeer ter nadere implementatie van richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PbEU 2008, L 191)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 6 december 2016, nr. IENM/BSK-2016/240838, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn 2008/57/EG en de artikelen 36, tweede lid, 36b, tweede lid, 37a, vijfde lid, 38, derde tot en met vijfde lid, en 41, derde lid, van de Spoorwegwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 december 2016, nr. W14.16.0409/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 24 januari 2017, nr. IENM/BSK-2017/3327, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit spoorverkeer wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 41 wordt «Artikel 36, eerste lid, van de wet geldt niet» vervangen door: De artikelen 36, eerste lid, en 36b, eerste lid, van de wet gelden niet.

B

Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «artikel 36, derde lid, van de wet» vervangen door: de artikelen 36, derde lid, en 36b, derde lid, van de wet.

b. In onderdeel b wordt «artikel 36, vijfde lid, van de wet» vervangen door: de artikelen 36, vijfde lid, en 36b, vierde lid, van de wet.

2. het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «artikel 36, zesde lid, van de wet» vervangen door: de artikelen 36, zesde lid, en 36b, derde lid, van de wet.

b. In onderdeel c wordt «artikel 36, derde lid, van de wet» vervangen door: de artikelen 36, derde lid, en 36b, derde lid, van de wet, en wordt «artikel 36, vijfde lid, van de wet» vervangen door: de artikelen 36, vijfde lid, en 36b, vierde lid, van de wet.

c. In onderdeel d wordt «artikel 36, vijfde lid, van de wet» vervangen door: de artikelen 36, vijfde lid en 36b, vierde lid, van de wet.

ARTIKEL II

  • 1. Artikel I, onderdeel A, van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 12 oktober 2016 tot wijziging van de Spoorwegwet ter nadere implementatie van drie spoorwegrichtlijnen (Stb. 2016, 436).

  • 2. Artikel I, onderdeel B, van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 27 januari 2017

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Uitgegeven de dertiende februari 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit wijzigt het Besluit spoorverkeer in verband met de nadere implementatie van richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PbEU 2008, L 191) (hierna: interoperabiliteitsrichtlijn).

In de Wet van 12 oktober 2016 tot wijziging van de Spoorwegwet ter nadere implementatie van drie spoorwegrichtlijnen zijn onder andere de artikelen 22 tot en met 24 van de interoperabiliteitsrichtlijn geïmplementeerd. Deze artikelen betreffen de vergunning en de aanvullende vergunning voor indienststelling van een spoorvoertuig. De eerstgenoemde vergunning betreft spoorvoertuigen die nog niet in een lidstaat zijn toegelaten en die nog de gehele toelatingsprocedure moeten doorlopen (artikelen 22 en 24 van de interoperabiliteitsrichtlijn). De laatstgenoemde vergunning betreft spoorvoertuigen die reeds in een andere lidstaat zijn toegelaten en dus reeds door de nationale veiligheidsinstantie van die andere lidstaat zijn beoordeeld op de toepasselijke technische specificaties inzake interoperabiliteit (hierna: TSI’s) en de nationale toelatingsvoorschriften van die lidstaat (artikelen 23 en 25 van de interoperabiliteitsrichtlijn). De aanvullende vergunning voor indienststelling ziet daarmee toe op de verenigbaarheid van het spoorvoertuig met de nationale voorschriften van de lidstaat waarvoor de aanvullende vergunning wordt aangevraagd.

De interoperabiliteitsrichtlijn maakt bij de vergunning voor indienststelling daarnaast onderscheid tussen TSI-conforme spoorvoertuigen en niet-TSI-conforme spoorvoertuigen. Met het genoemde wetsvoorstel wordt geregeld dat de Nederlandse regelgeving op dit punt aansluit bij de interoperabiliteitsrichtlijn. Er worden daarmee vier typen vergunningen voor indienststelling onderscheiden:

  • Een vergunning voor indienststelling voor een TSI-conform spoorvoertuig

  • Een aanvullende vergunning voor indienststelling voor een TSI-conform spoorvoertuig

  • Een vergunning voor indienststelling voor een niet-TSI-conform spoorvoertuig

  • Een aanvullende vergunning voor indienststelling voor een niet-TSI-conform spoorvoertuig.

