Besluit van 13 maart 2017 tot wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement, het Besluit Bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie, het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie, het Inkomstenbesluit militairen in verband met actualisering van diverse financiële aanspraken en van het Algemeen militair ambtenarenreglement en het Burgerlijk ambtenarenreglement Defensie wegens herstel van een omissie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Defensie van 31 januari 2017, nummer BS/2017001244;

Gelet op artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 en artikel 125 van de Ambtenarenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 februari 2017, nummer W07.17.0020/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Defensie van 8 maart 2017, nummer BS/2017007192;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Algemeen militair ambtenaren reglement wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 118, derde lid komt te luiden:

Indien een militair in werkelijke dienst overlijdt ten gevolge van een vliegongeval tijdens een dienstreis als bedoeld in artikel 1, onder d, van het Besluit dienstreizen defensie, wordt aan de nabestaanden een som ineens ten bedrage van € 15.000 toegekend. Deze aanspraak vervalt indien aanspraak bestaat op een uitkering op grond van artikel 20 van het Inkomstenbesluit militairen.

B

Artikel 118, vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

De zinsnede «Voor zover Onze Minister niet» wordt vervangen door: Tenzij Onze Minister

ARTIKEL II

Het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 9, derde lid komt te luiden:

  • 3

    • a. De hoogte van de loonaanvulling is gelijk aan het verschil tussen enerzijds het dagloon in de nieuwe betrekking en anderzijds het voor hem geldende dagloon.

    • b. Voor zover betrokkene gelijktijdig nog recht heeft op een WW-uitkering en of bovenwettelijke uitkering, is de hoogte van de loonaanvulling gelijk aan het verschil tussen enerzijds het dagloon in de nieuwe betrekking en de WW-uitkering en of bovenwettelijke uitkering tezamen en anderzijds het voor hem geldende dagloon.

ARTIKEL III

Het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen:

een ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen krachtens het pensioenreglement;

arbeidsongeschiktheid:

arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 18, eerste lid, van de WAO en als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de Wet WIA;

betrokkene:

de gewezen ambtenaar in de zin van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, aan wie ontslag bedoeld onder b van dit artikel is verleend;

extra opbouw ouderdomspensioen:

het verschil tussen de opbouw conform artikel 7.5 van het pensioenreglement en de opbouw conform de overgangsbepaling B bij artikel 7.5 van het pensioenreglement;

invaliditeitspensioen:

een invaliditeitspensioen krachtens het pensioenreglement;

ontslag:

een ontslag als bedoeld in artikel 119 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie zoals dat op 31 december 2005 gold dan wel artikel 171a van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie;

Onze Minister:

Onze Minister van Defensie;

pensioen:

een pensioen krachtens het pensioenreglement;

pensioenreglement:

het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP;

Stichting Pensioenfonds ABP:

de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6 van de Wet privatisering ABP;

uitkering:

de uitkering bedoeld in artikel 3 van dit besluit;

versterkt ouderdomspensioen:

het bedrag aan ouderdomspensioen dat voortvloeit uit het flexibel pensioen ingevolge het pensioenreglement, alsook de extra inkoop ouderdomspensioen ingevolge overgangsbepaling D bij artikel 7.5 van het pensioenreglement en extra opbouw ouderdomspensioen.

WAO:

de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

Wet WIA:

Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te vervallen.

2. Het tweede en het derde lid worden vernummerd tot eerste en tweede lid.

C

Artikel 4a komt te vervallen.

D

Artikel 4b komt te vervallen.

E

Artikel 4c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste tot en met het derde lid worden vernummerd tot tweede tot en met vierde lid.

2. Een nieuw eerste lid wordt ingevoegd luidende:

  • 1. De in artikel 4 genoemde uitkering die ingaat vóór het bereiken van de leeftijd van 60 jaar wordt, in afwijking van artikel 9, eerste lid, onder c, gecontinueerd totdat, voor zover daarop recht bestaat, met het versterkt ouderdomspensioen het niveau van de uitkering wordt bereikt.

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De in artikel 4 genoemde uitkering die ingaat op of na het bereiken van de leeftijd van 60 jaar wordt, voor zover daarop recht bestaat, verminderd met het bedrag van het versterkt ouderdomspensioen.

4. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien de ambtenaar aan wie ontslag is verleend en wiens uitkering ingaat op of na het bereiken van de leeftijd van 60 jaar niet of niet tijdig het versterkt ouderdomspensioen aanvraagt, en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt, voor de periode waarin hij dientengevolge geen versterkt ouderdomspensioen ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met de uitkering die hij vanaf de ontslagdatum zou hebben genoten indien hij het voornoemde versterkt ouderdomspensioen wel tijdig zou hebben aangevraagd.

5. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Ingeval naast de in artikel 4 genoemde uitkering inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf als bedoeld in artikel 5 worden genoten, wordt op de uitkering een vermindering toegepast. In voorkomend geval wordt een vermindering toegepast boven de vermindering die reeds krachtens het tweede lid plaatsvindt. Deze vermindering is gelijk aan het bedrag waarmede de onverminderde uitkering krachtens artikel 4 vermeerderd met het totaal bedrag van de inkomsten, bedoeld in artikel 5, tezamen de laatstelijk genoten bezoldiging te boven gaat.

F

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te vervallen.

2. Na vernummering van het vijfde lid tot het vierde lid, komt dat te luiden:

  • 4. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden wordt een tweede uitkering in mindering gebracht op de eerste uitkering. In het geval tevens inkomsten als bedoeld in het eerste en derde lid worden genoten, worden deze inkomsten, na toepassing van de vorige volzin, op de voet van het eerste lid met de tweede uitkering verrekend.

3. Het zesde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

G

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder a wordt na «WAO» de zinsnede ingevoegd: of de Wet WIA.

2. In het derde lid, onder b wordt na «WAO» de zinsnede ingevoegd: of de Wet WIA.

H

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «op grond van de WAO, eventueel vermeerderd met een invaliditeitspensioen» vervangen door: op grond van de WAO of de Wet WIA, eventueel vermeerderd met een invaliditeitspensioen of een ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De betrokkene die na afloop van de periode van 52 weken, bedoeld in artikel 19 van de WAO, geen uitkering op grond van de WAO aanvraagt dan wel die na afloop van de periode van 104 weken, bedoeld in artikel 23 van de Wet WIA, geen uitkering ingevolge de Wet WIA aanvraagt, wordt voor de toepassing van dit besluit behandeld alsof hem een uitkering op grond van de WAO dan wel is toegekend waarbij hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien de uitkering op grond van de WAO of de Wet WIA van de betrokkene die ter zake van dezelfde dienstverhouding aanspraak heeft op een uitkering en een uitkering op grond van de WAO of de Wet WIA, als gevolg van een handelen of nalaten een vermindering ondergaat, of het recht daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt bedoelde uitkering op grond van de WAO of de Wet WIA voor de toepassing van dit besluit geacht onverminderd te zijn genoten.

ARTIKEL IV

Het Inkomstenbesluit militairen wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift en het eerste lid van Artikel 1 komen te luiden:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    Arbodienst:

    een voor de militair aangewezen arbodienst als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet;

    bezoldiging:

    het salaris, in voorkomend geval vermeerderd met de overbruggingstoelage, bedoeld in artikel 9, en de garantietoelage minimumloon, bedoeld in artikel 10;

    commandant:

    een bij ministeriële regeling aan te wijzen functionaris;

    de commandant operationeel commando:

    de Commandant Zeestrijdkrachten, de Commandant Landstrijdkrachten, de Commandant Luchtstrijdkrachten en de Commandant Koninklijke Marechaussee, voor het desbetreffende commando;

    deskundige persoon:

    een voor de militair aangewezen deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet die belast is met de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van die wet;

    gewezen militair:

    de ontslagen militair, voor zover hij heeft behoort tot degenen die zijn aangesteld bij het beroepspersoneel of daarmee gelijk zijn gesteld;

    gezin en gezinsleden:

    de echtgenoot, respectievelijk echtgenote van de militair en de kinderen, stief- en pleegkinderen van de militair of van de echtgenoot respectievelijk echtgenote;

    hoofd defensieonderdeel:
    • 1°. de Secretaris-Generaal, voor zover het betreft de Bestuursstaf;

    • 2°. de commandant operationeel commando voor het desbetreffende commando;

    • 3°. de directeur van de Defensie Materieel Organisatie, voor zover het betreft de Defensie Materieel Organisatie, met uitzondering van het deel ondergebracht in de Bestuursstaf;

    • 4°. de commandant van het Commando Dienstencentra, voor zover het betreft het Commando Dienstencentra;

    inkomsten:

    alle bedragen waarop de militair aanspraak kan maken bij of krachtens dit besluit;

    maand:

    een kalendermaand;

    militair:

    de militaire ambtenaar in de zin van artikel 1, eerste en tweede lid, van de Militaire ambtenarenwet 1931;

    Nagelaten betrekkingen:
    • De echtgenoot, echtgenote of geregistreerd partner van de overleden militair;

    • De achtergebleven partner die door de militair als partner is aangemeld bij de Stichting Pensioenfonds ABP en door het bestuur van dat fonds als zodanig is aangemerkt;

    • Minderjarige kinderen of minderjarige pleegkinderen;

    Officier:

    de militair met de rang van luitenant ter zee der derde klasse, tweede luitenant of met een hogere rang;

    Onze Minister:

    Onze Minister van Defensie;

    Pensioengevend inkomen:

    de in de berekeningsgrondslag pensioenen opgenomen inkomensbestanddelen dat met inachtneming van de bepalingen van dit besluit voor de militair is vastgesteld op grond van artikel 23a;

    rang:

    een militaire rang en stand of klasse, voor zover niet titulair toegekend;

    salaris:

    het bedrag dat met inachtneming van de bepalingen van dit besluit voor de militair is vastgesteld op grond van artikel 5;

    salarisschaal:

    een reeks van salarissen, behorende bij een bepaalde rang;

    salarisnummer:

    het getal dat in een salarisschaal voor een salaris is vermeld;

    werknemersverzekering:

    Werkloosheidswet, Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan wel de Ziektewet.

B

Na artikel 19 wordt een nieuw artikel 20 ingevoegd, luidende:

Artikel 20 Uitkering bij vliegongeval

  • 1. Aan de nagelaten betrekkingen van degene, die als militair, krachtens een door of namens de Minister van Defensie verstrekte opdracht, anders dan als passagier, dienst verrichte aan boord van een vliegtuig en die ten gevolge van een vliegongeval met dat vliegtuig tijdens het verrichten van die dienst, is overleden, wordt gezamenlijk een uitkering ineens verleend.

  • 2. Aan degene, die als militair, krachtens een door of namens de Minister van Defensie verstrekte opdracht, anders dan als passagier, dienst aan boord van een vliegtuig verrichte en die ten gevolge van een vliegongeval met dat vliegtuig tijdens het verrichten van die dienst blijvend invalide is geworden wordt een uitkering ineens verleend.

  • 3. Onder dienst aan boord van een vliegtuig in de zin van de eerste lid en tweede lid wordt verstaan het, waar ook ter wereld, tijdens een vlucht dienst doen aan boord van een vliegtuig.

  • 4. De vlucht, bedoeld in het vorige lid en in vijfde lid, wordt geacht:

    • a. aan te vangen op het ogenblik, waarop de betrokkene, met het doel om te vliegen zich begeeft naar het vliegtuig en dit zo dicht is genaderd, dat hem ten gevolge van een gebeuren met dat vliegtuig, een vliegongeval zou kunnen overkomen;

    • b. te eindigen onmiddellijk na het ogenblik, waarop de betrokkene, op het aardoppervlak teruggekeerd na het verlaten van het vliegtuig, redelijkerwijze kan worden geacht zich in veiligheid te bevinden.

  • 5. Onder vliegongeval in de zin van dit artikel wordt verstaan een tijdens de vlucht rechtstreeks met het vliegtuig in verband staande plotselinge inwerking van uitwendig geweld op het lichaam, waaronder begrepen verstikking, het onvrijwillig inademen van vergiftigende gassen en dampen, verdrinking, uitputting en de gevolgen van rechtmatige verdediging, alsmede zodanige andere feiten als de Minister van Defensie in voorkomende gevallen daaronder begrepen oordeelt.

  • 6. De uitkering ineens, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 15.000,–, indien de overledene in het genot was van een vliegtoelage bedoeld in de artikel 10 of artikel 11 van de Inkomstenregeling militairen. De verschuldigde loonheffing en premies komen voor rekening van het Rijk.

  • 7. De uitkering ineens, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 37.500,–, indien de overledene niet in het genot was van een vliegtoelage bedoeld in de artikel 10 of artikel 11 Inkomstenregeling militairen. De verschuldigde loonheffing en premies komen voor rekening van het Rijk.

  • 8. De toekenning van een uitkering ineens ter zake van blijvende invaliditeit doet aanspraak op een uitkering ter zake van overlijden te niet gaan, tenzij het overlijden plaatsvindt binnen twee jaar ná het tijdstip, waarop het vliegongeval plaatsvond, in welk geval het bedrag van de uitkering of de som der uitkeringen toekomende aan de nagelaten betrekkingen wordt verminderd met het bedrag der verleende uitkering.

  • 9. De uitkering ineens, bedoeld in het tweede lid, is ingeval van blijvende algehele invaliditeit gelijk aan de overeenkomstige gevallen bij overlijden uit te keren bedragen, genoemd in de zesde lid en zevende lid.

  • 10. De uitkering ineens, bedoeld in het tweede lid, is in het geval van blijvende gedeeltelijke invaliditeit gelijk aan dat gedeelte van de in overeenkomstige gevallen bij overlijden uit te keren bedragen, genoemd in de zesde lid en zevende lid, als wordt uitgedrukt door het percentage van die invaliditeit. Het percentage wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee jaar na het tijdstip, waarop het vliegongeval plaatsvond, vastgesteld.

  • 11. Dit artikel is niet van kracht ten aanzien van vliegongevallen als gevolg van feitelijke oorlogsomstandigheden.

C

Artikel 23a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel f, wordt de zinsnede «H.M. de Koningin» vervangen door: Z.M. de Koning.

2. In het eerste lid, onderdeel n, wordt de zinsnede «,met uitzondering van de militair bedoeld in het vierde lid» verwijderd.

3. Het vierde lid vervalt.

D

Artikel 23c vervalt.

ARTIKEL V

De Regeling uitkering vliegongeval wordt ingetrokken.

ARTIKEL VI

A

Na artikel 125 van het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt een hoofdstuk 11a ingevoegd dat als volgt komt te luiden:

Hoofdstuk 11a. Integriteit

Artikel 126a. Afleggen eed of belofte
  • 1. Zo spoedig mogelijk na aanstelling legt de militair de volgende eed of belofte af:

    «Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, gehoorzaamheid aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht.

    Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (Dat beloof ik)».

  • 2. In afwijking van het eerste lid legt de militair die bij zijn aanstelling is aangewezen voor het volgen van een initiële opleiding, de eed of belofte af zo spoedig mogelijk na het voltooien van die opleiding.

  • 3. Indien de militair ingevolge een eerdere aanstelling reeds de eed of belofte heeft afgelegd, wordt deze niet opnieuw afgelegd.

Artikel 126b. Nevenbetrekkingen en nevenwerkzaamheden
  • 1. De militair meldt aan Onze Minister, op een door Onze Minister te bepalen wijze, de nevenwerkzaamheden die de militair verricht of voornemens is te gaan verrichten, die de belangen van de dienst, voor zover deze in verband staan met zijn functievervulling, kunnen raken.

  • 2. Onze Minister voert een registratie van de op grond van het eerste lid gedane meldingen.

  • 3. De door militairen met de rang van vice-admiraal/luitenant-generaal of een hogere rang gemelde nevenwerkzaamheden worden openbaar gemaakt met vermelding van eventueel door Onze Minister aan het verrichten van de nevenwerkzaamheden gestelde beperkingen.

  • 4. De militair verricht geen nevenwerkzaamheden waardoor de goede vervulling van de functie of het goed functioneren van de openbare dienst, voor zover dit in verband staat met de functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de melding, bedoeld in het eerste lid, de registratie, bedoeld in het tweede lid, en het verbod, bedoeld in het vierde lid.

Artikel 126c
  • 1. Onze Minister wijst de militairen aan die werkzaamheden verrichten waaraan in het bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie verbonden is. De aangewezen militair meldt financiële belangen, alsmede het bezit van en transacties met effecten die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met zijn functievervulling kunnen raken, aan een daartoe aangewezen functionaris.

  • 2. Onze Minister voert een registratie van de op grond van het eerste lid gedane meldingen.

  • 3. De militair verstrekt nadere informatie of bescheiden met betrekking tot de financiële belangen of het bezit van of de transacties met effecten, indien daarvoor naar het oordeel van Onze Minister of de door Onze Minister aangewezen functionaris, bedoeld in het eerste lid, aanleiding bestaat op grond van de melding of na de melding gebleken feiten of omstandigheden.

  • 4. Het is de militair verboden financiële belangen te hebben, effecten te bezitten of effectentransacties te verrichten waardoor de goede vervulling van de functie of het goed functioneren van de openbare dienst, voorzover dit in verband staat met de functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de melding, bedoeld in het eerste lid, de registratie, bedoeld in het tweede lid, en het verbod, bedoeld in het vierde lid.

Artikel 126d. Geen vergoedingen, beloningen, steekpenningen
  • 1. Vergoedingen, beloningen, giften of beloften worden door de militair in zijn ambt niet van derden gevorderd of verzocht of, anders dan met goedvinden van Onze Minister, aangenomen.

  • 2. De militair neemt geen steekpenningen aan.

Artikel 126e. Deelname aan aannemingen en leveringen
  • 1. De militair neemt geen deel, direct of indirect, aan aannemingen en leveringen ten behoeve van openbare diensten, tenzij daarvoor toestemming is verleend.

  • 2. De militair gedraagt zich naar hetgeen voor de militair is bepaald ten aanzien van het deelnemen, direct of indirect, aan aannemingen en leveringen ten behoeve van anderen.

Artikel 126f. Deelneming aan vennootschappen, stichtingen of verenigingen

Aan de militair die is aangesteld bij het beroepspersoneel kan door Onze Minister worden verboden commissaris, bestuurder of vennoot te zijn van een vennootschap, stichting of vereniging, die geregeld in aanraking komt, of krachtens haar opzet kan komen met de krijgsmacht.

B

Na artikel 69 van het Burgerlijk Ambtenarenreglement Defensie wordt een hoofdstuk 7a ingevoegd dat als volgt komt te luiden:

Hoofdstuk 7a Integriteit

Artikel 70

De ambtenaar vervult de uit zijn functie voortvloeiende plichten nauwgezet en ijverig en gedraagt zich zoals een goed ambtenaar betaamt.

Artikel 70a. Eed of belofte

De ambtenaar voldoet aan hetgeen voor hem inzake het afleggen van een eed of een belofte is bepaald.

Artikel 70b. Nevenbetrekkingen en nevenwerkzaamheden
  • 1. De ambtenaar meldt aan Onze Minister, op een door Onze Minister te bepalen wijze, de nevenwerkzaamheden die de ambtenaar verricht of voornemens is te gaan verrichten, die de belangen van de dienst, voor zover deze in verband staan met zijn functievervulling, kunnen raken.

  • 2. Onze Minister voert een registratie van de op grond van het eerste lid gedane meldingen.

  • 3. De ambtenaar verricht geen nevenwerkzaamheden waardoor de goede vervulling van de functie of het goed functioneren van de openbare dienst, voor zover dit in verband staat met de functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de melding, bedoeld in het eerste lid, de registratie, bedoeld in het tweede lid, en het verbod, bedoeld in het derde lid.

Artikel 70c
  • 1. Onze Minister wijst de ambtenaren aan die werkzaamheden verrichten waaraan in het bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie verbonden is. De aangewezen ambtenaar meldt financiële belangen, alsmede het bezit van en transacties met effecten die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met zijn functievervulling kunnen raken, aan een daartoe aangewezen functionaris.

  • 2. Onze Minister voert een registratie van de op grond van het eerste lid gedane meldingen.

  • 3. De ambtenaar verstrekt nadere informatie of bescheiden met betrekking tot de financiële belangen of het bezit van of de transacties met effecten, indien daarvoor naar het oordeel van Onze Minister of de door Onze Minister aangewezen functionaris, bedoeld in het eerste lid, aanleiding bestaat op grond van de melding of na de melding gebleken feiten of omstandigheden.

  • 4. Het is de ambtenaar verboden financiële belangen te hebben, effecten te bezitten of effectentransacties te verrichten waardoor de goede vervulling van de functie of het goed functioneren van de openbare dienst, voorzover dit in verband staat met de functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de melding, bedoeld in het eerste lid, de registratie, bedoeld in het tweede lid, en het verbod, bedoeld in het vierde lid.

Artikel 70d. Deelname aan aanneming en leveringen
  • 1. De ambtenaar neemt geen deel, direct of indirect, aan aannemingen en leveringen ten behoeve van openbare diensten, tenzij daarvoor toestemming is verleend.

  • 2. De ambtenaar gedraagt zich naar hetgeen voor de ambtenaar is bepaald ten aanzien van het deelnemen, direct of indirect, aan aannemingen en leveringen ten behoeve van anderen.

Artikel 70e. Deelnemingen aan vennootschappen, stichtingen of verenigingen

Aan de ambtenaren of aan bepaalde groepen van ambtenaren van een bepaalde dienst kan door onze Minister worden verboden commissaris, bestuurder of vennoot te zijn van alle of nader te omschrijven vennootschappen, stichtingen of verenigingen die geregeld in aanraking komen of krachtens haar opzet kunnen komen met de betrokken dienst.

Artikel 70f. Geen vergoedingen, beloningen, steekpenningen
  • 1. Vergoedingen, beloningen, giften of beloften worden door de ambtenaar in zijn ambt niet van derden gevorderd of verzocht of, anders dan met goedvinden van Onze Minister, aangenomen.

  • 2. De ambtenaar neemt geen steekpenningen aan.

ARTIKEL VII

Artikel III onder E treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 november 2014.

Artikel VI treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2017

De overige artikelen treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 13 maart 2017

Willem-Alexander

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Uitgegeven de elfde april 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Om uiteenlopende redenen moeten enkele wijzigingen worden doorgevoerd in het Algemeen militair ambtenarenreglement, het Besluit Bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie, het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie en het Inkomstenbesluit militairen. Uit doelmatigheidsoverwegingen zijn deze wijzigingen in één Algemene Maatregel van Bestuur opgenomen.

Uitkering bij vliegongeval

Bij Defensie is sinds 26 juni 1961 de Regeling uitkering vliegongeval ingevoerd. Deze regeling is sinds de invoering op een aantal kleine punten gewijzigd met name de hoogte van de uitkering en de invoering van de Euro.

In de laatste jaren hebben er grote maatschappelijke ontwikkelingen plaatsgevonden op het gebied van relatievormen en de hieruit voortvloeiende wederzijdse onderhoudsverplichtingen tussen de partners en hun kinderen. Ook wordt er naar gestreefd om in het kader van de vereenvoudiging van de regelgeving de regelingen die een specifiek doel dienen zoveel mogelijk te beperken en de inhoud te integreren in de voor de betreffende onderwerpen overkoepelende besluiten en regelingen.

De Regeling uitkering vliegongeval sluit niet aan bij deze ontwikkelingen en dient inhoudelijk aangepast te worden om de aansluiting te realiseren. Als uitvloeisel van de vereenvoudiging van de regelgeving wordt de huidige regeling ingetrokken en de gemoderniseerde inhoud zal worden opgenomen in het Inkomstenbesluit militairen.

Door het opnemen van de uitkering bij vliegongeval in het Inkomstenbesluit en het intrekken van de Regeling uitkering vliegongeval dient ook artikel 118 van het Algemeen militair ambtenarenreglement te worden gewijzigd.

Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om de artikelen 23a en 23c van het Inkomstenbesluit militairen te actualiseren.

Centrales van overheidspersoneel hebben op 2 september 2016 ingestemd met deze wijzigingen in het Algemeen militair ambtenarenreglement en in het Inkomstenbesluit militairen.

Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector defensie

Met ingang van 1 juli 2015 gelden in de Werkloosheidswet (WW) andere regels met betrekking tot de verrekening van inkomsten uit werk. Deze wijziging noodzaakt om artikel 9, derde lid het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector defensie (BWW) aan te passen.

Tot 1 juli 2015 werd in de WW bij aanpassing van de uitkering door werkhervatting rekening gehouden met het aantal uren (urenverrekening). Vanaf 1 juli 2015 vindt verrekening plaats op basis van de daadwerkelijke verdiensten. De WW-uitkering vult het inkomen aan, wanneer een werkzoekende gaat werken voor een lager inkomen dan zijn of haar WW-maandloon. Van elke verdiende bruto euro mag de WW-er 30% zelf houden. Wanneer de inkomsten uit werk per maand hoger zijn dan 87,5% van het WW-maandloon, vindt beëindiging van de WW-uitkering plaats.

Door deze nieuwe inkomstenverrekening volgens de WW zou het mogelijk zijn dat de uitkeringsgerechtigde met een WW-uitkering, verhoogd met een aanvullende BWW-uitkering en met inkomsten uit nieuw werk en loonaanvulling volgens het BWW meer inkomsten heeft dan het laatst verdiende salaris bij Defensie. Om dit te voorkomen is in artikel 9, derde lid, onder b de bepaling opgenomen dat bij de hoogte van de loonaanvulling naast de inkomsten uit nieuw werk ook rekening wordt gehouden met de inkomsten uit uitkering (WW-uitkering en of bovenwettelijke uitkering).

Centrales van overheidspersoneel hebben op 4 april 2016 ingestemd met deze wijzigingen in het BWW.

Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie

In 2014 hebben sociale partners in het Sectoroverleg Defensie besloten tot aanpassing van het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie (hierna: het Besluit). Besloten is dat de uitkering in verband met functioneel leeftijdsontslag (FLO) die ingaat vóór het bereiken van de leeftijd van 60 jaar niet wordt verminderd met het bedrag van het versterkt ouderdomspensioen vanaf het bereiken van de leeftijd van 60 jaar en dat de uitkering niet eindigt bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar maar op het moment dat met het bedrag van het versterkt ouderdomspensioen het FLO-uitkeringsniveau wordt bereikt. Sociale partners hebben deze aanpassing op 28 oktober 2014 afgesproken en de uitvoering daarvan is per 1 november 2014 doorgevoerd. De wijziging van de begripsomschrijving versterkt ouderdomspensioen in artikel 1 en tot wijziging van artikel 4c betreft derhalve een formalisering van de uitvoeringspraktijk met terugwerkende kracht tot en met 1 november 2014.

Voorts hebben sociale partners in het Sectoroverleg Defensie in februari 2016 besloten dat alle FLO- burgerambtenaren Defensie met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 vanaf 62 jaar een reguliere pensioenopbouw krijgen van 37,5%. De artikelen 2.5, 4.4 en 5.3 van het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP zijn in dat kader aangepast. In verband met deze afspraak is de bepaling in artikel 4b van het Besluit vervallen.

Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om het Besluit op enkele punten te actualiseren. Per 1 januari 2016 is het Reglement FPU van het Vut-fonds ingetrokken, omdat er geen deelnemers meer zijn die recht kunnen hebben op FPU. In het Besluit is daarom in artikel 1 de begripsomschrijving van het Reglement FPU geschrapt en zijn het eerste lid van artikel 3 en artikel 4a komen te vervallen.

Centrales van overheidspersoneel hebben op 7 juni 2016 ingestemd met deze wijzigingen in het Besluit.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A en B

In artikel 118, derde lid van het Algemeen militair ambtenarenreglement moet de verwijzing naar de Regeling uitkering vliegongeval worden vervangen door het nieuwe artikel 20 van het Inkomstenbesluit militairen. Het vierde lid van artikel 118 betreft een redactionele aanpassing.

Artikel II

In artikel 9, derde lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector defensie is opgenomen dat bij de hoogte van de loonaanvulling, naast de inkomsten uit nieuw werk, ook rekening wordt gehouden met de inkomsten uit uitkering (WW-uitkering en of bovenwettelijke uitkering).

Artikel III

A

Het begrippenkader is in alfabetische volgorde geplaatst volgens de vigerende richtlijnen. Aan het begrippenkader zijn de begrippen ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen en Wet WIA toegevoegd. Bij het begrip arbeidsongeschiktheid is ook de verwijzing gemaakt naar de betreffende artikelen van de Wet WIA. Ingevolge de gewijzigde regeling voor de uitkering in verband met functioneel leeftijdsontslag die ingaat voor het bereiken van de leeftijd van 60 jaar is het begrip versterkt ouderdomspensioen aangepast. Tevens is het begrip FPU Reglement komen te vervallen omdat per 1 januari 2016 het Reglement FPU van het Vut-fonds is ingetrokken.

B en C

De bepalingen die betrekking hebben op de betrokkene die is geboren vóór 1 januari 1950 zijn komen te vervallen.

D

Omdat alle FLO-burgerambtenaren Defensie met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 vanaf 62 jaar een reguliere pensioenopbouw krijgen van 37,5%, is artikel 4b komen te vervallen.

E

Ingevolge de gewijzigde regeling voor de uitkering in verband met functioneel leeftijdsontslag die ingaat voor het bereiken van de leeftijd van 60 jaar is artikel 4c aangepast.

F,G en H

De betreffende artikelen zijn geactualiseerd ingevolge de Wet WIA.

Artikel IV

A

Het begrippenkader is in alfabetische volgorde geplaatst volgens de vigerende richtlijnen. Aan het begrippenkader is het begrip nagelaten betrekkingen toegevoegd. Hierbij is aansluiting gezocht in de definitie zoals in het pensioenreglement ABP is opgenomen en aan de huidige relatievormen. De verouderde in de tekst van de Regeling uitkering vliegongeval opgenomen begrip «kostwinner» komt hiermee te vervallen. In bijzondere gevallen kan, bijvoorbeeld als er sprake is dat de overleden militair als enige binnen een familie een inkomen heeft waarbij er sprake is van een grotendeelse bijdrage in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud van de familieleden, in de eerste of tweede graad, een verzoek worden ingediend op basis van artikel 26 van dit besluit.

Door de integratie van een losstaande regeling in het Inkomstenbesluit is eveneens het begrip «gewezen militair» opgenomen. Het IBM is ingericht voor de actief dienende militair edoch zijn er enkele bepalingen in opgenomen die recht geven op een uitkering of tegemoetkoming terwijl de militair vermist of overleden is. Om het rechtsgrond voor de uitkeringen en toelagen te borgen is de opname van dit begrip noodzakelijk.

B
Artikel 20 Uitkering bij vliegongeval

In de tekst wordt nu het begrip militair eenduidig gebruikt en worden geen militaire van specifieke defensieonderdelen langer uitgesloten. Militairen worden veelvuldig ingezet in het kader van terrorismebestrijding en -preventie en hierdoor ook ingezet in de civiele luchtvaart. De aanspraak op een uitkering wordt dan ook niet beperkt tot het meevliegen in militaire luchtvaartuigen.

Zesde en zevende lid:

Het onderscheidt in de hoogte van de uitkering was mede afhankelijk van de stand of rang van de militair, de achterliggende gedachte was dat bij de fiscalisering van de uitkering, onder toepassing van de fiscale bepalingen zoals deze voor de militair bestonden, het netto uit te betalen bedrag voor de nabestaanden op gelijk niveau te brengen. De fiscale wetgeving is in de loop der jaren aangepast en zijn er nieuwe fiscale regels van toepassing. Door de sociale lasten en de in te houden belasting en loonheffingen ten laste van defensie te laten komen wordt de gewenste nivellering van de uitkering bereikt.

C en D

Artikel 23a, eerste lid wordt aangepast in verband met de inhuldiging van Willem-Alexander als Koning der Nederlanden op 30 april 2013. Artikel 23a, vierde lid en artikel 23c hebben hun belang verloren aangezien de in deze artikelen bedoelde militairen inmiddels de dienst hebben verlaten.

Artikel V

Door het opnemen van de bepalingen over de uitkering bij een vliegongeval in het Inkomstenbesluit militairen wordt de Regeling uitkering vliegongeval ingetrokken.

Artikel VI

Dit artikel corrigeert een onvolkomenheid in het Besluit Interne Klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie (Stb. 2016, 542). Thans wordt gevolg gegeven aan een redactionele opmerking van de Raad van State op de door de Raad bedoelde wijze. Tevens worden artikelen die ongewild zijn komen te vervallen met terugwerkende kracht weer hersteld. Dit artikel werkt dan ook terug tot en met de datum van inwerkingtreden van genoemd besluit.

Artikel VII

Sociale partners hebben de aanpassing van de uitkering in verband met functioneel leeftijdsontslag (FLO) die ingaat vóór het bereiken van de leeftijd van 60 jaar afgesproken op 28 oktober 2014 en de uitvoering daarvan is per 1 november 2014 doorgevoerd. De wijziging in Artikel III onder E betreft derhalve een formalisering van de uitvoeringspraktijk met terugwerkende kracht tot en met 1 november 2014. Om die reden treedt Artikel III onder E in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 november 2014.

Voor de inwerkingtreding van artikel VI zie de toelichting bij dat artikel.

De overige artikelen treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven