Besluit van 12 december 2016, houdende regels inzake eindapparaten ter implementatie van richtlijn 2008/63/EG (Besluit eindapparaten)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 3 oktober 2016, nr. WJZ/ 16143703;

Gelet op richtlijn nr. 2008/63/EG van de Commissie van 20 juni 2008 betreffende de mededinging op de markten van telecommunicatie-eindapparatuur (PbEG 2008, L 162) en op artikel 18.2, onder b, van de Telecommunicatiewet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 november 2016, nr. W15.16.0310/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 8 december 2016, nr. WJZ /16181108;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. eindapparaten:
  • i. apparaten of radioapparaten die per draad, per optische vezel of via elektromagnetische golven direct of indirect zijn aangesloten op de netwerkaansluitpunten van een openbaar telecommunicatienetwerk ten behoeve van overbrenging, verwerking of ontvangst van informatie; een aansluiting is indirect wanneer een apparaat of radioapparaat geplaatst is tussen het eindapparaat en het netwerkaansluitpunt van een openbaar telecommunicatienetwerk;

  • ii. satellietgrondstation-apparaten;

b. satellietgrondstation-apparaten:

radioapparaten die kunnen worden gebruikt voor uitzenden of voor uitzenden en ontvangen, of uitsluitend voor ontvangen van radiocommunicatiesignalen door middel van satellieten of andere systemen in de ruimte.

Artikel 2

Een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk publiceert de technische specificaties van de netwerkaansluitpunten op genoegzame wijze op de eigen internetpagina, voordat via deze netwerkaansluitpunten diensten aan het publiek beschikbaar worden gesteld.

Artikel 3

Een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk zorgt er voor dat eindapparaten die voldoen aan de bij of krachtens het Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2016 onderscheidenlijk het Besluit radioapparaten 2016 gestelde eisen, op daartoe geschikte netwerkaansluitpunten kunnen worden aangesloten en kunnen blijven worden gebruikt.

Artikel 4

  • 1. Het is verboden om een eindapparaat op een openbaar telecommunicatienetwerk aan te sluiten indien het niet voldoet aan de bij of krachtens het Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2016 onderscheidenlijk het Besluit radioapparaten 2016 gestelde eisen.

  • 2. Het is verboden om een satellietgrondstation-apparaat op een openbaar telecommunicatienetwerk aan te sluiten of op te starten indien het niet voldoet aan de bij of krachtens het Besluit radioapparaten 2016 gestelde eisen.

Artikel 5

Verzoeken om handhaving over de toepassing van dit besluit worden ingediend bij en behandeld door de Autoriteit Consument en Markt.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 3 februari 2016 tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2014/30/EU en richtlijn 2014/53/EU in werking treedt.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit eindapparaten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 12 december 2016

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Uitgegeven de eenentwintigste december 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit vervangt de artikelen 14 tot en met 17 van het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007 en strekt ter implementatie van richtlijn 2008/63/EG van de Europese Commissie van 20 juni 2008 betreffende de mededinging op de markten van telecommunicatie-eindapparatuur (PbEU 2008 L 163) (hierna: richtlijn 2008/63/EG). Deze richtlijn heeft als doel de mededinging op de markten van telecommunicatie-eindapparatuur te bevorderen op basis van de transparantie van technische eisen, die het vrije handelsverkeer in eindapparatuur mogelijk maken, de transparantie van de kenmerken van de netwerkaansluitpunten van het openbaar telecommunicatienetwerk waaraan eindapparaten moeten worden aangesloten, en de opheffing van mogelijke beperkingen voor eindgebruikers om eindapparaten aan te sluiten op netwerkaansluitpunten van openbare telecommunicatienetwerken.

De genoemde artikelen 14 tot en met 17 van het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007 strekten ter implementatie van richtlijn 2008/63/EG en een aantal voor telecommunicatie-eindapparaten relevante bepalingen in richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (PbEG 1999 L 91) (hierna: R&TTE-richtlijn). De R&TTE-richtlijn is vervangen door richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PbEU 2014 L 153) (hierna: Radioapparaten richtlijn). De Radioapparaten richtlijn is geïmplementeerd in het Besluit radioapparaten 2016 waarmee het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007 is ingetrokken.

De bepalingen omtrent netwerkaansluitpunten en toegang tot openbare telecommunicatienetwerken in de R&TTE richtlijn (artikel 4, lid 2, en artikel 7, leden 3, 4 en 5, van de R&TTE richtlijn) zijn niet opgenomen in de Radioapparaten richtlijn omdat soortgelijke voorschriften gelden op grond van de artikelen 3, 4 en 5 van richtlijn 2008/63/EG. De Europeesrechtelijke basis voor de bepalingen in de Nederlandse wetgeving die betrekking hebben op eindapparaten is daarmee gewijzigd en beperkt tot richtlijn 2008/63/EG. Omwille van stroomlijning en transparantie is ervoor gekozen deze bepalingen in een apart besluit op te nemen.

De betreffende bepalingen hebben betrekking op de verplichting voor aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken om informatie en eventuele wijzigingen daarin over de technische specificaties van netwerkaansluitpunten bekend te maken (artikel 4 van richtlijn 2008/63/EG, corresponderend met artikel 14 van het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007), en op mogelijkheden om eindapparatuur aan te sluiten op daartoe geschikte netwerkaansluitpunten (artikel 4 van richtlijn 2008/63/EG, corresponderend met artikelen 15, 16 en 17 het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007).

2. Reikwijdte

Dit besluit ziet op netwerkaansluitpunten en eindapparaten. Ingevolge artikel 1, onderdeel a, van richtlijn 2008/63/EG, dat is geïmplementeerd in artikel 1, onderdeel a, van dit besluit, omvatten eindapparaten, met inbegrip van satellietgrondstation-apparaten, apparaten die per draad, per optische vezel of via elektromagnetische golven direct of indirect zijn aangesloten op de netwerkaansluitpunten van een openbaar telecommunicatienetwerk ten behoeve van overbrenging, verwerking of ontvangst van informatie. Een aansluiting is indirect wanneer een of meerdere apparaten geplaatst zijn tussen het eindapparaat en het netwerkaansluitpunt van het openbaar telecommunicatienetwerk.

Satellietgrondstation-apparaten zijn radioapparaten die kunnen worden gebruikt voor uitzenden of voor uitzenden en ontvangen, of uitsluitend voor ontvangen van radiocommunicatiesignalen door middel van satellieten of andere systemen in de ruimte.

3. Transparantie van netwerkaansluitpunten van openbare telecommunicatienetwerken

Voor het vrije gebruik van eindapparatuur door gebruikers van elektronische communicatiediensten is het van belang dat de fysieke eigenschappen van de netwerkaansluitpunten van openbare telecommunicatienetten door de exploitanten worden gepubliceerd (artikel 4 van richtlijn 2008/63/EG). Deze verplichting is in uitgewerkte vorm opgenomen in artikel 2 van dit besluit en is, uitgezonderd de wijze waarop de informatie moet worden verstrekt, inhoudelijk ongewijzigd ten opzichte van de oude situatie.

Een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk moet informatie over de technische specificaties van de netwerkaansluitpunten op genoegzame wijze, op een eigen internetpagina, bekend maken voordat via deze netwerkaansluitpunten op basis van deze technische specificaties diensten aan het publiek beschikbaar worden gesteld. Het doel van deze bepaling is dat de bedoelde technische specificaties nauwkeurig genoeg zijn zodat fabrikanten eindapparaten kunnen ontwerpen waarmee alle via het netwerkaansluitpunt verstrekte diensten kunnen worden gebruikt en zodat eindgebruikers de mogelijkheid hebben de door hen gekozen eindapparaten in te stellen voor gebruikmaking van de dienstverlening. Dit kan gaan om bijvoorbeeld gegevens over de voor telecommunicatiediensten gebruikte servers en (IP) transportprotocollen die door de betreffende telecomaanbieder in het kader van de dienstverlening worden gebruikt.

De bedoelde technische specificaties moeten in de context van genoegzame bekendmaking hiervan bekend zijn gemaakt binnen een redelijke termijn voordat via deze netwerkaansluitpunten op basis van deze technische specificaties diensten aan het publiek beschikbaar worden gesteld. Ook wijzigingen in deze specificaties moeten binnen een redelijke termijn voor de datum waarop die wijzigingen ingaan, bekend zijn gemaakt. De bekendmaking van de specificaties moet voorts tenminste geschieden via een eigen internetpagina van de telecomaanbieder. Ten opzichte van de voorgaande situatie is de eis dat de informatie wordt verstrekt aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) vervallen. Door verplichte publicatie via internet, als efficiënt middel om fabrikanten en gebruikers te informeren, is tussenkomst van de ACM hierbij niet langer noodzakelijk. De informatie, bijvoorbeeld wanneer deze gebruikersgebonden is, kan uiteraard tevens worden verstrekt via gerichte communicatie met eindgebruikers, bijvoorbeeld in schriftelijke vorm bij het afsluiten van contracten. De bedoelde informatie en de wijze van bekendmaking is van belang voor aanbieders van eindapparaten om deze apparatuur te kunnen ontwikkelen, en waar van toepassing ook voor gebruikers, om de werking van in gebruik zijnde apparatuur aan te passen aan gewijzigde specificaties van netwerkaansluitpunten. Het hanteren van een bepaalde termijn tussen de publicatie van de bedoelde specificaties en de levering van diensten op basis van deze specificaties moet onder meer producenten van eindapparaten en bestaande gebruikers van telecommunicatienetwerken die deze eindapparaten gebruiken, in staat stellen in het geval van te wijzigen specificaties van netwerkaansluitpunten tijdig hardwarematige of softwarematige wijzigingen door te voeren en zo de juiste werking van eindapparaten te continueren.

4. Toegang

De verplichting voor een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk om er voor zorg te dragen dat eindapparaten die voldoen aan de bij of krachtens het Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2016 onderscheidenlijk het Besluit radioapparaten 2016 gestelde eisen, op daartoe geschikte netwerkaansluitpunten kunnen worden aangesloten, is inhoudelijk ongewijzigd overgenomen uit het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007 (artikel 3 van het onderhavige besluit). Deze toegangsverplichting ziet op het in gebruik nemen van en het gebruik van eindapparatuur op een openbaar telecommunicatienetwerk. In het kader van deze verplichting mogen door een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk geen belemmeringen worden opgeworpen voor het afnemen van diensten door eindgebruikers met gebruik van eindapparaten die zijn geleverd door derde partijen. Uiteraard moeten die eindapparaten wel geschikt zijn om op het netwerk van die aanbieder te kunnen worden aangesloten. Of dit het geval is hangt af van het doelgebruik en de daarbij horende specificaties van het eindapparaat, die zijn af te leiden uit de door de fabrikant opgestelde documentatie voor het eindapparaat. Zo moet een modem dat bedoeld is voor aansluiting op een netwerk die een DOCSIS standaard ondersteunt aangesloten kunnen worden op alle netwerken die deze standaard toepassen.

De toegangsverplichting heeft een ruimere werking dan het fysiek kunnen aansluiten van eindapparaten. Zo zullen, al dan niet op verzoek van de eindgebruiker, ook technische en administratieve parameters voor zover deze niet vallen onder de in artikel 2 genoemde technische specificaties, aan de eindgebruiker bekend moeten worden gemaakt. Dit geldt bijvoorbeeld voor gegevens om instellingen van eindapparaten te kunnen inzien of beheren, zoals gebruikersnamen en wachtwoorden, indien dat nodig is om andere eindapparaten direct of indirect aan te kunnen sluiten op een door een telecomaanbieder geleverd eindapparaat. Waar nodig zal de aanbieder ook zelf handelingen moeten verrichten om eindapparaten die toegang te verlenen. Daar kan het mede gaan om het verlenen van beveiligde toegang tot een netwerk via het gebruik van hardware-identifiers van eindapparaten. In de praktijk kan het bijvoorbeeld voorkomen dat een zogenaamd MAC-adres dat een modem identificeert moet worden ingevoerd in het netwerk van de aanbieder teneinde een (beveiligde) toegang tot het netwerk te realiseren.

De informatie over de hier bedoelde parameters en wijzigingen daarin moeten tijdig worden verstrekt aan alle eindgebruikers. In het geval van nieuwe gebruikers moet deze informatie uiterlijk worden verstrekt op het moment dat de dienstverlening aanvangt. In het geval van tussentijdse wijzigingen moet het voor bestaande gebruikers mogelijk zijn de relevante instellingen in de eindapparaten aan te passen en daarbij te voorkomen dat eindapparaten (tijdelijk) niet functioneren. Alleen zo kan ook in de praktijk effectieve concurrentie wordt gewaarborgd.

Het kunnen (blijven) gebruiken van eindapparaten op een openbaar telecommunicatienetwerk is ook afhankelijk van de programmatuur die noodzakelijk is voor de werking van eindapparaten (firmware). In het geval dat voor een eindapparaat specifieke programmatuur wordt bijgewerkt en, al dan niet op automatische wijze via het open internet, beschikbaar wordt gesteld door de fabrikant of aanbieder van dat eindapparaat dient de gebruiker dan ook adequate toegang te hebben tot deze bijgewerkte programmatuur als het eindapparaat is aangesloten op een openbaar telecommunicatienetwerk. Indien een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk bepaalde functionaliteit van een eindapparaat beheert ten behoeve van de toegang tot zijn netwerk waardoor de gebruiker van het eindapparaat geen of verminderde controle heeft over het bijwerken van deze programmatuur, dient die aanbieder dan ook in beginsel maatregelen te treffen waardoor de beschikbaarheid daarvan voor die gebruiker niet in het geding komt.

Een uitzondering op het recht om een eindapparaat aan te sluiten vormt de situatie dat een eindapparaat niet voldoet aan de bij of krachtens het Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2016 onderscheidenlijk het Besluit radioapparaten 2016 gestelde eisen (artikel 4 van dit besluit ter implementatie van artikel 3, tweede alinea, onderdelen a en b, van richtlijn 2008/63/EG). Het is in dat geval verboden om het betrokken eindapparaat op een openbaar telecommunicatienetwerk aan te sluiten. Deze bepaling ziet op zowel telecomdienstaanbieders als de eindgebruikers van openbare telecommunicatienetwerken. De bepaling is van belang om het aansluiten van een eindapparaat dat bijvoorbeeld schadelijke interferentie kan veroorzaken of het telecommunicatienetwerk of de werking daarvan kan schaden te voorkomen, of, bij bestaand gebruik, binnen kort tijdsbestek dit gebruik te beëindigen. Voor satellietgrondstation-apparaten geldt tevens het verbod om een satellietgrondstation-apparaat dat niet aan de bij of krachtens het Besluit radioapparaten 2016 gestelde eisen voldoet, op te starten (artikel 4, tweede lid, van dit besluit). De bepalingen in artikel 4 van dit besluit vervangen feitelijk artikelen 16 en 17 van het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007 op grond waarvan aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken het recht hebben om eindapparaten of satellietgrondstation-apparaten die voldoen aan de genoemde eisen, niet aan te sluiten of af te sluiten dan wel buiten gebruik te stellen indien deze apparaten ernstige schade toebrengen aan een telecommunicatienetwerk, schadelijke interferentie veroorzaken of het telecommunicatienetwerk of de werking daarvan schaden, met voorafgaande toestemming van of informeren van de ACM. Richtlijn 2008/63/EG biedt die ruimte niet meer. De systematiek van deze richtlijn vereist dat de regie in deze gevallen meer bij de toezichthouder wordt belegd, en dat de verantwoordelijkheid in deze gevallen ook bij gebruikers komt te liggen.

5. Toezicht

De ACM houdt toezicht op de naleving van dit besluit (artikel 5 van dit besluit) door gebruik te maken van de reguliere handhavingsbevoegdheden op grond van de Telecommunicatiewet. Achtergrond hierbij is dat de transparantie- en toegangsverplichtingen in dit besluit sterk met elkaar samenhangen en doelstellingen dienen ten aanzien van marktwerking en eindgebruikersbelangen. Dit ligt op het terrein van de ACM.

6. Regeldruk

Dit besluit heeft geen significante kwantificeerbare gevolgen voor de regeldruk. Er is geen sprake van inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van reeds bestaande bepalingen. Er zijn daarom geen effecten voor wat betreft inhoudelijke nalevingskosten. Wel is er sprake van een kleine vermindering van administratieve lasten voor overheid en bedrijven door het vervallen van de eis dat informatie over technische specificaties van netwerkaansluitpunten moet worden verstrekt aan de ACM en de eis dat de wijze van bekendmaking van deze informatie moet worden gepubliceerd in de Staatscourant. Voor de burger zijn er geen regeldrukeffecten.

7. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

Door de ACM is een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets (UHT) uitgevoerd op dit besluit. De ACM heeft een aantal voorstellen gedaan ter verduidelijking en aanscherping van dit besluit. De conclusie van de toets is dat de bepalingen in het besluit uitvoerbaar en handhaafbaar zijn mits rekening gehouden met de genoemde voorstellen.

Een opmerking betrof de verplichting van aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken in het geval dat er bijgewerkte de programmatuur beschikbaar wordt gesteld voor door hun eindgebruikers zelf gekozen eindapparaten, zonodig mee te werken aan de distributie daarvan naar deze eindgebruikers. Dit is reeds onderdeel van de verplichting op grond van artikel 3 en is als zodanig geëxpliciteerd in de toelichting. Voorts is op suggestie van de ACM verduidelijkt dat de ACM als toezichthouder voor dit besluit gebruik kan maken van de reguliere handhavingsbevoegdheden op grond van de Telecommunicatiewet.

8. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking tegelijk met de wetswijziging. Er is afgeweken van het systeem van vaste verandermomenten omdat met dit besluit bindende Europese regelgeving wordt geïmplementeerd.

II. Transponeringstabel Richtlijn 2008/63/EU

Richtlijn 2008/63/EU

Wettelijke regeling

Beleidsruimte (Betreft geharmoniseerde richtlijn. In het algemeen geen beleidsruimte.)

Toelichting

Artikel 1

Artikel 1 Besluit

   

Artikel 2

De bepaling behoeft geen implementatie omdat bijzondere of uitsluitende rechten reeds zijn afgeschaft.

   

Artikel 3

Artikel 4 Besluit

   

Artikel 4

Artikel 2 en artikel 3 Besluit

   

Artikel 5 en 6

Het betreft facultatieve bepalingen waar geen gebruik van gemaakt wordt.

   

Artikel 7

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Verplicht tot feitelijk handelen.

   

Artikel 8

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Betreft overgangsbepaling.

   

Artikel 9 en 10

De bepalingen behoeven naar zijn aard geen implementatie. Gebruikelijke slotbepalingen van een richtlijn.

   

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven