Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2016, 78 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2016, 78 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 december 2015, nr. 2015-0000309188;
Gelet op richtlijn nr. 2014/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor het gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (herschikking) (PbEU 2014, L 96), alsmede op de artikelen 4, eerste lid, 5, tweede lid, 7, 7a, derde lid, 11, 12, 13, 14 en 32b van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 januari 2016; nr. W12.15.0460/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 februari 2016, nr. 2016-0000017870
Hebben goedgevonden en verstaan:
1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
richtlijn nr. 2014/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor het gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (herschikking) (PbEU 2014, L 96);
hetgeen artikel 2 van de richtlijn daaronder verstaat;
hetgeen artikel 2 van de richtlijn daaronder verstaat;
hetgeen artikel 2 van de richtlijn daaronder verstaat;
hetgeen artikel 2 van de richtlijn daaronder verstaat;
hetgeen artikel 2 van de richtlijn daaronder verstaat;
hetgeen artikel 2 van de richtlijn daaronder verstaat;
hetgeen artikel 2 van de richtlijn daaronder verstaat;
conformiteitsbeoordelingsinstantie, genoemd in artikel 2 van de richtlijn;
hetgeen artikel 2 van de richtlijn daaronder verstaat;
hetgeen artikel 2 van de richtlijn daaronder verstaat;
hetgeen artikel 2 van richtlijn daaronder verstaat;
hetgeen artikel 2 van richtlijn daaronder verstaat;
hetgeen artikel 2 van de richtlijn daaronder verstaat;
hetgeen artikel 2 van de richtlijn daaronder verstaat;
nationale accreditatie-instantie bedoeld in artikel 2 van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie;
hetgeen artikel 2 van de richtlijn daaronder verstaat;
hetgeen artikel 1, eerste lid, van de richtlijn daaronder verstaat; en
Warenwet.
2. Dit besluit is niet van toepassing op producten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de richtlijn.
1. Het is verboden producten in de handel te brengen, in bedrijf te stellen, op de markt aan te bieden of te gebruiken die niet voldoen aan de bij of krachtens dit besluit gestelde voorschriften.
2. Het is verboden producten in de handel te brengen of op de markt aan te bieden anders dan met inachtneming van de bij of krachtens dit besluit gestelde voorschriften met betrekking tot het bezigen van vermeldingen of aanduidingen.
3. Het is verboden producten in de handel te brengen, in bedrijf te stellen, op de markt aan te bieden of te gebruiken, indien de bij of krachtens dit besluit voorgeschreven conformiteitbeoordelingsprocedures niet in acht zijn genomen.
4. Het is verboden producten te gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften bij of krachtens dit besluit gesteld met betrekking tot het voorhanden zijn van documenten.
1. Fabrikanten voldoen bij het ontwerpen, vervaardigen, in de handel brengen en gebruiken voor eigen doeleinden van producten aan de volgende bepalingen van de richtlijn:
a. artikel 6;
b. artikel 11;
c. artikel 13;
d. artikel 14;
e. artikel 15;
f. artikel 16, eerste tot en met vijfde lid;
g. artikel 35, eerste en derde lid;
h. artikel 37, eerste en tweede lid;
i. artikel 38, eerste lid; en
k. bijlage II.
2. Instructies en informatie aangaande de veiligheid, alsmede eventuele etikettering als bedoeld in artikel 6, achtste lid, van de richtlijn, zijn in ieder geval gesteld in de Nederlandse taal.
3. De EU-conformiteitsverklaring, bedoeld in de artikelen 6, tweede lid, en 14, tweede lid, van de richtlijn, is in ieder geval gesteld in de Nederlandse of Engelse taal.
1. De fabrikant die een gemachtigde vertegenwoordiger aanstelt, voldoet en zorgt dat wordt voldaan aan artikel 7 van de richtlijn.
2. De gemachtigde vertegenwoordiger, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de artikelen 7, tweede lid, en 11 van de richtlijn.
1. Importeurs voldoen bij het in de handel brengen van producten aan de volgende bepalingen van de richtlijn:
a. artikel 8;
b. artikel 10;
c. artikel 11;
d. artikel 35, eerste en derde lid;
e. artikel 37, eerste en tweede lid;
f. artikel 38, eerste lid; en
g. bijlage II.
2. Instructies en informatie aangaande de veiligheid, bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de richtlijn, zijn in ieder geval gesteld in de Nederlandse taal.
1. Distributeurs voldoen bij het op de markt aanbieden van producten aan de volgende bepalingen van de richtlijn:
a. artikel 9;
b. artikel 10;
c. artikel 11;
d. artikel 35, eerste en derde lid;
e. artikel 37, eerste en tweede lid;
f. artikel 38, eerste lid; en
g. Bijlage II.
2. Instructies en informatie aangaande de veiligheid, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de richtlijn, zijn in ieder geval gesteld in de Nederlandse taal.
1. Producten voldoen aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen als vermeld in bijlage II van de richtlijn.
2. Producten die door de fabrikanten en importeurs in de handel worden gebracht, of die door de distributeurs op de markt worden aangeboden, die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden vermoed te voldoen aan de eisen die door die normen of delen daarvan worden bestreken, zoals beschreven in artikel 12 en bijlage II van de richtlijn.
1. Producten die op de markt worden aangeboden, zijn overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van de richtlijn, voorzien van de CE-markering.
2. Producten die niet zijn voorzien van de CE-markering of anderszins niet aan dit besluit voldoen, mogen op beurzen en exposities en bij demonstraties worden tentoongesteld met inachtneming van artikel 3, derde lid, van de richtlijn.
1. De beoordeling van de conformiteit van een apparaat, beveiligingssysteem, voorziening als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de richtlijn, of component, en de afgifte van verklaringen en de verlening van goedkeuring ter zake vinden plaats met inachtneming van artikel 13 van de richtlijn.
2. Fabrikanten vragen de beoordeling van de conformiteit van een apparaat, beveiligingssysteem, voorziening, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a en b, van de richtlijn, of component, bedoeld in artikel 13, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid, van de richtlijn, aan bij de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie, bedoeld in artikel 11.
3. De bescheiden en briefwisseling, bedoeld in artikel 13, zesde lid, van de richtlijn, zijn in ieder geval gesteld in de Nederlandse taal of in een door de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie, bedoeld in het tweede lid, aanvaarde taal.
De EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie trekt een door haar afgegeven verklaring van EU-typeonderzoek of EU-ontwerponderzoek of een verleende goedkeuring van een kwaliteitssysteem als bedoeld in bijlagen III tot en met VII en IX bij de richtlijn, in als de essentiële veiligheidseisen of voorgeschreven gebruiksomstandigheden, bedoeld in bijlage II bij de richtlijn, zodanig zijn gewijzigd dat het type, ontwerp of kwaliteitssysteem niet meer voldoet aan de gewijzigde eisen of voorgeschreven gebruiksomstandigheden op het tijdstip waarop deze volgens de richtlijn van toepassing zijn.
1. Bij een verzoek aan Onze Minister als bedoeld in artikel 7a van de wet, voldoet de aanvrager aan artikel 24, eerste en tweede lid, van de richtlijn.
2. Een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan of zorgt dat wordt voldaan aan de volgende bepalingen van de richtlijn:
a. artikel 21, tweede tot en met elfde lid;
b. artikel 29; en
c. artikel 31.
3. Een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie die taken uitbesteedt of door ondergeschikte instanties laat uitvoeren, voldoet aan artikel 23 van de richtlijn.
4. Een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de criteria, genoemd in het eerste, tweede en derde lid. Zij toont dit aan door middel van een accreditatie tegen de van toepassing zijnde geharmoniseerde normen of delen daarvan, mits die normen de eisen, bedoeld in de eerste zin, dekken en de referentienummers van die normen in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt.
5. Indien de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie geen bewijs van accreditatie kan overleggen, verschaft zij Onze Minister alle bewijsstukken die nodig zijn om aan te tonen dat zij voldoet aan de criteria, genoemd in het eerste, tweede en derde lid.
1. Onze Minister weigert een aanwijzing als EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie indien de aanvrager niet heeft voldaan aan het bepaalde bij of krachtens artikel 11, eerste tot en met vijfde lid.
2. Een aanwijzing kan worden geschorst, ten nadele van de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie worden gewijzigd of ingetrokken:
a. op grond van door de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie verstrekte onjuiste inlichtingen over feiten of omstandigheden, mits de onjuistheid daarvan aan deze instantie bekend was of kon zijn;
b. indien de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 11, eerste tot en met vijfde lid; of
c. indien de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie haar wettelijke verplichtingen niet naar behoren nakomt of de taken waarvoor zij is aangewezen, niet naar behoren uitvoert.
3. Een aanwijzing kan worden geweigerd of ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
4. Voordat toepassing wordt gegeven aan het derde lid kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet, worden gevraagd.
1. Bij de uitoefening van zijn taken als aanmeldende autoriteit voldoet Onze Minister aan de artikelen 19 en 25 van de richtlijn.
2. Onze Minister verricht de taken, bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de richtlijn.
1. Tijdens de looptijd van de aanwijzing stelt Onze Minister periodiek vast of de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie:
a. nog voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 11, eerste tot en met vijfde lid; en
b. haar wettelijke verplichtingen naar behoren nakomt en de taken waarvoor zij is aangewezen, naar behoren uitvoert.
2. Bij ministeriele regeling worden nadere regels gesteld betreffende het kosteloos verstrekken van gegevens en inlichtingen door de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie aan Onze Minister of de nationale accreditatie-instantie respectievelijk door Onze Minister of de nationale accreditatie-instantie aan de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie, die zijn verkregen door de uitvoering of het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet, welke noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun wettelijke taken.
3. Een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie die haar taken waarvoor zij is aangewezen, beëindigt, of waarvan de aanwijzing door Onze Minister wordt ingetrokken, is verplicht tijdig voorafgaand aan de beëindiging van de werkzaamheden respectievelijk de datum, waarop de aanwijzing eindigt, haar dossiers over te dragen aan een andere EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie waarmee de marktdeelnemer een overeenkomst is aangegaan. Indien er geen andere EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie is, draagt de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie de dossiers over aan Onze Minister.
Een wijziging van de richtlijn gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
Het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, bijlage, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de inhoudsopgave, regel C-37 Warenwetbesluit explosieveilig materieel, wordt toegevoegd: 2016.
2. Onderdeel C-37 Warenwetbesluit explosieveilig materieel komt te luiden:
C-37 |
|||
C-37.1.1 |
art. 2, lid 1, j° art. 3, lid 1 |
€ 525,– |
€ 1.050,– |
C-37.1.2 |
€ 525,– |
€ 1.050,– |
|
C-37.1.3 |
€ 525,– |
€ 1.050,– |
|
C-37.1.4 |
€ 525,– |
€ 1.050,– |
|
C-37.1.5 |
€ 525,– |
€ 1.050,– |
|
C-37.1.6 |
€ 525,– |
€ 1.050,– |
|
C-37.1.7 |
€ 525,– |
€ 1.050,– |
|
C-37.1.8 |
art. 2, lid 1, j° art. 6, lid 1 |
€ 525,– |
€ 1.050,– |
C-37.1.9 |
art. 2, lid 1, j° art. 6, lid 2 |
€ 525,– |
€ 1.050,– |
C-37.1.10 |
art. 2, lid 1, j° art. 7, lid 1 |
€ 525,– |
€ 1.050,– |
C-37.2.1 |
€ 525,– |
€ 1.050,– |
|
C-37.2.2 |
€ 525,– |
€ 1.050,– |
|
C-37.3.1 |
€ 525,– |
€ 1.050,– |
|
C-37.3.2 |
€ 525,– |
€ 1.050,– |
|
C-37.3.3 |
€ 525,– |
€ 1.050,– |
1. Producten die voldoen aan het Warenwetbesluit explosieveilig materieel, zoals dat onmiddellijk vóór 20 april 2016 luidde, en vóór dat tijdstip in de handel zijn gebracht, mogen ook na dat tijdstip op de markt worden aangeboden of in bedrijf worden gesteld.
2. Een certificaat afgegeven op grond van de wet, en geldend op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding, genoemd in artikel 19, tweede lid, van dit besluit wordt geacht te zijn afgegeven met inachtneming van de bij of krachtens dit besluit gestelde bepalingen, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9 en 10.
Het Warenwetbesluit explosieveilig materieel wordt ingetrokken.
1. De artikelen 1, 11, 12, 13 en 14 van dit besluit treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
2. De artikelen 2 tot en met 10 en 15 tot en met 18 van dit besluit treden in werking met ingang van 20 april 2016.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 17 februari 2016
Willem-Alexander
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Uitgegeven de tweeëntwintigste februari 2016
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Het onderhavige besluit strekt ter implementatie van Richtlijn 2014/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (PbEU 2014, L 96; verder te noemen: richtlijn 2014/34/EU).
Richtlijn 2014/34/EU is een herziening van Richtlijn 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (Pb 1994, L 100; verder te noemen: richtlijn 94/9/EG). Richtlijn 94/9/EG uit 1994 stelt essentiële veiligheids- en gezondheidseisen betreffende het ontwerp en de bouw van apparaten en de beveiligingssystemen bedoeld voor het gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen. Die richtlijn en de wijzigingen daarop waren geïmplementeerd in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel.
Richtlijn 2014/34/EU moet zijn geïmplementeerd met ingang van 20 april 2016. Richtlijn 94/9/EG wordt per 20 april 2016 ingetrokken. Voor de transponeringstabel zie paragraaf B van deze nota van toelichting.
Richtlijn 2014/34/EU is onderdeel van het stroomlijningpakket dat volgens de methode van herschikking negen Europese richtlijnen met eisen aan producten in overeenstemming brengt met Besluit Nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PbEU 2014, L 218).
Dit betekent het stroomlijnen van de procedures in de richtlijnen. Met deze wijziging is geen sprake van nieuw beleid. Het beleid voor Europese productregelgeving is in 2008 vastgelegd in het Nieuw wetgevingskader (NWK). Dit kader omvat onder meer:
– Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU 2008, L 218; verder te noemen: Verordening 765/2008); en
– Besluit Nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PbEU 2008, L 218; verder te noemen: Besluit 768/2008).
Met de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie (Stb. 2009, 455 van 10 november 2009) is uitvoering gegeven aan Verordening 765/2008 en zijn de positie en de werkzaamheden van de Nationale accreditatie-instantie, voor Nederland de Raad voor Accreditatie, vastgelegd.
De stroomlijning van het NWK omvat horizontale definities, stelt gelijke verplichtingen aan marktdeelnemers (fabrikanten, gemachtigden (van fabrikanten), importeurs en distributeurs) en eisen voor traceerbaarheid, harmoniseert conformiteitsbeoordelingsprocedures, scherpt de criteria voor aangemelde (voortaan EU-) conformiteitsbeoordelingsinstanties aan, geeft eisen voor de aanmeldingsprocedure, stelt eisen aan de aanmeldende autoriteiten en geeft eenduidige regels voor de toepassing van de vrijwaringsprocedure. Aan de specifieke inhoudelijke producteisen wordt niets gewijzigd.
Er is bewust gekozen voor de toevoeging van «EU-» aan het begrip conformiteitsbeoordelingsinstantie, waarmee het begrip in de richtlijn wordt genuanceerd. In het Warenwetbesluit liften 2016 en het Warenwetbesluit drukapparatuur 2016 is er een nationale tegenhanger, de zogenaamde NL-conformiteitsbeoordelingsinstantie toegevoegd. Deze conformiteitsbeoordelingsinstanties zijn niet verplicht op grond van de Richtlijn 2014/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake liften en veiligheidscomponenten voor liften respectievelijk Richtlijn 2014/68/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van drukapparatuur, waardoor niet in deze terminologieproblematiek is voorzien. Omwille van duidelijkheid en eenheid in de diverse SZW-Warenwetbesluiten wordt in alle SZW-Warenwetbesluiten, dus ook in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel 2016, gesproken van EU-conformiteitsbeoordelingsinstanties.
Het besluit wijzigt de systematiek voor aanwijzing en de aanmelding in het New Approach Notified and Designated Organisations Information System (verder te noemen: Nando), het Europees registratiesysteem voor EU-conformiteitsbeoordelingsinstanties.
De richtlijn laat de lidstaten de ruimte voor een accreditatiesysteem dan wel een ander gelijkwaardig beoordelingsysteem. De keuze ter zake is aan de lidstaten. De richtlijn geeft daarbij aan de voorkeur te hebben voor accreditatie als het geschiktste middel waarmee de technische bekwaamheid van conformiteitsbeoordelingsinstanties kan worden aangetoond. Nederland sluit zich aan bij die voorkeur. Daar liggen tevens de volgende overwegingen aan ten grondslag.
– De randvoorwaarden die Nando stelt zijn van dien aard dat een niet geaccrediteerde EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie economische nadeel ondervindt, omdat zij aanvullende documenten beschikbaar moet stellen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (verder te noemen: de Minister van SZW) en rekening moet houden met een langere wachttijd (twee maanden in plaats van twee weken na aanmelding) voordat zij met de werkzaamheden mag aanvangen. De wachttijd is de periode die lidstaten en Europese Commissie hebben om gemotiveerd hun oordeel kenbaar te maken over de aanmelding van de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie.
– Op grond van Verordening 765/2008 is het de nationale accreditatie-instantie, voor Nederland de Stichting Raad voor Accreditatie (verder te noemen: RvA), alleen toegestaan om te accrediteren tegen de geharmoniseerde accreditatienormen die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Met andere woorden: het stelsel van beoordelen zoals dat is geregeld bij of krachtens het Warenwetbesluit explosieveilig materieel waarbij de RvA een beoordeling uitvoert anders dan een accreditatie, is niet langer toegestaan en moet worden beëindigd. De RvA is bovendien bij uitstek geschikt deze taak te verrichten.
– Het toezicht op de RvA als nationale accreditatie-instantie is geregeld via collegiale toetsing onder leiding van de European co-operation for Accreditation (verder te noemen: EA). De EA wordt op haar beurt weer collegiaal getoetst onder leiding van het International Accreditation Forum en de International Laboratory Accreditation Cooperation.
Het Warenwetbesluit explosieveilig materieel ging uit van een beoordeling door de RvA. Deze SZW-beoordeling voerde de RvA niet uit als nationale accreditatie-instantie. De SZW-beoordeling was daarmee geen onderwerp van deze collegiale toetsingen.
De overgang naar accreditatie maakt dat de beoordeling van instellingen die in aanmerking wensen te komen voor een aanwijzing en aanmelding nu wel onderwerp zijn van de collegiale toetsing. Het is niet de bedoeling dat de Minister van SZW toezicht houdt op het functioneren van de RvA als nationale accreditatie-instantie. Dat is aan de Minister van Economische Zaken als voor de RvA verantwoordelijke minister.
In de meeste Europese lidstaten zal als regel conform de voorkeur van de richtlijn accreditatie de voorkeur hebben. In uitzonderlijke omstandigheden kan dat echter anders zijn. In dat geval moet er inderdaad de ruimte zijn voor een potentiële EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie om de geschiktheid op een andere manier aan te tonen (zie verdere toelichting bij de artikelen 11, 12 en 13).
Een aanmelding van een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie door de Minister van SZW wordt altijd vooraf gegaan door een aanwijzing ex artikel 7a van de Warenwet eveneens door de Minister van SZW. In de praktijk zijn deze taken gemandateerd aan de Inspectie SZW. De aanwijzing wordt openbaar gemaakt in de Staatscourant. De aanmelding wordt openbaar gemaakt in Nando. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie wat betreft de uitvoering van dit Warenwetbesluit een publiekrechtelijke taak vervult en bestuursorgaan is (artikel 1:1, eerste lid onder b, van de Algemene wet bestuursrecht). Hij dient zich dus, net zoals zijn rechtsvoorganger, de cki, te houden aan de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, Wet openbaarheid van bestuur en Wet op de nationale ombudsman.
Een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie die in aanmerking wenst te komen voor een aanwijzing en aanmelding moet een accreditatie van de RvA overleggen. De RvA accrediteert tegen een geharmoniseerde accreditatienorm die is gepubliceerd in het Official Journal van de Europese Unie. Om te bepalen welke accreditatienorm toepasselijk is, dient de Blue Guide als uitgangspunt. De RvA geeft aan voor welke delen van dit besluit en de richtlijn de accreditatie geldig is.
Accreditatie vindt altijd plaats tegen een integrale geharmoniseerde accreditatienorm. Accreditatie tegen uitsluitend delen van een geharmoniseerde accreditatienorm is niet mogelijk. Aanvullende eisen, zoals die zijn opgenomen in sectorale regelingen om specifieke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten te verrichten kunnen aanleiding zijn dat bepaalde normelementen uit andere geharmoniseerde accreditatienormen dan die waartegen integraal wordt geaccrediteerd een bruikbaar normartikel zijn. Om deze elementen niet uit te sluiten is opgenomen dat accreditatie tegen de van toepassing zijnde geharmoniseerde norm of delen daarvan plaatsvindt.
In beginsel geeft een accreditatie tegen de toepasselijke geharmoniseerde accreditatienorm(en) en met een passende scope het vermoeden van overeenstemming met de eisen voor aanwijzing en aanmelding in Nando. Het is niet de bedoeling dat de Minister van SZW de toetspunten van de accreditatie opnieuw beoordeelt.
Alle EU-conformiteitsbeoordelingsinstanties die tot op heden zijn aangewezen en aangemeld, beschikken naast een SZW-beoordeling als regel ook over een toepasselijke accreditatie.
Met de voorkeur voor accreditatie wordt aangesloten bij het Europees stelsel en vervalt de SZW-beoordeling. Daardoor vervalt ook het schema voor aanwijzing en toezicht op de instellingen voor conformiteitsbeoordelingsprocedures voor het Warenwetbesluit explosieveilig materieel, zoals opgenomen in de bijlage bij de Warenwetregeling explosieveilig materieel.
Dit besluit is een één-op-één implementatie van richtlijn 2014/34/EU. Bij de implementatie is verder gekozen voor een directe verwijzing naar richtlijn 2014/34/EU. De bepalingen van richtlijn 2014/34/EU zijn duidelijk en gezien de internationale dimensie van de markt voor explosieveilig materieel wordt veelal alleen met de tekst van de richtlijn gewerkt.
Van het beleid inzake vaste verandermomenten van regelgeving wordt afgeweken aangezien het hier implementatie van Europese regelgeving betreft.
De totstandkoming van dit nieuwe besluit betekent tevens dat de bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten behorende lijst van overtredingen en boetebedragen moet worden aangepast. Dit geschiedt middels artikel 16 van het besluit. De boetebedragen wijzigen niet. Dat zal op een later moment geschieden bij een in voorbereiding zijnde integrale herziening van dat besluit. Wat betreft de fase van het in de handel brengen en het op de markt aanbieden wordt gekomen tot een bestuurlijke boete in de vorm van een percentage van de omzet van het explosieveilig materieel waarmee/ten aanzien waarvan de overtreding is begaan.
In onderstaande tabel is het verband weergegeven tussen richtlijn 2014/34/EU en het Warenwetbesluit explosieveilig materieel 2016.
Richtlijn |
Wettelijke regeling |
Beleidsruimte. Betreft geharmoniseerde richtlijn. In het algemeen geen beleidsruimte |
---|---|---|
Artikel 1, eerste lid |
Artikel 1, eerste lid, onderdeel q, Besluit |
|
Artikel 1, tweede lid |
Artikel 1, tweede lid, Besluit |
|
Artikel 2 |
Artikel 1 Besluit |
|
Artikel 3, eerste lid |
Artikel 2 Besluit |
|
Artikel 3, tweede lid |
Artikel 16, eerste lid, Arbowet en Hoofdstuk 7 (arbeidsmiddelen) Arbobesluit |
|
Artikel 3, derde lid |
Artikel 8, tweede lid, Besluit |
|
Artikel 4 |
Artikelen 3, eerste lid, 5, eerste lid, en 7, eerste lid, Besluit |
|
Artikel 5 |
Artikel 2 Besluit |
|
Artikel 6 |
Artikel 3, eerste lid, Besluit |
Taal lid 8. Er is gekozen voor Nederlands |
Artikel 7 |
Artikel 4 Besluit |
|
Artikel 8 |
Artikel 5 Besluit |
Taal lid 4. Er is gekozen voor Nederlands |
Artikel 9 |
Artikel 6 Besluit |
|
Artikel 10 |
Artikelen 5, eerste lid, en 6 Besluit |
|
Artikel 11 |
Artikelen 3, eerste lid, 5, eerste lid, en 6, eerste lid, Besluit |
|
Artikel 12 |
Artikel 7, tweede lid, Besluit |
|
Artikel 13 |
Artikelen 2, derde lid, en 9 Besluit |
Taal lid 6. Er is gekozen voor Nederlands of andere door de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie aanvaarde taal |
Artikel 14 |
Artikelen 3, derde lid, en 9 Besluit |
Taal lid 2. Er is gekozen voor Nederlands of Engels |
Artikel 15 |
Artikelen 3, tweede lid, en 8 Besluit |
|
Artikel 16 |
Artikelen 3, tweede lid, en 8 Besluit |
|
Artikel 17 |
Procedureel, behoeft geen implementatie |
|
Artikel 18 |
Artikel 7a Warenwet en artikelen 11, eerste lid, 12 en 13, eerste lid, Besluit |
Lid 2. Er is gekozen voor alleen accreditatie. Overeenkomstig voorkeur EU-commissie. Zie verder NvT Algemeen |
Artikel 19 |
Artikel 13, eerste lid, Besluit |
|
Artikel 20 |
Procedureel, behoeft geen implementatie |
|
Artikel 21 |
Artikel 11, tweede lid, Besluit |
Aansprakelijkheidsverzekering nodig (negende lid) |
Artikel 22 |
Artikel 11, derde lid, Besluit |
|
Artikel 23 |
Artikel 11, vierde lid, Besluit |
|
Artikel 24 |
Artikel 11, eerste, tweede en vijfde lid, Besluit |
|
Artikel 25 |
Artikelen 11, eerste, vierde en vijfde lid, 12, eerste lid, en 13 Besluit |
|
Artikel 26 |
Bevoegdheid Commissie, behoeft geen implementatie |
|
Artikel 27 |
Artikelen 12, eerste lid, en 14, derde lid, Besluit |
|
Artikel 28 |
Bevoegdheid Commissie, behoeft geen implementatie. Met uitzondering van het vierde lid. Zie artikel 12, tweede lid, Besluit |
|
Artikel 29 |
Artikelen 10 en 11, tweede lid, Besluit |
|
Artikel 30 |
Hoofdstukken 6 en 7 Algemene wet bestuursrecht |
|
Artikel 31 |
Artikel 14, tweede en derde lid, Besluit |
|
Artikelen 32 en 33 |
Bevoegdheid Commissie, behoeft geen implementatie |
|
Artikel 34 |
Toepasselijkheid deel Vo. nr.765/2008, behoeft geen implementatie |
|
Artikel 35, eerste, derde en vierde lid |
Artikelen 3, eerste lid, 5, eerste lid, en 6, eerste lid, Besluit |
|
Artikel 35, tweede lid |
Procedureel, behoeft geen implementatie |
|
Artikel 35, vierde en achtste lid |
Artikelen 30, 32, 32k, 32l en 32m van de wet en Hoofdstuk 5 Algemene wet bestuursrecht |
|
Artikel 35, vijfde, zesde en zevende lid |
Procedureel, behoeft geen implementatie |
|
Artikel 36 |
Bevoegdheid Commissie en procedureel, behoeft geen implementatie |
|
Artikel 37, eerste lid |
Artikelen 3, eerste lid, 5, eerste lid, en 6, eerste lid, Besluit |
|
Artikel 37, tweede lid |
Artikelen 30, 32, 32k, 32l en 32m van de wet, last onder bestuursdwang/dwangsom (Hoofdstuk 5 Algemene wet bestuursrecht) |
|
Artikel 37, derde, vierde en vijfde lid |
Bevoegdheid Commissie en procedureel, behoeft geen implementatie |
|
Artikel 38 |
Artikelen 30, 32, 32k, 32l en 32m van de wet en Hoofdstuk 5 Algemene wet bestuursrecht en artikelen 3, eerste lid, 5, eerste lid, en 6, eerste lid, Besluit |
|
Artikel 39 |
Bevoegdheid Commissie, behoeft geen implementatie |
|
Artikel 40 |
Artikel 32a en 32b Warenwet en artikel 16 Besluit |
|
Artikel 41 |
Artikel 17 Besluit |
|
Artikelen 42 en 44 |
Artikel 19 Besluit |
|
Bijlagen |
Artikelen 3, eerste lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, 8, 9, 10, tweede lid, en 11, eerste lid, Besluit |
De gevolgen van richtlijn 2014/34/EU voor het bedrijfsleven zijn opgenomen in het Impact Assessment met kenmerk «SEC(2011) 1376 final» dat een begeleidend document is bij het document «10 proposals to align product harmonisation directives to decision No 768/2008/EC».
Volgens de effectbeoordeling van de Europese Commissie die in 2011 is gemaakt, zullen de voorgestelde maatregelen leiden tot een kostenstijging voor het betrokken bedrijfsleven. Met name de importeur en distributeur gaan kosten maken omdat richtlijn 2014/34/EU nu voor het eerst ook eisen aan hen stelt. Uit de effectbeoordeling volgt dat de kosten niet significant zullen stijgen, echter deze kosten zijn niet gekwantificeerd. Uit de effectenbeoordeling volgt in zijn algemeenheid dat de voordelen voor het bedrijfsleven opwegen tegen de kosten.
Voor de Nederlandse EU-conformiteitsbeoordelingsinstanties worden geen verhoging van kosten verwacht, omdat alle door de Minister van SZW aangewezen en aangemelde EU-conformiteitsbeoordelingsinstanties al zijn geaccrediteerd tegen de toepasselijke geharmoniseerde accreditatienorm en criteria van de richtlijn 2014/34/EU. De accreditatie, aanwijzing en aanmelding voor de richtlijn 2014/34/EU kunnen geschieden via een administratieve uitbreiding. Daaraan zijn nauwelijks kosten verbonden.
Het vervallen van de SZW-beoordeling vereenvoudigt het systeem van aanwijzing, aanmelding en toezicht en kan leiden tot kostenreductie. Deze besparing is echter niet te kwantificeren.
De redactionele opmerkingen van de RvA zijn daar waar mogelijk overgenomen. Ook de redactionele opmerkingen van de Inspectie SZW zijn daar waar mogelijk meegenomen. Het Regulier Overleg Warenwet heeft te kennen gegeven geen commentaar te hebben.
Het eerste lid van dit artikel bevat de op richtlijn 2014/34/EU afgestemde lijst van begripsbepalingen. Nieuwe begrippen zijn «accreditatie» (voorheen beoordeling), «EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie» (voorheen aangewezen aangemelde instelling), «distributeur», «gemachtigde vertegenwoordiger», «in de handel brengen», «marktdeelnemer», «nationale accreditatie-instantie» en «op de markt aanbieden». Het tweede lid bepaalt in navolging van artikel 1, tweede lid, van de richtlijn dat de aldaar genoemde producten (met name medische hulpmiddelen, apparaten voor gebruik in huiselijke, niet-commerciële sfeer, persoonlijke beschermingsmiddelen, zeeschepen, mobiele offshore-installaties en vervoermiddelen) niet onder de werking van dit besluit vallen.
Dit artikel bevat de algemene verplichtingen voor fabrikanten, gemachtigden van fabrikanten, importeurs en distributeurs. Aldus ook artikel 3a van het Warenwetbesluit explosieveilig materieel.
Deze artikelen bevatten de specifieke verplichtingen voor de fabrikant (artikel 3), de gemachtigde van de fabrikant (artikel 4), de importeur (artikel 5) en de distributeur (artikel 6). De verplichtingen van de distributeur zijn nieuw. In alle gevallen wordt rechtstreeks verwezen naar de specifieke verplichtingen van de richtlijn. Deze verplichtingen zijn voldoende duidelijk en, zoals reeds opgemerkt in paragraaf A Algemeen, werken de geadresseerden als regel uitsluitend met de tekst van de richtlijn. Instructies en informatie aangaande veiligheid worden in ieder geval in de Nederlandse taal aangeleverd. De fabrikant en importeur zien daarop toe. De EU-conformiteitsverklaring mag in de Nederlandse of Engelse taal zijn.
Dit artikel regelt in navolging van artikel 12 van de richtlijn, wanneer een product vermoed wordt EU-conform te zijn.
Dit artikel bevat de procedure ter zake van CE-markering van explosieveilig materieel. Het tweede lid bepaalt dat producten die niet zijn voorzien van CE-markering of in ander opzicht niet voldoen aan de eisen van dit besluit, onder bepaalde voorwaarden toch mogen worden getoond en gebruikt op handelsbeurzen en tentoonstellingen. Het gaat hierbij om het tonen en gebruiken van producten in de handelsketen door de professionele gebruiker. Aldus ook artikel 16 van het Warenwetbesluit explosieveilig materieel.
Dit artikel betreft de door de fabrikant te volgen procedure ter zake van de beoordeling van de conformiteit van explosieveilig materieel en welke documenten hij daarbij moet overleggen aan de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie en in welke taal (namelijk in de Nederlandse taal of een andere door de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie geaccepteerde taal). In zijn algemeenheid wordt, zoals dat ook geschiedde in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel, rechtstreeks verwezen naar de bepalingen van de richtlijn. Artikel 10 bepaalt in welke gevallen de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie tot intrekking van een verklaring of goedkeuring dient over te gaan.
Deze artikelen bevatten de procedure betreffende de aanwijzing van instellingen als EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie en de gronden voor weigering, wijziging, schorsing en intrekking (niet of niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen, toerekenbaar onjuiste informatie verstrekken waardoor zij ten onrechte is aangewezen of onder andere voorwaarden zou zijn aangewezen, dan wel de taken waarvoor zij is aangewezen, niet naar behoren nakomen). Dit kan mede zijn ingegeven door onderzoek van de Commissie als bedoeld in artikel 28 van de richtlijn. Ingevolge de artikelen 7a tot en met 7e van de Warenwet is de Minister van SZW bevoegd met betrekking tot de in artikel 1, onderdeel d, van de Warenwet genoemde technische voortbrengselen (waaronder explosieveilig materieel) instellingen aan te wijzen die bevoegd zijn tot de door hem aan te wijzen werkzaamheden bij de voor die voortbrengselen voorgeschreven keurings- of beoordelingsprocedures. In het verlengde hiervan is de Minister van SZW aanmeldende autoriteit in de zin van de richtlijn (artikel 13). In de praktijk zijn deze taken, zoals reeds opgemerkt in de paragraaf A Algemeen, gemandateerd aan de Inspectie SZW.
Voor de eisen wordt rechtstreeks verwezen naar de bepalingen van de richtlijn (artikel 11, eerste lid).
Onder het Warenwetbesluit explosieveilig materieel diende de instelling een beoordeling te laten verrichten door de RvA, waarbij deze gebruik maakte van door SZW vastgestelde schema’s voor aanwijzing en toezicht, zoals opgenomen in een bijlage bij de Warenwetregeling explosieveilig materieel. Er waren drie instellingen aangewezen en aangemeld. Zoals reeds uitgebreid toegelicht in Paragraaf A Algemeen, is de beoordeling vervangen door accreditatie door de RvA (artikel 11, vierde lid). De SZW-schema’s zijn hiermee vervallen.
De EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie mag haar taken uitbesteden, mits met inachtneming van artikel 23 van de richtlijn (artikel 11, derde lid).
Uitgangspunt is dat accreditatie in principe steeds de grondslag is voor de aanwijzing, met dien verstande dat in geval van uitzonderlijke omstandigheden in plaats van accreditatie andere bewijsstukken mogen worden overlegd om conformiteit met de eisen van de richtlijn aan te tonen (artikel 11, vijfde lid). Die uitzonderlijke omstandigheid doet zich in de visie van de regering, gezien de uitgangspunten en opzet van de richtlijn, alleen voor als er geen nationale accreditatie-instantie meer bevoegd is om de werkzaamheden uit te voeren en er geen andere Europese accreditatie-instantie is die de werkzaamheden kan overnemen.
De nationale accreditatie-instantie toets op grond van de toepasselijke accreditatienorm en de wettelijke bepalingen of de conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de integriteitsbepalingen. Hierbij wordt een systeem audit uitgevoerd, waarbij het schema en aanvullende documenten van de conformiteitsbeoordelingsinstantie worden getoetst aan de toepasselijke geharmoniseerde accreditatienorm en de wettelijke eisen. Tevens wordt een operationele audit uitgevoerd waarbij wordt getoetst of het schema en de aanvullende documenten in de praktijk ook correct worden toegepast. Onderdeel hiervan is een beoordeling door de nationale accreditatie-instantie of de conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de integriteitbepalingen als opgenomen in de richtlijn. Hierin wordt geen informatie over de integriteit van individuele bestuurders meegenomen. Dit is, gezien de gevoeligheid, ook niet aan de nationale accreditatie-instantie.
Daarom is er voor gekozen dat de minister van SZW bij signalen over fraude een toets van de individuele bestuurders kan aanvragen op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).
De Minister van SZW kan die resultaten meenemen in de afweging om over te gaan tot aanwijzing en aanmelding of intrekken van de aanwijzing en aanmelding (zie artikel 12, derde en vierde lid).
Indien de RvA van plan is een accreditatie te schorsen of in te trekken, of de Minister van SZW van plan is de aanwijzing en aanmelding te schorsen of in te trekken, dan informeren de RvA en de Minister van SZW elkaar. Dit met het oog op de consequenties voor de aanwijzing, aanmelding en de accreditatie.
Dit artikel regelt de periodiek door de Minister van SZW (in de praktijk Inspectie SZW) te verrichten controle op het functioneren van EU-conformiteitsbeoordelingsinstanties. Aldus ook artikel 17c van het Warenwetbesluit explosieveilig materieel.
Het tweede lid regelt de uitwisseling van informatie tussen betrokken partijen (de Minister van SZW, EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie en RvA). Dit wordt nader geregeld bij ministeriele regeling. De informatie-uitwisseling met de Minister van SZW heeft geen betrekking op gegevens die de RvA, als nationale accreditatie-instantie, alleen mag delen met de EU-conformiteitsbeoordelingsinstanties.
Het derde lid ziet op overdracht van dossiers bij beëindiging van de activiteiten of blijvende intrekking van de aanwijzing en aanmelding.
Het kan voorkomen dat een EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie de activiteiten waarvoor zij is aangewezen en aangemeld, wenst te beëindigen. Dat kan geschieden door actief te verzoeken om intrekking van de aanwijzing, maar ook door geen nieuwe aanwijzing aan te vragen, dus door het laten verstrijken van de looptijd van de aanwijzing. Alvorens op een van deze manieren haar activiteiten te beëindigen (en bij een actief verzoek de aanwijzing en aanmelding kunnen worden ingetrokken), moet de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie in overleg treden met de marktdeelnemer of gebruiker (verder te noemen: klant) over de overdracht van de onderhavige dossiers aan een andere EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie. Dit alles moet bovendien tijdig gebeuren, dat wil zeggen op een zodanig tijdstip dat de overheveling van dossiers afgerond is voordat de aanwijzing is afgelopen.
Dit alles geldt in gelijke mate als de aanwijzing en aanmelding actief blijvend worden ingetrokken door de Minister van SZW. De Minister van SZW zal bij het blijvend intrekken van de aanwijzing in voorkomend geval een zodanige termijn hanteren, dat de overheveling van dossiers door EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie op zorgvuldige wijze kan geschieden. Daarbij kan de Minister van SZW in voorkomend geval bepalen dat de EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie gedurende die periode geen keurings-werkzaamheden meer mag verrichten.
Bij de overheveling van de dossiers is de keuze van de klant leidend. Alleen als er geen andere EU-conformiteitsbeoordelingsinstantie is, draagt zij de dossiers over aan de Minister van SZW. In het Warenwetbesluit explosieveilig materieel was dat laatste nog de hoofdregel.
Dit artikel betreft de doorwerking van toekomstige wijzigingen van de richtlijn (bijlagen daarvan). Als regel is dat het geval, tenzij bij ministeriele regeling anders wordt bepaald.
Dit artikel bevat een wijziging van de in de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten opgenomen overtredingen, zodat deze thans is gekoppeld aan het Warenwetbesluit explosieveilig materieel 2016. De boetebedragen wijzigen niet.
Deze overgangsbepaling geeft uitvoering aan artikel 41 van de richtlijn.
Ingevolge het eerste lid van artikel 19 treden de bepalingen betreffende de aanwijzingsprocedure en periodieke controle direct in werking. Dit maakt het mogelijk voor de huidige certificerende en keuringsinstanties om de nieuwe procedure al in gang te zetten, zodat hun aanwijzing rond kan zijn op het moment dat het nieuwe keuringsregime in volle omvang in werking treedt, namelijk 20 april 2016 (conform de artikelen 42 en 44 van de richtlijn).
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2016-78.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.