Deze indeling in vier typen vergunningen voor indienststelling maakt wijziging van de artikelen 41 en 42 van het Besluit spoorverkeer noodzakelijk, waarmee het overgangsrecht voor reeds toegelaten spoorvoertuigen wordt geregeld. Artikel 41 bevat een viertal categorieën spoorvoertuigen waarop een uitzondering geldt voor de vergunningplicht. Artikel 42 voorziet in subdelegatie van regelgevende bevoegdheid voor een aantal technische onderwerpen

Uitvoering, toezicht, handhaving en financiële gevolgen

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de uitvoering, het toezicht en de handhaving. Evenmin heeft het besluit financiële gevolgen.

Advies en consultatie

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft het ontwerpbesluit getoetst op handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid en daarbij aangegeven dat dit voor de ILT uitvoerbaar en handhaafbaar is.

Transponeringstabel

Bepaling interoperabiliteitsrichtlijn

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling: toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte

Artikel 21, twaalfde lid

Artikel 41 Besluit spoorverkeer

   

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

Artikel 41 van het Besluit spoorverkeer geeft uitvoering aan artikel 36, tweede lid, van de Spoorwegwet met inachtneming van artikel 21 van de interoperabiliteitsrichtlijn. Het twaalfde lid van het voornoemde artikel 21 maakt het mogelijk om het gebruik van hoofdspoorweginfrastructuur door spoorvoertuigen met een reeds afgegeven vergunning voor indienststelling op basis van bestaande nationale regelingen te continueren.

Artikel 41 van het Besluit spoorverkeer noemt vier categorieën spoorvoertuigen waarvoor de verplichting, dat een spoorvoertuig moet beschikken over een (aanvullende) vergunning voor indienststelling om van hoofdspoorweginfrastructuur gebruik te kunnen maken, niet geldt. Als gevolg van het onderscheid in de vergunningplicht voor TSI-conforme en niet-TSI-conforme spoorvoertuigen in de artikelen 36 en 36b van de Spoorwegwet, is ook in artikel 36b, tweede lid, van de Spoorwegwet voor niet-TSI-conforme spoorvoertuigen uitvoering gegeven aan artikel 21, twaalfde lid, van de interoperabiliteitsrichtlijn. Als gevolg van het toegevoegde lid in artikel 36b wordt artikel 41 van het Besluit spoorverkeer gewijzigd. De uitzondering op de vergunningplicht in artikel 41 van het Besluit spoorverkeer geldt daardoor zowel voor TSI-conforme als voor niet-TSI-conforme spoorvoertuigen.

Artikel I, onderdeel B

Artikel 42 van het Besluit spoorverkeer voorziet in subdelegatie van regelgevende bevoegdheid voor een aantal technische onderwerpen. De artikelen 37a, 38 en 41 van de Spoorwegwet maken het stellen van regels bij of krachtens algemene maatregel bestuur mogelijk over een aantal technische onderwerpen. Het betreft hier nadere regelgeving voor de (aanvullende) vergunning voor indienststelling van spoorvoertuigen, de keuring van spoorvoertuigen en van de keuring van interoperabiliteitsonderdelen.

Als gevolg van het genoemde onderscheid in de Spoorwegwet betreffende indienststelling van TSI-conforme en niet-TSI-conforme spoorvoertuigen wordt artikel 42 van het Besluit spoorverkeer aan dit onderscheid aangepast.

Artikel II

Gelet op de boven toegelichte samenhang tussen de genoemde wet van 12 oktober 2016 en het onderhavige besluit, treedt het besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met het tijdstip van inwerkingtreding van die wet. Met het oog op de onverwijlde nadere implementatie van de interoperabiliteitsrichtlijn wordt, conform Aanwijzing 174, onderdeel d, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, afgeweken van de vaste verandermomenten van regelgeving.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven